Op 1 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld voor het maken van een gewoonte van het in bezit hebben en/of verwerven van kinderporno. De verdachte, geboren in 1992, was niet verschenen tijdens de zitting, maar zijn advocaat, mr. W. Koopmans, was aanwezig. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. N. Tromp. De tenlastelegging betrof het verspreiden, verwerven en in bezit hebben van 296 afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij minderjarigen betrokken waren, in de periode van 12 januari 2018 tot en met 13 juni 2018. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het bezit van kinderporno, maar sprak hem vrij van het verspreiden ervan, omdat niet kon worden vastgesteld dat de afbeeldingen die hij had verstuurd, onder de tenlastelegging vielen.
De rechtbank overwoog dat de verdachte actief op zoek was naar kinderporno en dit had gedownload. De aanwezigheid van kinderpornografisch materiaal op zijn gegevensdragers was vastgesteld, maar de toegankelijkheid van het merendeel van de afbeeldingen kon niet worden aangetoond. De rechtbank achtte het bezit van kinderporno wettig en overtuigend bewezen, en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn behandeling voor ASS-problematiek en het feit dat hij sinds het bewezenverklaarde feit niet opnieuw met justitie in aanraking was gekomen. De rechtbank vond een onvoorwaardelijke straf niet passend, gezien de omstandigheden en de ernst van het feit.