Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 3 in de zaak met parketnummer 18/044542-21.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2 en 4 primair in de zaak met parketnummer 18/044542-21, het feit in de zaak met parketnummer 18/013792-21 en de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 05/290799-20.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 2, 3 en 4 primair in de zaak met parketnummer 18/044542-21.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat onduidelijk is wie waar precies heeft gestaan, of de doorgang naar buiten belemmerd werd en hoe lang het precies heeft geduurd. Aangever zal zich benard hebben gevoeld, maar dat haalt de grens van vrijheidsbeneming niet. De raadsman ziet dit als onderdeel van de ten laste gelegde afpersing.
Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat sprake is van meerdaadse samenloop met de ten laste gelegde afpersing.
Ten aanzien van feit 4 primair heeft de raadsman gesteld dat het met een aardappelschilmesje vrij lastig is om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen rond de schouder en borst.
De raadsman heeft gesteld dat de feiten 1 en 4 subsidiair in de zaak met parketnummer 18/044542-21 bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten in de zaken met parketnummer 18/013792-21 en 05/290799-20 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsman feit 3 in de zaak met parketnummer 18/044542-21 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank acht ook het in die zaak onder 4 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft aangever twee keer met een aardappelschilmesje aan de rechterzijde van het bovenlichaam geraakt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij daarbij half uit de auto van aangever hing. De rechtbank is van oordeel dat hieruit niet kan worden afgeleid dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte zal ook van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank acht feit 1 in de zaak met parketnummer 18/044542-21, het feit in de zaak met parketnummer 18/013792-21 en de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 05/290799-20 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 18/044542-21
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 augustus 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 14 januari 2021, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021012421 van 17 april 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 april 2021, opgenomen op pagina 640 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] ;
ten aanzien van het feit in de zaak met parketnummer 18/013792-21
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 augustus 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 7 december 2020, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020338716 van 22 december 2020, inhoudend het relaas van verbalisanten;
3. een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen in voornoemd dossier;
ten aanzien van de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 05/290799-20
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 augustus 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 27 oktober 2020, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0600-2020510599 van 1 november 2020, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 27 oktober 2020, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank past met betrekking tot de feiten 2 en 4 subsidiair in de zaak met parketnummer 18/044542-21 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 10 augustus 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was op 11 januari 2021 met [medeverdachte 1] in de woning aan de [straatnaam] te Groningen. Toen aangever binnen kwam, stond ik bij het keukenblok. [medeverdachte 1] heeft de deur van de kamer dichtgegooid. Ik had een aardappelschilmesje in mijn handen, [medeverdachte 1] een schroevendraaier. Toen aangever via het balkon de woning had verlaten, zijn [medeverdachte 1] en ik hem gevolgd naar zijn auto. Ik wilde in de auto stappen aan de bijrijderskant. Aangever maakte slaande bewegingen naar mij. Ik sloeg terug, met het mes in mijn handen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 14 januari 2021, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021012421 van 17 april 2021, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 11 januari 2021 had ik [naam 1] op de app en wij maakten een afspraak met elkaar. Hij vroeg of ik bij zijn huis wilde kijken en hij wilde mij wel pijpen. Wij spraken om 13.30 uur af aan de [straatnaam] te Groningen. Ik ben daar heen gelopen en ik zag een deur open staan. Ik ben naar binnen gelopen. Bij het keukenblok zag ik een jongen staan. De jongen zei tegen mij en hij wees dat ik door moest lopen. Ik maakte nog een stap in de richting van het kamertje en ik draaide om. Ik zag en hoorde dat de voordeur achter mij dicht werd gegooid. Ik zag dat er een jongen van achter de deur te voorschijn kwam en mij het kamertje in duwde. Ik zag dat beide jongens op mij afkwamen en ze mij de kamer in drukten. Jongen 2, die bij de deur stond, trok gelijk mijn telefoon uit mijn handen. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: "Je bent een viezerik, je bent een pedofiel, wat moet jij met mij, ik ben 17 jaar. Nu ga jij betalen". Jongen 1 was agressief. Ik zag dat jongen 1 een aardappelschilmesje in zijn handen had. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: "Doe wat hij zegt, anders maak ik je dood. Ik ga je steken, ik ga je prikken". Ik zag dat jongen 2 een grote sterschroevendraaier in zijn handen had en ik zag dat hij hier ook mee dreigde door de schroevendraaier dreigend voor mijn gezicht te houden. Ik voelde dat de spanning opliep, ik zag dat de beide jongens agressiever werden. Ik zag dat jongen 1 mij bleef bedreigen met dat mesje. Ik dacht bij mijzelf dat ik hier weg moest zijn, anders ging het helemaal fout. Ik zag dat er een balkondeur in de kamer was. Ik heb de balkondeur open getrokken en een sprong genomen vanaf het balkon. Ik ben in de auto gesprongen. Jongen 1 kwam via de bijrijderskant mijn auto binnen. Ik zag en ik voelde dat hij op mij in begon te steken. Ik begon met mijn linker arm af te weren door zijn kant op te slaan. Ik werd drie keer geraakt. Ik zag dat ik een wondje had op mijn rechter borst en onder mijn rechter oksel. De wondjes waren oppervlakkig.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 22 januari 2021, opgenomen op pagina 320 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Door mij is een onderzoek ingesteld naar de trui van aangever [slachtoffer 1] . Deze had [slachtoffer 1] aan ten tijde van de afpersing waarbij hij drie keer is gestoken. In de trui zag ik aan de linkerkant (voorzijde trui), ter hoogte van de schouder/oksel/borst, drie gaten ter grootte van ongeveer
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 april 2021, opgenomen op pagina 640 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
[verdachte] en ik waren in dat huis en toen stond [slachtoffer 1] voor de deur.
Vraag verbalisant: [verdachte] heeft verklaard dat hij een aardappelschilmesje in zijn handen had en jij een schroevendraaier. Wat is daar jouw reactie op?
Antwoord verdachte: Dat klopt.
Ik kreeg van [medeverdachte 2] te horen wat [slachtoffer 1] met hem appte. Op die manier wisten we of [slachtoffer 1] zou komen. [verdachte] en meneer [slachtoffer 1] liepen de woonkamer binnen. Ik heb de tussendeur dicht gedaan. We zeiden, we willen alleen geld. [verdachte] begon tegen hem te schreeuwen. Het lukte de meneer niet om geld over te maken. We raakten in paniek. Die man sprong via het balkon naar beneden. Samen met [verdachte] ben ik achter de man aangerend. [verdachte] is in de auto van [slachtoffer 1] gesprongen. [verdachte] heeft hem in zijn armen gestoken.
bewijsoverweging
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich, samen met medeverdachte [medeverdachte 1] , heeft schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving. Uit de bewijsmiddelen volgt dat voor aangever een dreigende situatie is ontstaan waaraan hij zich niet kon onttrekken. Naar het oordeel van de rechtbank was het voor aangever duidelijk dat hij niet weg mocht voordat hij geld had overgemaakt, wat ook wel blijkt uit het feit dat beide verdachten achter aangever aan zijn gerend nadat deze via het balkon de woning was ontvlucht, wat moeilijk anders kan worden opgevat dan als een poging om te beletten dat aangever vertrok. De rechtbank heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat blijkens de in het dossier aanwezige foto’s sprake was van een kleine kamer, waarin een wandje was gezet waardoor er een smalle doorgang overbleef naar de hal en dat beide verdachten -agressief en met wapens in de hand- zich tussen aangever en die hal bevonden. Ook bij een vrijheidsbeneming van enkele minuten, zoals hier het geval is geweest, is volgens vaste jurisprudentie sprake van een wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De rechtbank acht ook de mishandeling van aangever bewezen. Verdachte heeft verklaard dat hij aangever heeft geslagen met het mes in zijn handen. De rechtbank is van oordeel dat hij hiermee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever hierdoor letsel zou oplopen, hetgeen ook is gebeurd.