ECLI:NL:RBNNE:2021:3212

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
18/720030-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van verboden wapens en munitie

Op 29 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 27 februari 2020 in Oosterwolde een gaspistool, een boksbeugel, een vlindermes en 39 stuks munitie voorhanden had. De verdachte heeft bekend en de rechtbank oordeelt dat het gaspistool, volgens Europese regelgeving, als een om te bouwen wapen wordt beschouwd. De rechtbank legt een geldboete van € 1.000 en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken op. De in beslag genomen wapens worden onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van meerdere zittingen, waarbij de verdachte bijgestaan werd door zijn raadsman, mr. C.T.W. van Dijk, en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. G. Wilbrink. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en het bewijs dat tijdens de doorzoeking is verzameld. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk als internationaal vrachtwagenchauffeur en zijn eerdere veroordeling in 2006 voor een overtreding van de Wet wapens en munitie. De rechtbank concludeert dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten en dat een strenge aanpak van het bezit van wapens noodzakelijk is voor de maatschappelijke veiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18/720030-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 juli 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende [straatnaam] [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijke onderzoek ter terechtzitting van 20 mei 2021, 1 juni 2021, 7 juni 2021 en 15 juli 2021. De strafzaak tegen de verdachte is eerder behandeld op de zittingen van 12 januari 2021 en 1 april 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.T.W. van Dijk, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door (onder meer) mr. G. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 februari 2020 te Oosterwolde, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III onder 1 en/of munitie van categorie III, te weten:
- een vuurwapen (gaspistool), merk Rohm, RG3, kaliber 6mm flobert, en/of
- 22 stuks, althans een of meer, munitie/knalpatronen, merk Pobjeda, kaliber 6 mm, en/of
- 17 stuks, althans een of meer, munitie/pyrotechnische patronen, merken Zink-Feuerwerk en/of Umarex, kaliber 15 mm,
en/of
een of meer wapens van categorie I, te weten:
- een stootwapen, namelijk een boksbeugel (cat I, onder 3), en/of
- een steekwapen, namelijk een vlindermes (cat I, onder 1),
voorhanden heeft/hebben gehad.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officieren van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd, gelet op het aantreffen van het vuurwapen, de munitie, de boksbeugel en het vlindermes in de woning van verdachte en zijn bekennende verklaring.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Uit het proces-verbaal van doorzoeking [2] , de kennisgevingen van inbeslagneming [3] , de aanvraag van het forensisch onderzoek van wapens, munitie, explosieven [4] , het proces-verbaal van onderzoek van het wapen [5] en de bekennende verklaring van verdachte [6] blijkt genoegzaam dat verdachte het feit heeft begaan op de wijze zoals hierna is bewezenverklaard.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 27 februari 2020 te Oosterwolde, een wapen van categorie III onder 1 en munitie van categorie III, te weten
- een vuurwapen (gaspistool), merk Rohm, RG3, kaliber 6 mm flobert, en
- 22 stuks munitie/knalpatronen, merk Pobjeda, kaliber 6 mm, en
- 17 stuks munitie/pyrotechnische patronen, merken Zink-Feuerwerk en Umarex, kaliber 15 mm,
en wapens van categorie I, te weten
- een stootwapen, namelijk een boksbeugel (cat I, onder 3), en
- een steekwapen, namelijk een vlindermes (cat I, onder 1),
voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
en
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heef primair bepleit verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf (artikel 9a Sr.), gelet op (toekomstige) Europese regelgeving en uitspraken van het Europese Hof van Justitie in de zaken [naam 1] en [naam 2]. Verdachte is internationaal vrachtwagenchauffeur; tegen deze beroepsgroep worden ook geweldsmisdrijven gepleegd en verdachte had de wapens in het buitenland aangeschaft om zich te kunnen verdedigen. In het buitenland zijn zulke wapens vrijelijk verkrijgbaar. Strafoplegging is onwenselijk en is een beperking van verdachtes fundamentele vrijheid om zich vrijelijk door de Europese Unie te bewegen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit een voorwaardelijke geldboete op te leggen, gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging, en op de duur en intensiteit van dit proces waarbij ten aanzien van verdachte zware onderzoeksmethoden zijn toegepast terwijl hij geen deel uitmaakte van een criminele organisatie. De raadsman heeft benadrukt dat geen sprake is van recente relevante recidive, dat verdachte heeft bekend en dat hij fulltime werkt.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten en met de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Ook heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
Ernst van het feit
Verdachte heeft een gaspistool, 39 knalpatronen, een boksbeugel en een vlindermes voorhanden gehad. Uit het oogpunt van preventie en maatschappelijke veiligheid moet streng worden opgetreden tegen onbevoegd bezit van wapens en munitie. In recente jaren hebben vele incidenten met messen plaatsgevonden en het bezit van messen, met name onder jongeren, geeft regelmatig aanleiding tot grote zorg. Verboden wapens kunnen zelfs bij het enkele voorhanden hebben leiden tot gevaarlijke situaties. Het ongecontroleerde bezit brengt risico’s met zich mee voor de veiligheid van de samenleving; door een toename van het wapenbezit valt ook een drempelverlaging te vrezen ten aanzien van het gebruik ervan.
Europese wetgeving en jurisprudentie
In de recente EU Richtlijn 2021/555 van het Europees Parlement en de Raad d.d. 24 maart 2021 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens is onder 3 en 28 het volgende overwogen:
“Uit informatie van de politie blijkt dat het gebruik van omgebouwde wapens in de Unie toeneemt. Daarom is het van wezenlijk belang ervoor te zorgen dat wapens die kunnen worden omgebouwd onder de definitie van ‘vuurwapens’ in de zin van deze richtlijn vallen. (…) Het risico dat wapens voor akoestische signalen of andere typen vuurwapens voor het afvuren van losse patronen worden omgebouwd tot echte vuurwapens is groot. Het is daarom essentieel het probleem van dergelijke omgebouwde vuurwapens die bij het plegen van strafbare feiten worden gebruikt, aan te pakken. Bovendien moet de Commissie, om te vermijden dat alarm- en seinwapens worden geproduceerd op een wijze waardoor zij kunnen worden omgebouwd om een lading, een kogel of een projectiel uit te stoten door explosieve voortstuwing, technische specificaties vaststellen om te waarborgen dat zij niet zodanig kunnen worden omgebouwd”.
Het onderhavige gaspistool is dus ook naar recente Europese regelgeving een voorbeeld van een om te bouwen wapen; de lidstaten mogen het voorhanden hebben van zulke wapens om die reden verbieden of beperken, ook ten aanzien van het vrije verkeer van personen en goederen. Naar het oordeel van de rechtbank zien de door de verdediging aangehaalde uitspraken van het Europese Hof van Justitie daarom niet op de onderhavige situatie. De rechtbank ziet daarom geen reden om af te zien van strafoplegging.
LOVS-oriëntatiepunten
De rechtbank heeft gelet op de volgende landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging van het LOVS:
- voor een gaspistool (categorie III.1): een geldboete van € 550,00;
- voor meer dan 20 knalpatronen: een geldboete vanaf € 170,00;
- voor een boksbeugel (categorie I.3): een geldboete van € 170,00;
- voor een vlindermes (categorie I.1): een geldboete van € 200,00.
Persoonlijke omstandigheden en uittreksel justitiële documentatie
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte blijkens zijn strafblad in 2006 is veroordeeld voor overtreding van de Wet wapens en munitie. Dit is echter een gedateerde veroordeling.
Volgens het reclasseringsadvies d.d. 29 april 2021, opgesteld door reclasseringswerker K. de Haan, zijn er geen aanwijzingen voor problemen. Beschermend is dat verdachte een serieuze baan heeft. Het is wel zorgelijk dat hij zich onvoldoende heeft laten sturen door wetten en regels. Verdachte is de zwager van een van de andere verdachten in het onderzoek Ultegra. Contact met hem wordt gezien als risicofactor. Het recidiverisico is door de reclassering ingeschat als gemiddeld.
Straf
Alles afwegend zal de rechtbank een geldboete opleggen van € 1.000,00, gelet op de landelijke oriëntatiepunten. De rechtbank ziet geen redenen om hiervan af te wijken.
Daarnaast acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken passend, gelet op de aard en ernst van het feit, in combinatie met het strafblad en het criminele milieu waartegen verdachte aanschuurt. De rechtbank acht dat voldoende om verdachte te weerhouden van het plegen van strafbare feiten in de toekomst.

Inbeslaggenomen goederen

De officieren van justitie en de verdediging hebben geen standpunt ingenomen over de onder verdachte in beslag genomen goederen die zijn vermeld op de beslaglijst.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst onder 1 en 2 vermelde patronen en het vuurwerkpistool moeten worden onttrokken aan het verkeer nu met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen verklaarde feit is begaan en deze goederen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen drie telefoons (Huawei, Samsung en LG) en de tablet moeten worden teruggegeven aan verdachte. Er is niet gebleken dat het belang van strafvordering zich tegen teruggave verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 24c, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

bewezenverklaring en strafbaarheid feit en verdachte
verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
straf
veroordeelt verdachte tot:
betaling van een geldboete ten bedrage van € 1.000,00(zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis;

een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken;

bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beslag
verklaart onttrokken aan het verkeerde op de beslaglijst onder 1 en 2 vermelde voorwerpen, te weten vuurwerkpatronen en een vuurwerkpistool;
gelast de teruggaveaan verdachte van de op de beslaglijst onder 3, 4, 5 en 6 vermelde voorwerpen, te weten een telefoon (Huawei), een tablet, een telefoon (Samsung) en een telefoon (LG).
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. M.A.M. Wolters, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juli 2021.
Mr. L.W. Janssen en mr. M.A.M. Wolters zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2018229308, genaamd ‘ULTEGRA’, bestaande uit het eindproces-verbaal van 37 (doorgenummerde) mappen, nagekomen stukken d.d. 8 januari 2020, 22 februari 2021 en 22 maart 2021, gegevensdragers met geluidsopnames en getuigenverhoren bij de rechter-commissaris.
2.Map 21 (doorzoeking en beslag) pagina’s 311-312.
3.Map 21 (doorzoeking en beslag) pagina’s 346, 348, 360, 362 en 389.
4.Map 21 (doorzoeking en beslag) pagina’s 350-351.
5.Map 15 (forensisch onderzoek) pagina’s 132-134.
6.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 mei 2021.