ECLI:NL:RBNNE:2021:394

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
18/288254-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vader en zoon wegens examenfraude en diefstal van examens

De Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 9 februari 2021 een 49-jarige man en zijn 20-jarige zoon veroordeeld voor examenfraude. De verdachten hebben zich schuldig gemaakt aan diefstal van een examen en het illegaal overnemen van centrale eindexamens vanaf CD-roms. De zoon heeft na afloop van de centrale eindexamens kennisgenomen van de antwoorden en het correctiemodel, waarna hij zijn antwoordformulieren heeft aangepast. De vader, als conciërge, had toegang tot het schoolgebouw en heeft zonder toestemming een sleutel van de kluis laten maken. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de impact van de feiten op de levens van de verdachten, hun achtergrond en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De zoon stond onder druk van zijn vader en heeft op zijn initiatief deelgenomen aan de examenfraude. De rechtbank heeft de vader veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 200 uren, terwijl de zoon een werkstraf van 80 uren opgelegd kreeg. De rechtbank overwoog dat de verdachten berekenend en geraffineerd te werk zijn gegaan, wat heeft geleid tot onrust en extra kosten voor de school. De integriteit van het onderwijs en de centrale eindexamens is aangetast door hun handelen. De rechtbank heeft de feiten gekwalificeerd als medeplegen van valsheid in geschrifte, diefstal en het opzettelijk en wederrechtelijk overnemen van niet-openbare gegevens.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/288254-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 februari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats],
die woont op het adres de [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 januari 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.M.J.C. van Lee, advocaat te Donkerbroek. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks 18 tot en met 22 maart 2019 te Leeuwarden opzettelijk en wederrechtelijk niet-openbare gegevens, te weten:
- (een document inhoudende), (een deel van) het schoolexamen/schooltentamen
Aardrijkskunde
- (een Word-document inhoudende), (een deel van) het schoolexamen/schooltentamen Latijn: "Latijn klas 6 2018 - periode 1"
opgeslagen door middel van een geautomatiseerd werk (te weten een computer
en/of een gegevensdrager), voor zichzelf of voor een ander heeft overgenomen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 mei 2019 tot en met 20 mei 2019 te Leeuwarden meermalen, althans eenmaal, tezamen in vereniging, althans alleen,
(telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- het (eind)examen Geschiedenis op 13 mei 2019,
- het (eind)examen Engels op 15 mei 2019, en/of
- het (eind)examen Wiskunde A op 20 mei 2019,
heeft vervalst en/of valselijk heeft opgemaakt door (telkens) ten aanzien van
dat (eind)examen Geschiedenis op 13 mei 2019 en/of dat (eind)examen Engels op 15 mei 2019,
- deel te nemen aan dat (eind)examen en/of dat (eind)examen in te leveren,
- nadat hij kennis had genomen van de antwoorden (op het correctiemodel en/of
het beoordelingsmodel) (vervolgens) na het verstrijken van de, bepaalde, (eind)examentijd, en na school- en/of werktijd, naar de school ([benadeelde partij]) te gaan en/of - toevoegingen, althans wijzigingen, met kennis die na de, bepaalde, (eind)examentijd is opgedaan, conform die antwoorden, aan te brengen op het reeds ingeleverde antwoordblad, en/of ten aanzien van dat (eind)examen Wiskunde A op 20 mei 2019,
- deel te nemen aan dat (eind)examen en/of dat (eind)examen in te leveren,
- (vervolgens) thuis, met inachtneming van de daarna bekend geworden de antwoorden (volgens het correctiemodel en/of het beoordelingsmodel), op een
leeg antwoordblad antwoorden van dat (eind)examen te vermelden, (vervolgens) na het verstrijken van de, bepaalde, (eind)examentijd, en na school- en/of werktijd, naar de school ([benadeelde partij]) te gaan en/of
- (vervolgens) een antwoordblad met daarop zijn nieuwe antwoorden in te leveren, teneinde zo de indruk te wekken dat [medeverdachte], tijdens de, bepaalde, (eind)examentijd, deze toevoegingen, althans wijzigingen en/of (ver)nieuw(d)e antwoorden, reeds had aangebracht, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
hij op of omstreeks 20 mei 2019 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, het (reeds ingevulde) (eind)examen(formulier) Wiskunde A, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan het [benadeelde partij], in elk geval aan een ander, heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten: door, buiten schooltijden, gebruik te maken van een 'druppel' en/of een (door [verdachte], in de herfstvakantie van 2018, bijgemaakte) kluissleutel;
4.
hij in of omstreeks de periode van 7 mei 2019 tot en met 11 mei 2019 te Leeuwarden, tezamen in vereniging, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk
niet-openbare gegevens, te weten gegevens (19 PDF-documenten) bevattende
de (eind)examens VWO en/of de antwoorden van de (eind)examens VWO
betreffende de vakken: Aardrijkskunde, Nederlands, Duits, Economie, Engels, Latijn, Wiskunde A en/of Frans, die waren opgeslagen door middel van een geautomatiseerd werk (een CD-rom), voor zichzelf en/of voor een ander heeft overgenomen;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1. tenlastegelegde feit. Daarnaast heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd voor de onder 2., 3. en 4. tenlastegelegde feiten. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Voor feit 1. geldt dat de betreffende schooltentamens zijn gekopieerd van papier naar papier, zodat niet kan worden bewezen dat zij van een geautomatiseerd werk zijn overgenomen. Met betrekking tot feit 2., 3. en 4. heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte. Daaruit volgt tevens dat er bij het begaan van voornoemde feiten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn zoon (hierna ook: medeverdachte), zodat medeplegen bewezen kan worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1. en 2. tenlastegelegde feiten. Met betrekking tot feit 1. kan niet worden vastgesteld dat verdachte en medeverdachte niet openbare gegevens wederrechtelijk hebben overgenomen van een geautomatiseerd werk. De raadsvrouw heeft met betrekking tot feit 2. opgemerkt dat alle handelingen en gedragingen genoemd na de gedachtestreepjes niet bewezen kunnen worden, omdat deze niet door verdachte zijn begaan. Verdachte heeft de examens niet gemaakt, evenmin heeft hij de examens nadien gewijzigd. Dit betekent ook dat de intellectuele bijdrage van verdachte aan het geheel van gedragingen nihil is geweest, zodat van medeplegen geen sprake is geweest. Met betrekking tot de onder 3. en 4. tenlastegelegde feiten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1.
De rechtbank acht feit 1. niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Gebleken is dat verdachte en medeverdachte kopieën (van papier naar papier) hebben gemaakt van de schooltentamens Aardrijkskunde en Latijn. Deze schooltentamens waren echter niet opgeslagen door middel van een computer of andere gegevensdrager. Het voorgaande betekent dat de overname van gegevens van een geautomatiseerd werk niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feiten 2., 3. en 4.
De rechtbank acht de feiten 2., 3. en 4. wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Verdachte heeft het feitelijk handelen zoals dat is ten laste gelegd, duidelijk en ondubbelzinnig bekend. Om deze reden zal de rechtbank volstaan met onderstaande opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave van bewijsmiddelen luidt als volgt:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 januari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 juni 2019, opgenomen op pagina 162 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019155282 d.d. 1 juli 2019, inhoudend de verklaring van [getuige 1] namens [benadeelde partij] Leeuwarden;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juni 2019, opgenomen op pagina 204 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van [getuige 2].
Bewijsoverweging rechtbank
Feit 2
De verdediging heeft vrijspraak bepleit met betrekking tot feit 2., omdat de in de tenlastelegging genoemde gedragingen niet door verdachte zijn begaan, maar door medeverdachte. De bijdrage van verdachte aan voornoemde gedragingen zijn van onvoldoende gewicht om het medeplegen van feit 2. te bewijzen, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank leidt uit het dossier en de behandeling ter zitting af dat verdachte de initiator is geweest van het plegen van examenfraude. Verdachte heeft zijn zoon (hierna: medeverdachte) aangespoord om na afloop van de centrale eindexamens kennis te nemen van de antwoorden uit het correctiemodel/beoordelingsmodel en is vervolgens meerdere keren met medeverdachte, buiten schooltijd, naar de ruimte in het schoolgebouw gegaan waar de examens werden bewaard. Verdachte had toegang tot de school, omdat hij daar als conciërge werkzaam was. Verdachte heeft medeverdachte vervolgens in de gelegenheid gesteld de reeds gemaakte examens, die in de kluis van de school werden bewaard, te wijzigen en aan te vullen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte is komen vast te staan. Daaraan doet niet af dat het medeverdachte is geweest die als eindexamenkandidaat feitelijk heeft deelgenomen aan de examens en nadien de correcties en wijzigingen heeft aangebracht op de antwoordbladen en in zoverre geen sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. De bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van zodanig groot gewicht geweest dat deze zonder meer kan worden aangemerkt als medeplegen. Verdachte had een cruciale, initiërende en sturende rol: zonder hem was deze vorm van examenfraude niet mogelijk geweest en zou deze ook niet hebben plaatsgevonden. Daarmee acht de rechtbank het medeplegen van het onder 2. tenlastegelegde feit bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 2., 3. en 4. wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 13 mei 2019 tot en met 20 mei 2019 te Leeuwarden meermalen, tezamen in vereniging, telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- het eindexamen Geschiedenis op 13 mei 2019,
- het eindexamen Engels op 15 mei 2019, en
- het eindexamen Wiskunde A op 20 mei 2019,
heeft vervalst en/of valselijk heeft opgemaakt door telkens ten aanzien van
dat eindexamen Geschiedenis op 13 mei 2019 en dat eindexamen Engels op 15 mei 2019,
- deel te nemen aan dat eindexamen en dat eindexamen in te leveren,
- nadat hij kennis had genomen van de antwoorden op het correctiemodel en het beoordelingsmodel, vervolgens na het verstrijken van de bepaalde eindexamentijd, en na schooltijd, naar de school [benadeelde partij] te gaan en toevoegingen, althans wijzigingen, met kennis die na de bepaalde eindexamentijd is opgedaan conform die antwoorden aan te brengen op het reeds ingeleverde antwoordblad en ten aanzien van dat eindexamen Wiskunde A op 20 mei 2019,
- deel te nemen aan dat eindexamen en dat eindexamen in te leveren,
- vervolgens met inachtneming van de daarna bekend geworden antwoorden volgens het correctiemodel en het beoordelingsmodel op een leeg antwoordblad antwoorden van dat eindexamen te vermelden, vervolgens na het verstrijken van de bepaalde eindexamentijd en na schooltijd naar de school [benadeelde partij] te gaan en
- vervolgens een antwoordblad met daarop zijn nieuwe antwoorden in te leveren teneinde zo de indruk te wekken dat [medeverdachte] tijdens de bepaalde eindexamentijd deze antwoorden reeds had aangebracht, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken;
3.
hij op 20 mei 2019 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander het reeds ingevulde eindexamenformulier Wiskunde A dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan het [benadeelde partij], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel te weten: door, buiten schooltijden, gebruik te maken van een 'druppel' en een door [verdachte] in de herfstvakantie van 2018 bijgemaakte kluissleutel;
4.
hij in de periode van 7 mei 2019 tot en met 11 mei 2019 te Leeuwarden, tezamen in vereniging, opzettelijk en wederrechtelijk niet-openbare gegevens, te weten 19 PDF-documenten bevattende de eindexamens VWO en de antwoorden van de eindexamens VWO betreffende de vakken: Aardrijkskunde, Nederlands, Duits, Economie, Engels, Latijn, Wiskunde A en Frans, die waren opgeslagen door middel van een CD-rom, voor een ander heeft overgenomen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
2. Medeplegen van valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd.
3. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van een valse sleutel.
4. Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk niet-openbare gegevens die zijn opgeslagen door middel van een geautomatiseerd werk, voor een ander overnemen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 2., 3. en 4. wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf van 240 uur, waarvan 120 uur voorwaardelijk met daaraan als bijzondere voorwaarden verbonden een meldplicht en een ambulante behandeling. Daarbij is door de raadsvrouw verwezen naar het reclasseringsrapport waaruit volgt dat de kans op herhaling als laag wordt ingeschat. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou ingrijpende financiële gevolgen hebben voor verdachte en zijn gezin, omdat verdachte kostwinner is. De raadsvrouw heeft tevens verzocht rekening te houden met de (culturele) achtergrond van verdachte en de impact die de feiten op het leven van verdachte, en dat van zijn gezin hebben gehad.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van 9 maart 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met zijn zoon (hierna ook: medeverdachte) schuldig gemaakt aan examenfraude, diefstal van een eerder door medeverdachte gemaakt examen teneinde de antwoorden van dat examen te kunnen verbeteren. Daarnaast hebben zij langs illegale weg de centrale eindexamens vanaf CD-roms overgenomen, zodat zij vrij konden beschikken over de vragen en antwoorden. Medeverdachte heeft voor ten minste drie vakken na afloop van het centraal examen kennisgenomen van de antwoorden, inclusief het correctiemodel, om vervolgens aan de hand daarvan zijn antwoordformulieren aan te passen die intussen in de kluis van de school lagen opgeslagen. Verdachte had als conciërge toegang tot het schoolgebouw en kon met een zogenaamde 'druppel' het alarmsysteem in- en uitschakelen. Hij is gedurende de examenperiode meerdere keren, in de avonduren en in aanwezigheid van medeverdachte naar school gegaan om met een nagemaakte sleutel de kluis te openen. Vervolgens werden de originele antwoordformulieren van medeverdachte aangepast of vervangen door een nieuw ‘verbeterd’ exemplaar. Al deze handelingen waren er op gericht medeverdachte te laten slagen voor het centraal eindexamen en zodoende een gymnasiumdiploma te behalen.
Verdachte en medeverdachte zijn berekenend en geraffineerd te werk gegaan. Daarbij heeft verdachte ernstig misbruik gemaakt van zijn positie binnen de school. Hij heeft het vertrouwen dat in hem als conciërge werd gesteld beschaamd en zijn bevoegdheden misbruikt. Daarnaast heeft hij de integriteit van het onderwijs en het centraal examen aangetast. Men moet erop kunnen vertrouwen dat een schooldiploma op een eerlijke manier, en conform de desbetreffende eisen is verkregen. Verdachte heeft dit miskend met alle gevolgen van dien. Het gymnasium heeft een uitgebreid onderzoek moeten verrichten naar de omvang van de examenfraude hetgeen onrust heeft veroorzaakt en veel tijd en geld heeft gekost. Dit wordt verdachte en medeverdachte dan ook zwaar aangerekend. Daarbij verdient het opmerking dat verdachte de initiatiefnemer is geweest en zijn zoon heeft aangespoord examenfraude te plegen. Verdachte kon het niet verkroppen dat medeverdachte geleidelijk lagere cijfers haalde en mogelijk niet op eigen kracht zou slagen voor zijn eindexamen. Toen bij verdachte de indruk ontstond dat zijn zoon zou zakken voor het eindexamen, besloot hij hem op ontoelaatbare wijze te helpen. De Surinaams-Hindoestaanse achtergrond van verdachte speelde daarbij een rol; verdachte is verblind geweest door gevoelens van trots dat medeverdachte als eerste uit de familie een gymnasiumopleiding volgde en kon of wilde tegenover zijn familie niet toegeven dat medeverdachte mogelijk niet zou slagen. Daarbij is verdachte volledig voorbijgegaan aan de mogelijke consequenties en heeft hij zware druk uitgeoefend op medeverdachte en hem uiteindelijk in een uiterst benarde positie gebracht: medeverdachte voelde zich gedwongen een keuze te maken tussen het afwijzen van zijn vader of het plegen van examenfraude. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Bij de straftoemeting neemt de rechtbank in aanmerking dat vanuit het oogpunt van vergelding en generale preventie een straf moet volgen. Daarbij is gelet op wat in vergelijkbare zaken ter zake van examenfraude is opgelegd. De feiten waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt zijn kwalijk en hebben verstrekkende gevolgen gehad. De rechtbank is echter van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in deze zaak niet passend is. Daarbij is gelet op de bijzondere omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, het tijdsverloop en de enorme impact die de feiten hebben gehad op het leven van verdachte en dat van zijn gezin. Uit het reclasseringsrapport volgt dat verdachte na zijn ontslag emotioneel ontregeld is geraakt en kampt met depressieve gevoelens. Er zijn inmiddels ook beginnende financiële problemen, omdat verdachte er in zijn inkomen flink op achteruit is gegaan. Verdachte heeft via de huisarts hulp gekregen en staat onder behandeling van een psychiater en een psycholoog. Verder wijst alles erop dat de verminderde cognitieve vermogens van verdachte van invloed zijn geweest bij het begaan van de feiten. Hij lijkt de gevolgen van zijn handelen niet goed te hebben kunnen overzien. Ter zitting is duidelijk naar voren gekomen dat verdachte veel spijt heeft van zijn handelen en met pijn en verdriet terugkijkt op de periode waarin hij de feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft tevens het strafblad van verdachte in aanmerking genomen waaruit volgt dat hij de afgelopen jaren niet eerder is veroordeeld. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van aanzienlijke duur in dit geval volstaan en recht doen aan de aard en ernst van de feiten. Verder ziet de rechtbank meerwaarde in reclasseringstoezicht en het voortzetten van de reeds ingezette hulpverlening. Verdachte heeft verklaard hier baat bij te hebben. Daarom zal de rechtbank het advies van de reclassering volgen en een meldplicht en een ambulante behandeling als bijzondere voorwaarden stellen. Schuldhulpverlening en verplichte dagbesteding acht de rechtbank niet nodig. Verdachte beschikt inmiddels weer over een vaste baan en hij wordt geholpen bij het in kaart brengen en beheren van zijn financiën.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen een meldplicht en een ambulante behandeling worden verbonden als bijzondere voorwaarden. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 200 uren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 138c, 225 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2., 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf in zijn geheel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
twee jaarde hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland, [straatnaam] te Leeuwarden. Veroordeelde blijft zich daarna melden op afspraken met de reclassering en werkt zo nodig mee aan af te leggen huisbezoeken, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. dat de veroordeelde, zolang de reclassering dat nodig vindt, blijft meewerken aan de reeds gestarte ambulante behandeling bij [instelling] dan wel bij een door de reclassering aan te wijzen soortgelijke zorgverlener. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 200 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. G.W.G. Wijnands en mr. J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door mr. M. Postma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 februari 2021.
Mr. Kroeze is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.