ECLI:NL:RBNNE:2021:3362
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toerekening van een effectenrekening aan het ondernemingsvermogen in het kader van de inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ondernemer in milieukundige en geologische advieswerkzaamheden, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had een Rabo-effectenrekening die hij sinds 2015 op de balans van zijn onderneming vermeldde en aangaf in box 1 bij zijn aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV). In zijn aangifte voor 2018 gaf hij een verlies op effecten aan van € 41.814. De inspecteur voerde een boekenonderzoek uit en corrigeerde de aanslag IB/PVV 2018, waarbij de vraag centraal stond of de effectenrekening tot het ondernemingsvermogen kon worden gerekend en of het verlies aftrekbaar was.
De rechtbank overwoog dat de wil van de belastingplichtige bepalend is voor de etikettering van een vermogensbestanddeel als privé- of ondernemingsvermogen, maar dat deze wil begrensd wordt door de redelijkheid. In dit geval was er geen bewijs dat de effectenrekening als ondernemingsvermogen kon worden aangemerkt. Eiser had niet aangetoond dat de effecten waren aangeschaft met het oog op de aankoop van de ouderlijke woning als bedrijfspand. De rechtbank concludeerde dat de effectenrekening niet tot het ondernemingsvermogen kon worden gerekend, omdat er geen sprake was van tijdelijk overtollige liquiditeiten en de effecten niet noodzakelijk waren voor de normale bedrijfsuitoefening.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en verminderde de aanslag tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 74.960 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 999. Tevens werd de belastingrente dienovereenkomstig verminderd en werd bepaald dat de inspecteur het griffierecht aan eiser moest vergoeden.