ECLI:NL:RBNNE:2021:2821

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
8 juli 2021
Zaaknummer
21/1315
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving obstakelverlichting Windpark N33

Op 6 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Midden-Groningen. De zaak betreft een verzoek om handhaving van artikel 4.1.3 van het inpassingsplan Windpark N33, dat de obstakelverlichting regelt. Verweerder had eerder, op 16 april 2021, het verzoek om handhaving afgewezen en een waarschuwing gegeven aan vergunninghouders om de overtreding te beëindigen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en op 30 april 2021 verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op 22 juni 2021 de zaak behandeld. Verzoeker stelde dat de knipperende verlichting van de windturbines in strijd is met het inpassingsplan, dat vastbrandende verlichting voorschrijft. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was, maar dat het verzoek om voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker geen belang had bij de gevraagde voorziening, omdat verweerder inmiddels een last onder dwangsom had opgelegd aan de vergunninghouders om de overtreding te beëindigen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/1315

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 juli 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [plaats 1] , verzoeker,

(mr. dr. J.G.L. van Nus)
en

het college van burgemeester en wethouders van Midden-Groningen, verweerder.

Als derde belanghebbenden hebben
[derde belanghebbende 1]en
[derde belanghebbende 2](vergunninghouders) en
de minister van Infrastructuur en Milieu, Inspectie Leefomgeving en Transport(ILT) (mr. dr. H. Caglayankaya) aan het geding deelgenomen.

Procesverloop

Bij besluit van 16 april 2021 heeft verweerder het verzoek om handhaving van artikel 4.1.3 van het inpassingsplan Windpark N33, de bepaling die de obstakelverlichting regelt, afgewezen. Verweerder heeft conform het handhavingsbeleid een waarschuwing aan vergunninghouders gegeven om een eind te maken aan de overtreding. Hiervoor is vergunninghouders een termijn van zes weken gegeven.
Tegen dit besluit heeft verzoeker op 27 april 2021 bezwaar gemaakt. Tevens heeft verzoeker op 30 april 2021 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 1 juni 2021 heeft verweerder aan vergunninghouders een last onder dwangsom opgelegd om de overtreding van artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo, in combinatie met artikel 4.1.3 onder b van het Inpassingsplan binnen één week te beëindigen en beëindigd te houden. Dit onder straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag.
Het bezwaar en het verzoek om voorlopige voorziening zijn op grond van artikel 6:19 van de Awb van rechtswege mede gericht tegen het besluit van 1 juni 2021.
Het geschil is behandeld op de zitting van 22 juni 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door gemachtigde bovengenoemd en [aanwezige 1] . Namens verweerder zijn [aanwezige 2] en [aanwezige 3] verschenen. Namens vergunninghouders is [aanwezige 4] verschenen, bijgestaan door [aanwezige 5] en [aanwezige 6] . Namens ILT zijn gemachtigde en [aanwezige 7] verschenen.

Overwegingen

1.1.
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), kan, indien tegen een besluit bij de bestuursrechter voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. De overlast die verzoeker ervaart van de knipperende verlichting levert naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende spoedeisend belang.
3. Gesteld voor de vraag of er aanleiding bestaat om een voorlopige voorziening te treffen, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
3.1.
In artikel 4.1.3, onderdeel b, van het Inpassingsplan “Windpark N33” is bepaald dat alvorens het windpark voor energieproductie in gebruik genomen en gehouden mag worden, de obstakelverlichting op de turbines gerealiseerd dient te zijn conform een door Inspectie Leefomgeving en Transport goedgekeurd verlichtingsplan, waarbij geldt dat de verlichting vastbrandend dient te zijn.
3.2.
Op 5 april 2017 heeft de minister van Infrastructuur en Waterstaat (de minister) instemming gegeven aan het verlichtingsplan voor het Windpark N33.
3.3.
Op 3 april 2019 heeft de minister instemming gegeven aan de nadere specificatie van de eigenschappen van de lampen ten behoeve van obstakelverlichting voor de windturbines van het Windpark N33.
3.4.
Op 10 december 2020 heeft verzoeker een bezwaarschrift ingediend tegen het verlenen van instemming. Hierbij heeft verzoeker aangevoerd dat het inpassingsplan Windpark N33 vastbrandende obstakelverlichting voorschrijft op de windturbines. Het verlichtingsplan waarmee ILT heeft ingestemd schrijft in strijd met die bepaling flitsende dagverlichting voor.
3.5.
Bij brief van 29 december 2020 heeft verzoeker bij verweerder gevraagd om handhaving van artikel 4.1.3, onderdeel b, van het Inpassingsplan “Windpark N33”.
3.6.
Bij besluit van 23 februari 2021 heeft de minister het bezwaar van verzoeker tegen instemming met het verlichtingsplan niet-ontvankelijk verklaard. Volgens de minister is er geen sprake van een besluit waartegen bezwaar open staat.
3.7.
Bij besluit van 16 april 2021 heeft verweerder naar aanleiding van het onderhavige handhavingsverzoek een waarschuwing gegeven aan vergunninghouders om de overtreding te beëindigen.
3.8.
Bij uitspraak van 12 mei 2021 heeft deze rechtbank, naar aanleiding van het beroep van eiser tegen het besluit van de minister om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, bepaald dat de instemmingsbeslissingen van zowel 5 april 2017 als 3 april 2019 moeten worden aangemerkt als besluit zoals bedoeld in artikel 1:3, eerste lid van de Awb en dat het bezwaar van verzoeker daarom ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Het bestreden besluit is vernietigd en de minister is opgedragen een nieuw besluit te nemen. Door ILT is hiertegen hoger beroep ingesteld.
3.9.
Verzoeker heeft bij de behandeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar ter zitting de rechtbank gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat het Windpark N33 wordt stilgelegd totdat de naleving van planregel 4.1.3b is gegarandeerd en/of een formeel besluit is genomen over het verlichtingsplan. De rechtbank heeft dat afgewezen.
3.10.
Bij besluit van 1 juni 2021 heeft verweerder aan vergunninghouders een last onder dwangsom opgelegd om de overtreding van artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo, in combinatie met artikel 4.1.3 onder b van het Inpassingsplan binnen één week te beëindigen en beëindigd te houden. Dit onder straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag.
4. Bovenstaande overwegingen brengen de voorzieningenrechter tot het volgende.
4.1.
In artikel 4.1.3, onderdeel b, van het Inpassingsplan “Windpark N33” is een opdracht gegeven aan vergunninghouders om een lichtplan op te stellen en dat vervolgens ter besluitvorming aan het ILT/de minister voor te leggen. Hierbij heeft te gelden dat de verlichting vast brandend dient te zijn.
4.2.
Een lichtplan is opgesteld en door de minister goedgekeurd. De bepalingen in dit verlichtingsplan zijn volgens verzoeker strijdig met het Inpassingsplan, reden waarom verzoeker bezwaar heeft ingediend tegen het besluit. Aan dit besluit is geen schorsing hangende bezwaar gegeven.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat het verlichtingsplan strijdig is met het Inpassingsplan. Dit betreft de verlichting van de windturbines in de dag periode. In het Inpassingsplan is bepaald dat het vast brandende verlichting moet zijn. In het door ILT goedgekeurde verlichtingsplan is sprake van knipperende verlichting, voorgeschreven op grond van internationaalrechtelijke eisen van luchtvaartveiligheid. Wijziging van het Inpassingsplan is thans in voorbereiding.
5. Verzoeker heeft op 30 april 2021 bij verweerder gevraagd om handhaving. Daaraan is met het besluit van 1 juni 2021 tegemoetgekomen. Dit leidt tot de conclusie dat verzoeker thans geen belang heeft bij de gevraagde voorziening. Dat namens verzoeker ter zitting is gevraagd om stillegging van de windturbines maakt dit niet anders. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat het stilleggen van de windturbines buiten het handhavingsverzoek valt en bovendien onverlet laat dat vanuit veiligheidsoverwegingen sprake moet zijn van (enige vorm van) verlichting.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorzienig af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Veenstra als griffier. De beslissing is gedaan op 6 juli 2021 en de eerstvolgende maandag daarop in het openbaar uitgesproken.
de griffier de voorzieningenrechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op: