Op 10 februari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een verzetzaak tussen [eiser], wonende te Veendam, en GMG HOLDING B.V., gevestigd te Veendam, en [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. De zaak betreft een geschil over de vraag of er sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. [Eiser] had verzet aangetekend tegen een eerder vonnis, waarin hij vorderingen had ingesteld tegen GMG c.s. en [gedaagde 3]. De rechtbank oordeelde dat het verzet alleen voortgezet kan worden tussen de opposant en de oorspronkelijke eisers, en dat [gedaagde 3] niet als partij in het geding kan worden beschouwd. De rechtbank stelde vast dat de vorderingen van [eiser] tegen [gedaagde 3] niet ontvankelijk zijn, omdat er geen sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. De rechtbank verklaarde [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen in conventie en reconventie voor zover deze tegen [gedaagde 3] zijn gericht. De zaak zal nu verder worden behandeld met GMG c.s. als eerste aan de beurt voor schriftelijk voortprocederen.