Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te Groningen, eiser
Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
J. Uilhoorn van het Expertisebureau Noord een schadeopname verricht (NAM0122208). De bevindingen zijn opgenomen in het expertiserapport van 23 november 2016. In dit rapport zijn waargenomen schades gecategoriseerd als C (schade die niet zelfstandig in verband gebracht kan worden met aardbevingen). Tevens is een voucherdossier opgemaakt (NAM213733).
Vervolgens heeft B. van der Kwaak (Van der Kwaak) de bevindingen opgenomen in het adviesrapport van 21 mei 2019. In dit rapport is geconcludeerd dat schade 2 tot en met 11, 13, 14 en 16 tot en met 20 identiek zijn aan in NAM0122208 opgenomen schade. Verder is de vergoeding voor herstel van schades 1, 12, 15, 21 en 22 vastgesteld op
€ 3.077,12. Verergering van die schades door mijnbouwactiviteiten kan volgens de deskundige niet worden uitgesloten.
16 juni 2020 een hoorzitting gehouden. Eiser is aldaar gehoord. Tevens was [persoon 1] aanwezig. Eiser heeft tijdens de hoorzitting naar voren gebracht dat hij zich benadeeld voelt, nu eerder door het CVW en de NAM beoordeelde schades buiten de behandeling worden gelaten. Eiser heeft hiertoe gesteld dat hij het voucheraanbod van € 1.500,- heeft afgewezen en nu wordt afgerekend op het feit dat hij eerder al schade heeft gemeld.
“Het Instituut is niet bevoegd om een aanvraag om vergoeding van schade te behandelen indien deze schade betreft waarvoor voor 31 maart 2017, 12:00 uur een schademelding – of claim is voorgelegd aan het CVW of de exploitant.”
“Het Instituut kan, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, afwijken van het bepaalde in het vierde lid, onder a, ten einde onbillijkheden van overwegende aard te voorkomen.”
Eiser heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij inziet dat zijn situatie niet vergelijkbaar is met de in de Nota geschetste combinatie.
de bij verweerschrift door verweerder gegeven toelichting geen stand kan houden. De wetgever heeft ervoor gekozen om verweerder in een zaak met omstandigheden als de onderhavige niet te laten beslissen over de vóór 31 maart 2017 gemelde schade. De rechtbank ziet in hetgeen door eiser naar voren is gebracht geen grond gelegen voor het oordeel dat, anders dan verweerder betoogt, in onderhavig geval herbeoordeling van de schade door verweerder aangewezen is.
Beslissing
mr. R.A. Schaapsmeerders, griffier, op 28 juni 2021. De uitspraak wordt openbaargemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.