ECLI:NL:RBNNE:2021:3654

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 augustus 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
18/044542-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afpersing, vrijheidsberoving en mishandeling met bijzondere voorwaarden

Op 24 augustus 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot afpersing, vrijheidsberoving en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. De zaak kwam voort uit een incident op 11 januari 2021, waarbij de verdachte samen met anderen het slachtoffer naar een woning in Groningen heeft gelokt. Daar werd het slachtoffer onder bedreiging met een mes en een schroevendraaier gedwongen om geld over te maken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling, maar sprak hem vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan het voorwaardelijke strafdeel, waaronder een klinische behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn problematiek op verschillende leefgebieden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/044542-21
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/013792-21 en 05/290799-20

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

van 24 augustus 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 augustus 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 18/044542-21, ten laste gelegd:
in de zaak met parketnummer 18/044542-21 dat:
1.
hij op of omstreeks 11 januari 2021 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] of aan een derde toebehoorde,
die [slachtoffer 1] naar een woning (aan de [straatnaam] ) heeft/hebben gelokt en/of een kamer in heeft/hebben geduwd en/of zijn telefoon uit zijn handen heeft/hebben gerist en/of aan hem heeft/hebben toegevoegd; "je bent een viezerik je bent een pedofiel wat moet jij met mij ik ben 17 jaar. Nu ga jij betalen" en/of een mes en/of een schroevendraaier ter hand heeft/hebben genomen en/of die schroevendraaier voor zijn gezicht heeft/hebben gehouden en/of met dat mes in de hand aan hem heeft/hebben toegevoegd: "Doe wat hij zegt anders maak ik je dood. Ik ga je steken ik ga je prikken" en/of "wat is je pincode van de telefoon" en/of "maak 650 euro over", althans (telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 11 januari 2021 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door - zakelijk weergegeven - die [slachtoffer 1] naar een woning (aan de [straatnaam] ) te lokken en/of (aldaar) een kamer in te duwen en/of een mes en/of een schroevendraaier (ten overstaan van die [slachtoffer 1] ) ter hand te nemen en/of die schroevendraaier voor zijn gezicht te houden en/of met dat mes in de hand aan hem toe te voegen; "Doe wat hij zegt anders maak ik je dood. Ik ga je steken ik ga je prikken" (,
waarmee ten opzichte van die [slachtoffer 1] de indruk werd gevestigd dat hij neer zou worden gestoken indien hij d(i)e kamer/woning zou willen verlaten);
3.
hij in of omstreeks de periode van 11 januari 2021 tot en met 26 januari 2021, althans in/op of omstreeks (11/12) januari 2021, te Groningen en/of Uithuizen, (althans) in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van een geheim, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere geldbedragen (in totaal (ongeveer) 6000 euro), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] althans aan een ander dan aan verdachte, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) aan die [slachtoffer 1] (via whatsapp/berichtenverkeer)
toegevoegd;
"- Seks met minderjarige is strafbaar dat weet je.
- Betaal ons 2x een klein bedrag en dan laten wij alles gaan en verwijderen.
- Alles.
- Of moeten we je familie en de politie in kennis stellen hiervan",
en/of
(- zakelijk weergegeven-) dat verdachte en/of zijn mededader(s) (anders) naar de politie en/of naar zijn familie en/of naar het personeel op het bedrijf van die [slachtoffer 1] zou(den) gaan om te melden en/of de informatie (foto's en/of berichten) te delen (waaruit zou blijken) dat hij homoseksuele en/of pedofiele contacten heeft en/of zoekt, dan wel aangaat en/of heeft gezocht/is aangegaan en/of een pedofiel is/zou zijn en/of dat bij betaling die mededelingen/informatie zou(den) worden gewist;
4.
primair
hij op of omstreeks 11 januari 2021 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een mes (meermalen) in en/of in de richting van het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 11 januari 2021 te Groningen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem (meermalen) met een mes in het lichaam te steken;
in de zaak met parketnummer 18/013792-21 dat:
hij op of omstreeks 7 december 2020 te Uithuizen, gemeente Het Hogeland opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 52 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en in de zaak met parketnummer 05/290799-20 dat:
1
hij op of omstreeks 27 oktober 2020 te Deventer opzettelijk een of meerdere ambtena(a)r(en),te weten [slachtoffer 2] , BOA Openbaar vervoer en/of [slachtoffer 3] , BOA Openbaar vervoer, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hen een of meerdere malen de woorden toe te voegen: Jullie kankermoeders en/of Kankerjoden, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 27 oktober 2020 te Deventer, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere ambtena(a)r(en),te weten [slachtoffer 2] , BOA Openbaar vervoer en/of [slachtoffer 3] , BOA Openbaar vervoer werkzaam in de rechtmatige
uitoefening van zijn/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door zijn, verdachtes, arm(en)/hand(en) te bewegen in een richting tegengesteld aan die, waarin voornoemde ambtenaren hem trachten te brengen en/of zich (met kracht) pogen los te rukken, terwijl voornoemde ambtenaren hem vasthielden.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 3 in de zaak met parketnummer 18/044542-21.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2 en 4 primair in de zaak met parketnummer 18/044542-21, het feit in de zaak met parketnummer 18/013792-21 en de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 05/290799-20.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 2, 3 en 4 primair in de zaak met parketnummer 18/044542-21.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat onduidelijk is wie waar precies heeft gestaan, of de doorgang naar buiten belemmerd werd en hoe lang het precies heeft geduurd. Aangever zal zich benard hebben gevoeld, maar dat haalt de grens van vrijheidsbeneming niet. De raadsman ziet dit als onderdeel van de ten laste gelegde afpersing.
Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat sprake is van meerdaadse samenloop met de ten laste gelegde afpersing.
Ten aanzien van feit 4 primair heeft de raadsman gesteld dat het met een aardappelschilmesje vrij lastig is om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen rond de schouder en borst.
De raadsman heeft gesteld dat de feiten 1 en 4 subsidiair in de zaak met parketnummer 18/044542-21 bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten in de zaken met parketnummer 18/013792-21 en 05/290799-20 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsman feit 3 in de zaak met parketnummer 18/044542-21 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank acht ook het in die zaak onder 4 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft aangever twee keer met een aardappelschilmesje aan de rechterzijde van het bovenlichaam geraakt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij daarbij half uit de auto van aangever hing. De rechtbank is van oordeel dat hieruit niet kan worden afgeleid dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte zal ook van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank acht feit 1 in de zaak met parketnummer 18/044542-21, het feit in de zaak met parketnummer 18/013792-21 en de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 05/290799-20 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 18/044542-21
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 augustus 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 14 januari 2021, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021012421 van 17 april 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 april 2021, opgenomen op pagina 640 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] ;
ten aanzien van het feit in de zaak met parketnummer 18/013792-21
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 augustus 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 7 december 2020, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020338716 van 22 december 2020, inhoudend het relaas van verbalisanten;
3. een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen in voornoemd dossier;
ten aanzien van de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 05/290799-20
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 augustus 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 27 oktober 2020, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0600-2020510599 van 1 november 2020, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 27 oktober 2020, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank past met betrekking tot de feiten 2 en 4 subsidiair in de zaak met parketnummer 18/044542-21 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 10 augustus 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was op 11 januari 2021 met [medeverdachte 1] in de woning aan de [straatnaam] te Groningen. Toen aangever binnen kwam, stond ik bij het keukenblok. [medeverdachte 1] heeft de deur van de kamer dichtgegooid. Ik had een aardappelschilmesje in mijn handen, [medeverdachte 1] een schroevendraaier. Toen aangever via het balkon de woning had verlaten, zijn [medeverdachte 1] en ik hem gevolgd naar zijn auto. Ik wilde in de auto stappen aan de bijrijderskant. Aangever maakte slaande bewegingen naar mij. Ik sloeg terug, met het mes in mijn handen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 14 januari 2021, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021012421 van 17 april 2021, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 11 januari 2021 had ik [naam 1] op de app en wij maakten een afspraak met elkaar. Hij vroeg of ik bij zijn huis wilde kijken en hij wilde mij wel pijpen. Wij spraken om 13.30 uur af aan de [straatnaam] te Groningen. Ik ben daar heen gelopen en ik zag een deur open staan. Ik ben naar binnen gelopen. Bij het keukenblok zag ik een jongen staan. De jongen zei tegen mij en hij wees dat ik door moest lopen. Ik maakte nog een stap in de richting van het kamertje en ik draaide om. Ik zag en hoorde dat de voordeur achter mij dicht werd gegooid. Ik zag dat er een jongen van achter de deur te voorschijn kwam en mij het kamertje in duwde. Ik zag dat beide jongens op mij afkwamen en ze mij de kamer in drukten. Jongen 2, die bij de deur stond, trok gelijk mijn telefoon uit mijn handen. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: "Je bent een viezerik, je bent een pedofiel, wat moet jij met mij, ik ben 17 jaar. Nu ga jij betalen". Jongen 1 was agressief. Ik zag dat jongen 1 een aardappelschilmesje in zijn handen had. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: "Doe wat hij zegt, anders maak ik je dood. Ik ga je steken, ik ga je prikken". Ik zag dat jongen 2 een grote sterschroevendraaier in zijn handen had en ik zag dat hij hier ook mee dreigde door de schroevendraaier dreigend voor mijn gezicht te houden. Ik voelde dat de spanning opliep, ik zag dat de beide jongens agressiever werden. Ik zag dat jongen 1 mij bleef bedreigen met dat mesje. Ik dacht bij mijzelf dat ik hier weg moest zijn, anders ging het helemaal fout. Ik zag dat er een balkondeur in de kamer was. Ik heb de balkondeur open getrokken en een sprong genomen vanaf het balkon. Ik ben in de auto gesprongen. Jongen 1 kwam via de bijrijderskant mijn auto binnen. Ik zag en ik voelde dat hij op mij in begon te steken. Ik begon met mijn linker arm af te weren door zijn kant op te slaan. Ik werd drie keer geraakt. Ik zag dat ik een wondje had op mijn rechter borst en onder mijn rechter oksel. De wondjes waren oppervlakkig.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 22 januari 2021, opgenomen op pagina 320 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Door mij is een onderzoek ingesteld naar de trui van aangever [slachtoffer 1] . Deze had [slachtoffer 1] aan ten tijde van de afpersing waarbij hij drie keer is gestoken. In de trui zag ik aan de linkerkant (voorzijde trui), ter hoogte van de schouder/oksel/borst, drie gaten ter grootte van ongeveer
1. tot 1,5 centimeter.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 april 2021, opgenomen op pagina 640 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
[verdachte] en ik waren in dat huis en toen stond [slachtoffer 1] voor de deur.
Vraag verbalisant: [verdachte] heeft verklaard dat hij een aardappelschilmesje in zijn handen had en jij een schroevendraaier. Wat is daar jouw reactie op?
Antwoord verdachte: Dat klopt.
Ik kreeg van [medeverdachte 2] te horen wat [slachtoffer 1] met hem appte. Op die manier wisten we of [slachtoffer 1] zou komen. [verdachte] en meneer [slachtoffer 1] liepen de woonkamer binnen. Ik heb de tussendeur dicht gedaan. We zeiden, we willen alleen geld. [verdachte] begon tegen hem te schreeuwen. Het lukte de meneer niet om geld over te maken. We raakten in paniek. Die man sprong via het balkon naar beneden. Samen met [verdachte] ben ik achter de man aangerend. [verdachte] is in de auto van [slachtoffer 1] gesprongen. [verdachte] heeft hem in zijn armen gestoken.
bewijsoverweging
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich, samen met medeverdachte [medeverdachte 1] , heeft schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving. Uit de bewijsmiddelen volgt dat voor aangever een dreigende situatie is ontstaan waaraan hij zich niet kon onttrekken. Naar het oordeel van de rechtbank was het voor aangever duidelijk dat hij niet weg mocht voordat hij geld had overgemaakt, wat ook wel blijkt uit het feit dat beide verdachten achter aangever aan zijn gerend nadat deze via het balkon de woning was ontvlucht, wat moeilijk anders kan worden opgevat dan als een poging om te beletten dat aangever vertrok. De rechtbank heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat blijkens de in het dossier aanwezige foto’s sprake was van een kleine kamer, waarin een wandje was gezet waardoor er een smalle doorgang overbleef naar de hal en dat beide verdachten -agressief en met wapens in de hand- zich tussen aangever en die hal bevonden. Ook bij een vrijheidsbeneming van enkele minuten, zoals hier het geval is geweest, is volgens vaste jurisprudentie sprake van een wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De rechtbank acht ook de mishandeling van aangever bewezen. Verdachte heeft verklaard dat hij aangever heeft geslagen met het mes in zijn handen. De rechtbank is van oordeel dat hij hiermee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever hierdoor letsel zou oplopen, hetgeen ook is gebeurd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 4 subsidiair in de zaak met parketnummer 18/044542-21, het feit in de zaak met parketnummer 18/013792-21 en de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 05/290799-20 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18/044542-21:
1.
hij op 11 januari 2021 te Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] of aan een derde toebehoorde, die [slachtoffer 1] naar een woning aan de [straatnaam] heeft gelokt en een kamer in heeft geduwd en zijn telefoon uit zijn handen heeft gegrist en aan hem heeft toegevoegd: "Je bent een viezerik, je bent een pedofiel, wat moet jij met mij, ik ben 17 jaar. Nu ga jij betalen." en een mes en een schroevendraaier ter hand heeft genomen en die schroevendraaier voor zijn gezicht heeft gehouden en met dat mes in de hand aan hem heeft toegevoegd: "Doe wat hij zegt, anders maak ik je dood. Ik ga je steken, ik ga je prikken." en "Wat is je pincode van de telefoon." en "Maak 650 euro over.", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 11 januari 2021 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
[slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd door - zakelijk weergegeven - die
[slachtoffer 1] naar een woning aan de [straatnaam] te lokken en aldaar een kamer in te duwen en een mes en een schroevendraaier (ten overstaan van die [slachtoffer 1] ) ter hand te nemen en die schroevendraaier voor zijn gezicht te houden en met dat mes in de hand aan hem toe te voegen: "Doe wat hij zegt anders maak ik je dood. Ik ga je steken, ik ga je prikken.",
waarmee ten opzichte van die [slachtoffer 1] de indruk werd gevestigd dat hij neer zou worden gestoken indien hij de kamer/woning zou willen verlaten;
4.
hij op 11 januari 2021 te Groningen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem meermalen met een mes in het lichaam te steken;
in de zaak met parketnummer 18/013792-21:
hij op 7 december 2020 te Uithuizen, gemeente Het Hogeland, opzettelijk aanwezig heeft gehad 52 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
en in de zaak met parketnummer 05/290799-20:
1
hij op 27 oktober 2020 te Deventer opzettelijk meerdere ambtenaren, te weten [slachtoffer 2] , BOA Openbaar vervoer en [slachtoffer 3] , BOA Openbaar vervoer, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen meerdere malen de woorden toe te voegen: Jullie kankermoeders en Kankerjoden;
2.
hij op 27 oktober 2020 te Deventer, zich met bedreiging met geweld, heeft verzet tegen meerdere ambtenaren, te weten [slachtoffer 2] , BOA Openbaar vervoer en [slachtoffer 3] , BOA Openbaar vervoer, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door zijn, verdachtes, armen/handen te bewegen in een richting tegengesteld aan die waarin voornoemde ambtenaren hem trachtten te brengen en zich met kracht pogen los te rukken, terwijl voornoemde ambtenaren hem vasthielden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/044542-21
1. poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen;
2. medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven;
4.
subsidiairmishandeling;
in de zaak met parketnummer 18/013792-21
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
en in de zaak met parketnummer 05/290799-20
1. eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen
gepleegd;
2. wederspannigheid.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2 en 4 primair in de zaak met parketnummer 18/044542-21, het feit in de zaak met parketnummer 18/013792-21 en de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 05/290799-20 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
3 jaar en daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. De officier van justitie heeft dadelijk uitvoerbaarheid gevorderd van de te stellen voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan
12 maanden voorwaardelijk. De raadsman heeft aangevoerd dat deze straf afdoende is, mede gelet op de behandeling in een FPK. Verdachte heeft zich bereid verklaard aan een behandeling van 6 maanden mee te werken. Subsidiair heeft de raadsman gepleit voor een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, wat als voordeel zal hebben dat aan het einde van de detentieperiode meer duidelijkheid is over de klinische behandeling.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van Reclassering Nederland van 30 juni 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 27 oktober 2020 twee BOA’s beledigd en toen hij vervolgens door die BOA’s werd aangehouden, heeft verdachte zich daartegen verzet. Dergelijk gedrag getuigt van gebrek aan respect voor beide aangevers, die hun werk deden.
Daarnaast heeft verdachte op 7 december 2020 een verboden hoeveelheid hennep voorhanden gehad. Het gebruik van softdrugs brengt risico's mee voor de gezondheid van gebruikers en veroorzaakt mede daardoor schade van velerlei aard in de samenleving.
Tot slot heeft verdachte zich op 11 januari 2021 schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing, wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling. De rechtbank neemt verdachte vooral deze laatste feiten zeer kwalijk. Hij heeft, samen met anderen, aangever naar een woning gelokt, waarbij aangever in de veronderstelling was dat er zoals afgesproken met wederzijds goedvinden seksuele handelingen zouden plaatsvinden met de meerderjarige waarmee aangever contact dacht te hebben. Aangever is bij de woning een kamer ingeduwd, de deur is achter hem dichtgegooid en vervolgens is aangever, onder bedreiging met een mes en een schroevendraaier, gedwongen om geld over te maken. Het is bij een poging tot afpersing gebleven omdat het aangever niet lukte om geld over te maken en hij uiteindelijk de woning is ontvlucht door van het balkon te springen. Verdachte heeft daarna aangever, die toen al in zijn auto zat, mishandeld door hem meermalen met een aardappelschilmesje in het lichaam te steken. Verdachte heeft met zijn handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De ernst van deze feiten rechtvaardigt zonder meer de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Uit het rapport dat de reclassering in het kader van de voorlopige hechtenis heeft opgesteld komt naar voren dat verdachte op bijna alle leefgebieden problemen heeft. Risicofactoren zijn een terugval in middelenmisbruik en andere nog nader te diagnosticeren psychopathologie. Als beschermende factor ziet de reclassering dat verdachte inziet dat hij in zichzelf moet investeren om progressie in het leven te kunnen boeken. Uit eerdere ambulante behandelingen blijkt dat verdachte veel structuur, duidelijkheid en controle nodig heeft om resultaten te kunnen boeken. Als de structuur en de controle te snel wordt losgelaten, bestaat er volgens de reclassering een groot risico op terugval. Gezien de complexiteit van zijn problematiek acht de reclassering daarom een klinisch traject geïndiceerd om het recidive- en gevaarsrisico in te kunnen dammen. De reclassering heeft de rechtbank geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een negental bijzondere voorwaarden, waaronder opname in een zorginstelling en een aansluitende ambulante behandeling met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname.
De rechtbank zal aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Aan het voorwaardelijke deel zal een proeftijd van drie jaar worden verbonden, alsmede de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal de klinische opname beperken tot maximaal 12 maanden en gaat ervan uit dat verdachte zich, met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur, aan deze voorwaarde zal houden.
De rechtbank ziet geen aanleiding te bevelen dat de voorwaarden en het toezicht hierop door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn. Gelet op het strafblad van verdachte, behoeft er naar het oordeel van de rechtbank niet ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich met betrekking tot de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 05/290799-20 als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 125,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 125,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen toewijsbaar zijn, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gesteld dat niet door een arts of psycholoog is onderbouwd dat immateriële schade is opgetreden. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat € 25,- kan worden toegewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft geconstateerd dat beide schadevergoedingsformulieren zijn ingediend en ondertekend door [naam 2] . Uit de bijgevoegde volmacht blijkt echter niet dat deze [naam 2] daartoe gemachtigd is. De rechtbank is daarom van oordeel dat beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vordering dienen te worden verklaard. Dit houdt in dat de vorderingen niet in dit strafgeding worden afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47, 57, 180, 266, 267, 282, 300 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 en 4 primair in de zaak met parketnummer 18/044542-21 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 4 subsidiair in de zaak met parketnummer 18/044542-21, het in de zaak met parketnummer 18/013792-21 en het onder 1 en 2 in de zaak met parketnummer 05/290799-20 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 8 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde na plaatsing in een nog nader te bepalen kliniek zal meewerken aan contact met Reclassering Nederland op afspraak en tijdens het ambulante traject zal meewerken aan meldplichtcontacten en door de reclassering af te leggen huisbezoeken, zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. dat de veroordeelde zich gedurende 12 maanden van de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, zal laten opnemen in een nader door het IFZ aan te wijzen kliniek, zoals een Forensische Psychiatrische kliniek of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling en dat de veroordeelde, als de reclassering een overgang naar een Forensische Psychiatrische Afdeling dan wel ambulante behandeling en begeleid wonen gewenst vindt, meewerkt aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. dat de veroordeelde na de klinische behandeling, gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, zal meewerken aan een behandeling door een forensische polikliniek van de VNN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, en, indien geïndiceerd, zal meewerken aan een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisisbehandeling, detoxificatie en stabilisatie van maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
4. dat de veroordeelde gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, tijdens het ambulante deel van het traject onder reclasseringstoezicht zal verblijven in een instelling voor beschermd of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en het dagprogramma dat deze instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
5. dat de veroordeelde op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , zolang de reclassering en het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk vinden;
6. dat de veroordeelde zal meewerken aan het verkrijgen en behouden van een al dan niet betaalde vorm van dagbesteding van minimaal 32 uur per week, waarbij onder dagbesteding ook wordt verstaan gesprekken met behandelaren, begeleiders van begeleid wonen en de reclassering;
7. dat de veroordeelde zal meewerken aan bewindvoering, het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulp-verlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, waarbij de veroordeelde de betrokken partijen en de reclassering inzicht zal geven in zijn financiële situatie en schulden;
8. dat de veroordeelde, zowel tijdens de klinische behandeling als de aansluitende ambulante behandeling, zal meewerken aan middelencontrole op het gebied van alcohol en soft- en harddrugs om zijn gebruik te kunnen blijven monitoren en de uitkomsten daarvan met hem te bespreken.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van parketnummer 05/290799-20, feiten 1 en 2
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 3]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en
mr. T.M.L. Veen, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 augustus 2021.
Mr. Schuth en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.