ECLI:NL:RBNNE:2021:2735

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
18/840022-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot moord en poging tot afpersing na beoordeling van bewijs en rol van verdachte

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, geboren in 2005, heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 juni 2021 uitspraak gedaan. De verdachte was aangeklaagd voor poging tot moord en poging tot afpersing, gepleegd op of omstreeks 30 januari 2020 te Stadskanaal. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer met een mes, alsook het dwingen van het slachtoffer tot afgifte van geld en/of een mobiele telefoon door middel van geweld of bedreiging met geweld. Tijdens de zitting op 1 juni 2021 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat W.G. ten Have, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde dat de medeverdachte, en niet de verdachte, de daden had gepleegd die aan de verdachte waren toegeschreven. De verdachte had slechts een passieve rol gespeeld door achter de medeverdachte aan te lopen. Hierdoor was er onvoldoende bewijs voor medeplegen.

Daarnaast had de benadeelde partij, het slachtoffer, zich gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding. De rechtbank oordeelde echter dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk was, omdat het feit niet bewezen was. De benadeelde partij kon haar vordering enkel bij de burgerlijke rechter indienen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en bepaalde dat de kosten door beide partijen gedragen moesten worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/840022-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 juni 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats],
ingeschreven te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 juni 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door W.G. ten Have, advocaat te Winschoten.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 januari 2020 te Stadskanaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), met een (op een) mes (gelijkend voorwerp), althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in de rug en/of (elders) in het lichaam heeft/hebben gestoken en/of op en/of tegen de rug/het lichaam heeft/hebben geslagen en/of (daarmee) van de fiets heeft/hebben geduwd/gestoten en/of naar de grond heeft/hebben gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
en/of
hij op of omstreeks 30 januari 2020 te Stadskanaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of een mobiele telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), met een (op een) mes (gelijkend voorwerp), althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in de rug en/of (elders) in het lichaam heeft/hebben gestoken en/of op en/of tegen de rug/het lichaam heeft/hebben geslagen en/of (daarmee) van de fiets heeft/hebben geduwd/gestoten en/of naar de grond heeft/hebben gebracht en/of een (op een)mes (gelijkend voorwerp), althans een (scherp en/of puntig) voorwerp hij haar buik heeft/hebben gehouden en/of aan haar heeft/hebben toegevoegd: “geef me je geld” en/of dat zij haar telefoon aan verdachte en/of zijn mededader(s) moest afgeven, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens vrijspraak gevorderd van het ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hiervan daarom worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe dat zij bij vonnis van heden heeft geoordeeld dat het de medeverdachte [medeverdachte] is geweest die het slachtoffer tot stoppen heeft gebracht en haar in haar rug heeft gestoken. Verdachte heeft daarbij geen rol van enige betekenis gespeeld. Verdachte heeft niet meer gedaan dan achter de medeverdachte aanlopen, waardoor hij – op enige afstand – aanwezig was toen de medeverdachte het slachtoffer neerstak. Dat dit niet voldoende is voor het aannemen van medeplegen behoeft verder geen betoog.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.021,46 ter vergoeding van materiële schade en € 3.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij afgewezen dient te worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, gelet op de bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. J. van Bruggen, rechters, bijgestaan door mr. S. Fokkert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juni 2021.