Op 29 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 27 februari 2020 in Oosterwolde een gaspistool, een boksbeugel, een vlindermes en 39 stuks munitie voorhanden had. De verdachte heeft bekend en de rechtbank oordeelt dat het gaspistool, volgens Europese regelgeving, als een om te bouwen wapen wordt beschouwd. De rechtbank legt een geldboete van € 1.000 en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken op. De in beslag genomen wapens worden onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van meerdere zittingen, waarbij de verdachte bijgestaan werd door zijn raadsman, mr. C.T.W. van Dijk, en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. G. Wilbrink. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en het bewijs dat tijdens de doorzoeking is verzameld. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk als internationaal vrachtwagenchauffeur en zijn eerdere veroordeling in 2006 voor een overtreding van de Wet wapens en munitie. De rechtbank concludeert dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten en dat een strenge aanpak van het bezit van wapens noodzakelijk is voor de maatschappelijke veiligheid.