ECLI:NL:RBNNE:2021:3389

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
LEE 20/3203
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd wegens niet afsluiten van een zorgverzekering en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 6 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, die in Nederland woont, heeft een boete van € 410,49 opgelegd gekregen door het Centraal Administratiekantoor (CAK) omdat hij verzuimd heeft tijdig een zorgverzekering af te sluiten op grond van de Zorgverzekeringswet. Eiser stelt dat hij wel een zorgverzekering wil afsluiten, maar dat hij dit alleen cash kan betalen, terwijl zorgverzekeraars alleen premies via een bankrekening accepteren. Hij betwist de wettigheid van de digitale euro als betaalmiddel en weigert een bankrekening te openen. Eiser heeft ook geprobeerd om de zorgpremie via de Sociale Verzekeringsbank (SVB) te laten inhouden op zijn AOW, maar dit werd geweigerd.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat eiser terecht een boete is opgelegd. De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig afsluiten van een zorgverzekering eiser kan worden verweten, ondanks zijn argumenten over de digitale euro en de weigering van de SVB. De rechtbank wijst erop dat het de verantwoordelijkheid van eiser is om op tijd een zorgverzekering af te sluiten en dat hij alternatieve mogelijkheden heeft om dit te doen, zoals budgetbeheer of het gebruik van een rekening van iemand anders. De beroepsgronden van eiser worden verworpen en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Daarnaast heeft eiser verzocht om schadevergoeding in verband met kosten die hij heeft gemaakt door de beslaglegging door een incassobureau. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat het besluit van het CAK rechtmatig is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op de maandag na de uitspraakdatum.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/3283

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

het Centraal Administratiekantoor, verweerder

(gemachtigde: M. Knoester).

Procesverloop

In het besluit van 6 juli 2020 heeft verweerder aan eiser een boete van € 410,49 opgelegd, omdat hij heeft verzuimd tijdig een zorgverzekering op grond van de Zorgverzekeringswet af te sluiten.
In het besluit van 12 oktober 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 4 februari 2021 een verweerschrift ingediend.
Op 10 en 15 februari 2021 en 21 juli 2021 heeft eiser nadere stukken (met bijlagen) ingediend, die de rechtbank in kopie aan verweerder heeft gestuurd.
De rechtbank heeft het beroep op 26 juli 2021 op zitting behandeld. Eiser is met kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De zaak gaat over de vraag of verweerder eiser terecht en op goede gronden de
boete heeft opgelegd omdat hij geen zorgverzekering heeft afgesloten.
2. Eiser stelt dat hij wel een zorgverzekering wil afsluiten; hij heeft al meer dan 40
jaar een zorgverzekering bij [naam zorgverzekeraar] gehad. Hij wil deze verzekering cash betalen, maar zorgverzekeraars willen de premie alleen via een bankrekening ontvangen. Uit informatie van de Nederlandsche Bank blijkt dat de digitale euro geen wettig betaalmiddel is. Eiser houdt zich aan de wet en werkt daarom niet mee aan giraal bankverkeer. Hij vindt dat hij niet gedwongen kan worden om een bankrekening te openen. Eiser heeft de Sociale Verzekeringsbank (SVB) gevraagd de zorgpremie in te houden op zijn AOW en die vervolgens aan een zorgverzekeraar af te dragen, maar de SVB weigert dit. Hij machtigt verweerder om de premie voor de zorgverzekering te incasseren bij de SVB.
3. Verweerder is van mening dat, nu eiser in Nederland woont, hij een Nederlandse
zorgverzekering moet hebben. Omdat eiser tot 27 juni 2020 de tijd heeft gehad om zo’n zorgverzekering af te sluiten, maar dat niet heeft gedaan, moet hij de boete betalen. Verweerder wijst eiser erop dat het zijn eigen verantwoordelijkheid is om op tijd een zorgverzekering af te sluiten. Dat hij dat niet heeft gedaan, komt voor zijn eigen rekening en risico. Verweerder doet eiser een aantal oplossingen aan de hand om toch een zorgverzekering te kunnen afsluiten.
4.1
De rechtbank overweegt het volgende. Wat eiser naar voren heeft gebracht laat onverlet dat het niet tijdig afsluiten van een zorgverzekering hem kan worden verweten. Niet in geschil is dat eiser verplicht is een zorgverzekering af te sluiten en dat hij dat ook wil. Hij heeft dat echter niet gedaan. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat hij eiser niet kan dwingen om een bankrekening te hebben en dat een zorgverzekeraar dat ook niet kan. Ook ziet verweerder wel dat de SVB de zorgpremie niet op eisers AOW wil inhouden. Dat alles maakt nog niet dat eiser geen zorgverzekering kan afsluiten. Verweerder komt immers met een aantal redelijke alternatieven: zo kan eiser gebruik maken van budgetbeheer of de zorgpremie laten overmaken via het rekeningnummer van iemand anders. Ook houdt verweerder zich terecht verre van de discussie over de status van de digitale euro, omdat die niets te maken heeft met zijn besluiten. Hij moest eiser een boete opleggen. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
4.2
Verder vraagt eiser in zijn beroepschrift om de maximale dwangsom. Dit doet hij kennelijk, in vervolg op zijn ingebrekestellingen van 28 september 2020 en 15 oktober 2020, omdat hij vindt dat verweerder het besluit van 12 oktober 2020 te laat heeft genomen. Over die dwangsom heeft verweerder in dat besluit echter geen beslissing genomen. Op zitting heeft hij toegezegd dat alsnog te zullen doen.
4.3
Ten slotte heeft eiser gevraagd om vergoeding van de kosten die hij heeft gemaakt, waarbij hij kennelijk doelt op de beslaglegging door [naam incassobureau] in verband met de inning van de boete en waarbij hij een factuur van € 190,00 heeft ingediend. De rechtbank heeft dit verzoek opgevat als een verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:91 van de Algemene wet bestuursrecht. Op de zitting heeft verweerder op dit verzoek gereageerd en gesteld dat dit moet worden afgewezen. Nu het besluit van 12 oktober 2020 rechtmatig is, zal de rechtbank het verzoek afwijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is op 6 augustus 2021 gedaan door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in aanwezigheid van H.J. Boerma, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
de griffier is verhinderd om
de uitspraak te tekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.