ECLI:NL:RBNNE:2021:3195

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
LEE 21/2050
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor woningbouw en parkeerplaatsen in Groningen

Op 28 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Nijestee en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen. Het verzoek van Nijestee om een eerder getroffen voorlopige voorziening op te heffen, werd toegewezen. De zaak betreft een omgevingsvergunning voor de bouw van 14 woningen aan de Jan Groningerstraat in Groningen, waarbij eerder bezwaar was gemaakt door derde-partijen over het gebrek aan parkeerplaatsen. In een eerdere uitspraak op 7 juli 2021 was de omgevingsvergunning geschorst omdat er niet was voorzien in de benodigde 32 parkeerplaatsen. Nijestee heeft echter een oplossing aangedragen voor de parkeerproblematiek, waaronder het huren van parkeerplaatsen bij een nabijgelegen locatie en het aanleggen van extra parkeerplekken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van Nijestee bij het opheffen van de voorziening nu zwaarder wegen dan de bezwaren van de derde-partijen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de omgevingsvergunning weer van kracht is en dat het griffierecht aan Nijestee vergoed moet worden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/2050

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 juli 2021 op het verzoek van

Stichting Nijestee, te Groningen, verzoekster

(gemachtigde: mr. H.M. Wester),
in de zaak tussen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, verweerder
(gemachtigde: mr. H.K. de Jonge),
en

[belanghebbenden] , te Groningen,

derde-partijen.

Procesverloop

Bij verzoekschrift van 14 juli 2021 heeft verzoekster (hierna: Nijestee) op grond van artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht de voorzieningenrechter verzocht een op 7 juli 2021 getroffen voorlopige voorziening op te heffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 juli 2021 op zitting behandeld. Nijestee heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en door A.H. Venema. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, door mr. H. Blokzijl en door G.J.H. Dorgelo. Derde-partij [belanghebbende] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. L. Brouwers.

Overwegingen

1.1.
In een besluit van 14 april 2021 heeft verweerder aan Nijestee een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van 14 woningen aan de Jan Groningerstraat te Groningen, in de wijk De Velden. Derde-partijen zijn bewoners van De Velden en hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Deze procedure is geregistreerd als LEE 21/1796.
1.2.
Bij uitspraak van 7 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van 14 april 2021 geschorst. De voorzieningenrechter heeft onder meer het volgende overwogen:
6.7.
De voorzieningenrechter stelt in de eerste plaats vast dat niet wordt voorzien in 32 parkeerplekken (de 18 plaatsen die verdwijnen en de 14 nieuwe die nodig zijn). In de tweede plaats heeft verweerder niet inzichtelijk hoe het genoemde jaarbedrag zich verhoudt tot de kosten van de huidige 18 parkeerplekken en in hoeverre sprake zal zijn van een gelijke parkeerruimte als nu voor niet-abonnementhouders (zoals bezoekers van elders). Wat betreft de kosten is ter zitting gesteld dat de gebruikelijke kosten voor een parkeervergunning € 100 per jaar zijn.
6.8.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder de betrokken belangen niet deugdelijk afgewogen. Dit betekent dat het bezwaar van verzoekers een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding het bestreden besluit te schorsen.
6.9.
De voorzieningenrechter overweegt voorts dat het niet uitgesloten is dat de genoemde gebreken hersteld kunnen worden. Hierbij is van belang dat de gronden van verzoekers zich niet richten tegen het bouwproject op zichzelf, maar uitsluitend tegen de parkeergevolgen daarvan. Indien verweerder en Nijestee slagen in het vinden van een passende oplossing met inachtneming van het overwogene in 6.7, bijvoorbeeld op het terrein van De Zaag, bestaat voor hen de mogelijkheid de voorzieningenrechter te verzoeken de voorlopige voorziening op te heffen.
1.3.
De voorzieningenrechter merkt op dat in 6.7 ten onrechte na ‘inzichtelijk’ niet het woord ‘gemaakt’ is ingevoegd.
2.1.
Nijestee verzoekt de voorzieningenrechter de getroffen voorziening op te heffen en draagt daartoe de volgende mogelijke oplossingen aan:
 De huur van de leegstaande parkeerplaatsen bij De Zaag wordt zowel voor huurders als niet-huurders gelijk, te weten € 32 per maand.
 Achter Kopland zullen 4 parkeerplekken worden aangelegd.
 In week 45 van 2021 zullen op de Treslinglocatie op een afgesloten terrein 90 parkeerplekken gerealiseerd worden. Nijestee kan een deel daarvan reserveren voor huur door buurtbewoners van De Velden.
2.2.
De andere partijen hebben ter zitting hun visie gegeven op deze door Nijestee aangedragen mogelijke oplossingen.
3. Uit de uitspraak van 7 juli 2021 volgt dat opheffing van de voorziening aangewezen is als voor de knelpunten genoemd in overweging 6.7 een oplossing wordt gevonden die leidt tot een andere uitkomst van de belangenafweging. De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
3.1.
Nijestee voert aan dat in de 32 parkeerplaatsen, zoals genoemd in de uitspraak van 7 juli 2021, voorzien kan worden in de besloten parkeervoorziening achter en onder het appartementencomplex De Zaag. Daar is sprake van leegstand van een grotere omvang dan 32 plaatsen. Nijestee is bereid deze parkeervoorziening ook open te stellen voor anderen dan de bewoners van De Zaag, waarbij voor deze anderen hetzelfde tarief zal worden gehanteerd als voor de bewoners, te weten € 32 per maand.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt op deze manier voorzien in de 32 benodigde parkeerplaatsen. Terecht is door de derde-partijen naar voren gebracht dat een jaarbedrag van € 384 fors is en aanzienlijk hoger is dan een vergunning voor parkeren op een openbare plek, maar hier staat tegenover dat het gaat om gegarandeerde plekken, anders dan bij een openbare plek.
3.2.
Door derde-partijen is naar voren gebracht dat het parkeren voor bezoekers in de praktijk problemen oplevert. Nijestee heeft ter zitting betoogd dat voor bezoek voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn. De toepasselijke parkeernorm is 1,3 per woning, waarbij 1 voor de bewoners zelf is en 0,3 voor de bezoekers. Het betreft in dit geval 150 woningen. De benodigde 45 parkeerplaatsen voor bezoekers zijn er, aldus Nijestee.
De voorzieningenrechter overweegt dat deze stelling van Nijestee niet gemotiveerd is weersproken. De voorzieningenrechter gaat er daarom vooralsnog van uit dat dit juist is. Dit punt kan nader besproken worden bij de heroverweging op bezwaar.
3.3.1.
In de heroverweging op bezwaar zal ook aan de orde dienen te komen hoe de oplossing genoemd in 3.1 verankerd kan worden in de besluitvorming, bijvoorbeeld doordat verweerder deze parkeermogelijkheid als voorwaarde aan de vergunning verbindt.
3.3.2.
In het verzoekschrift heeft Nijestee de verhuur van parkeerplaatsen bij De Zaag verbonden aan een onherroepelijk bouwrecht. Als Nijestee hiermee bedoelt dat de verhuur pas plaats kan vinden als de omgevingsvergunning in rechte onaantastbaar is geworden, zou dit geen oplossing op de kortere termijn bieden. De voorzieningenrechter gaat uit van een pragmatische benadering door Nijestee, bijvoorbeeld door het verbinden van een ontbindende voorwaarde aan verhuur aan niet-bewoners van De Zaag.
3.4.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is met het bovenstaande voldoende tegemoetgekomen aan de belangen van derde-partijen. Bij afweging van de betrokken belangen leidt dit ertoe dat het aanzienlijke financiële belang van Nijestee nu het hoogste gewicht heeft. Daarom beslist de voorzieningenrechter tot opheffing van de getroffen voorziening. Dit betekent dat het besluit van 14 april 2021 per heden niet langer geschorst is, zodat Nijestee weer gebruik kan maken van de daarbij verleende omgevingsvergunning.
4. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt hij dat verweerder aan Nijestee het griffierecht vergoedt.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- heft de bij uitspraak van 7 juli 2021 (LEE 21/1796) getroffen voorziening op;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360 aan verzoekster te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2021.
griffier
de voorzieningenrechter is verhinderd om de uitspraak te tekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.