ECLI:NL:RBNNE:2021:395

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
18/288252-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vader en zoon wegens examenfraude en diefstal van examenmateriaal

De Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 9 februari 2021 een 49-jarige man en zijn 20-jarige zoon veroordeeld voor examenfraude. De verdachten hebben zich schuldig gemaakt aan diefstal van een examen en het illegaal overnemen van centrale eindexamens vanaf CD-roms. De zoon heeft na afloop van de centrale eindexamens kennisgenomen van de antwoorden en het correctiemodel, waarna hij zijn antwoordformulieren heeft aangepast. De vader, als conciërge, had toegang tot het schoolgebouw en heeft zonder toestemming een sleutel van de kluis laten maken. De rechtbank oordeelde dat de verdachten berekenend en geraffineerd te werk zijn gegaan, met als doel het behalen van een gymnasiumdiploma voor de zoon. De impact van de fraude op de school en de integriteit van het onderwijs werd zwaar meegewogen in de uitspraak. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, waaronder de druk die de zoon van zijn vader ervoer. De vader kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 200 uren, terwijl de zoon een werkstraf van 80 uren opgelegd kreeg. De rechtbank paste in het geval van de zoon het jeugdstrafrecht toe, gezien zijn jonge leeftijd en de invloed van zijn vader.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/288252-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 februari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats],
wonende op het adres de [straatnaam] te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 januari 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.M.J.C. van Lee, advocaat te Donkerbroek. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks 18 maart 2019 tot en met 22 maart 2019 te Leeuwarden,
meermalen, althans eenmaal (telkens) niet-openbare gegevens, te weten:
(digitale) foto('s)/afbeelding(en), waarop is weergegeven:
- (een document inhoudende), (een deel van) het schoolexamen/schooltentamen
Aardrijkskunde
- (een Word-document inhoudende), (een deel van) het schoolexamen/schooltentamen Latijn: "Latijn klas 6 2018 - periode 1"
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze gegevens wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat deze (gegevens) door misdrijf zijn verkregen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 mei 2019 tot en met 20 mei 2019 te
Leeuwarden meermalen, althans eenmaal, tezamen in vereniging, althans alleen,
(telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- het (eind)examen Geschiedenis op 13 mei 2019,
- het (eind)examen Engels op 15 mei 2019, en/of
- het (eind)examen Wiskunde A op 20 mei 2019,
heeft vervalst en/of valselijk heeft opgemaakt door (telkens) ten aanzien van dat (eind)examen Geschiedenis op 13 mei 2019 en/of dat (eind)examen Engels op 15 mei 2019,
- deel te nemen aan dat (eind)examen en/of dat (eind)examen in te leveren,
- nadat hij kennis had genomen van de antwoorden (op het correctiemodel en/of
het beoordelingsmodel) (vervolgens) na het verstrijken van de, bepaalde, (eind)examentijd, en na school- en/of werktijd, naar de school ([benadeelde partij]) te gaan en/of
- toevoegingen, althans wijzigingen, met kennis die na de, bepaalde,
(eind)examentijd is opgedaan, conform die antwoorden, aan te brengen op het
reeds ingeleverde antwoordblad,
en/of ten aanzien van dat (eind)examen Wiskunde A op 20 mei 2019,
- deel te nemen aan dat (eind)examen en/of dat (eind)examen in te leveren,
- (vervolgens) thuis, met inachtneming van de daarna bekend geworden de
antwoorden (volgens het correctiemodel en/of het beoordelingsmodel), op een
leeg antwoordblad antwoorden van dat (eind)examen te vermelden, (vervolgens) na het verstrijken van de, bepaalde, (eind)examentijd, en na school- en/of werktijd, naar de school ([benadeelde partij]) te gaan en/of
- (vervolgens) een antwoordblad met daarop zijn nieuwe antwoorden in te leveren,
teneinde zo de indruk te wekken dat [verdachte], tijdens de, bepaalde, (eind)examentijd, deze toevoegingen, althans wijzigingen en/of (ver)nieuw(d)e antwoorden, reeds had aangebracht,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken;
3.
hij op of omstreeks 20 mei 2019 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, het (reeds ingevulde) (eind)examen(formulier) Wiskunde A, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan het [benadeelde partij], in elk geval aan een ander, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten: door, buiten schooltijden, gebruik te maken van een 'druppel' en/of een (door [medeverdachte], in de herfstvakantie van 2018, bijgemaakte) kluissleutel;
4.
hij in of omstreeks de periode van 7 mei 2019 tot en met 11 mei 2019 te Leeuwarden, tezamen in vereniging, althans alleen, opzettelijk en
wederrechtelijk niet-openbare gegevens, te weten gegevens (19 PDF-documenten) bevattende de (eind)examens VWO en/of de antwoorden van de (eind)examens VWO betreffende de vakken: Aardrijkskunde, Nederlands, Duits, Economie, Engels, Latijn, Wiskunde A en/of Frans, die waren opgeslagen door middel van een geautomatiseerd werk (een CD-rom), voor zichzelf en/of voor een ander heeft overgenomen;
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1. tenlastegelegde feit. Daarnaast heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd voor de onder 2., 3. en 4. tenlastegelegde feiten. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Voor feit 1. geldt dat de betreffende schooltentamens zijn gekopieerd van papier naar papier, zodat niet kan worden bewezen dat zij zijn overgenomen van een geautomatiseerd werk. Met betrekking tot feit 2., 3. en 4. heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte. Daaruit volgt tevens dat er bij het begaan van voornoemde feiten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn vader (hierna ook: medeverdachte), zodat medeplegen bewezen kan worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. tenlastegelegde feit. Met betrekking tot feit 1. kan niet worden vastgesteld dat verdachte en medeverdachte niet openbare gegevens wederrechtelijk hebben overgenomen van een geautomatiseerd werk. Met betrekking tot de onder 2., 3. en 4. tenlastegelegde feiten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1.
De rechtbank acht feit 1. niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Gebleken is dat verdachte en medeverdachte kopieën (van papier naar papier) hebben gemaakt van de schooltentamens Aardrijkskunde en Latijn. Deze schooltentamens waren echter niet opgeslagen door middel van een computer of andere gegevensdrager. Het voorgaande betekent dat de overname van gegevens van een geautomatiseerd werk niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feiten 2., 3. en 4.
De rechtbank acht de feiten 2., 3. en 4. wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 januari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 juni 2019, opgenomen op pagina 162 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019155282 d.d. 1 juli 2019, inhoudend de verklaring van [getuige 1] namens [benadeelde partij] Leeuwarden;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juni 2019, opgenomen op pagina 204 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van [getuige 2].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 2., 3. en 4. wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 13 mei 2019 tot en met 20 mei 2019 te Leeuwarden meermalen, tezamen in vereniging, telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- het eindexamen Geschiedenis op 13 mei 2019,
- het eindexamen Engels op 15 mei 2019, en
- het eindexamen Wiskunde A op 20 mei 2019,
heeft vervalst en/of valselijk heeft opgemaakt door telkens ten aanzien van dat eindexamen Geschiedenis op 13 mei 2019 en dat eindexamen Engels op 15 mei 2019,
- deel te nemen aan dat eindexamen en dat eindexamen in te leveren,
- nadat hij kennis had genomen van de antwoorden op het correctiemodel en het beoordelingsmodel, vervolgens na het verstrijken van de bepaalde eindexamentijd, en na schooltijd, naar de school [benadeelde partij] te gaan en toevoegingen, althans wijzigingen, met kennis die na de bepaalde eindexamentijd is opgedaan conform die antwoorden aan te brengen op het reeds ingeleverde antwoordblad en ten aanzien van dat eindexamen Wiskunde A op 20 mei 2019,
- deel te nemen aan dat eindexamen en dat eindexamen in te leveren,
- vervolgens met inachtneming van de daarna bekend geworden antwoorden volgens het correctiemodel en het beoordelingsmodel op een leeg antwoordblad antwoorden van dat eindexamen te vermelden, vervolgens na het verstrijken van de bepaalde eindexamentijd en na schooltijd naar de school [benadeelde partij] te gaan en
- vervolgens een antwoordblad met daarop zijn nieuwe antwoorden in te leveren teneinde zo de indruk te wekken dat hij tijdens de bepaalde eindexamentijd deze antwoorden reeds had aangebracht, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken;
3.
hij op 20 mei 2019 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander het reeds ingevulde eindexamenformulier Wiskunde A dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan het [benadeelde partij], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel te weten: door, buiten schooltijden, gebruik te maken van een 'druppel' en een door [medeverdachte] in de herfstvakantie van 2018 bijgemaakte kluissleutel;
4.
hij in de periode van 7 mei 2019 tot en met 11 mei 2019 te Leeuwarden, tezamen in vereniging, opzettelijk en wederrechtelijk niet-openbare gegevens, te weten 19 PDF-documenten bevattende de eindexamens VWO en de antwoorden van de eindexamens VWO betreffende de vakken: Aardrijkskunde, Nederlands, Duits, Economie, Engels, Latijn, Wiskunde A en Frans, die waren opgeslagen door middel van een CD-rom, voor zichzelf heeft overgenomen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
2. Medeplegen van valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd.
3. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van een valse sleutel.
4. Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk niet-openbare gegevens die zijn opgeslagen door middel van een geautomatiseerd werk, voor zichzelf overnemen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 2., 3. en 4. wordt veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren te vervangen door 75 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft daarbij opgemerkt dat het meerderjarigenstrafrecht toegepast dient te worden en niet het jeugdstrafrecht zoals door de reclassering is geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor toepassing van het jeugdstrafrecht en oplegging van een werkstraf van 80 uren. Daarbij is door de raadsvrouw verzocht rekening te houden met de bijzondere omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Er was sprake van een afhankelijkheidsrelatie tussen verdachte en zijn vader en verdachte durfde hem niet tegen te spreken. Verder hebben de feiten een enorme impact gehad op het leven van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van 5 maart 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met zijn vader (hierna ook: medeverdachte) schuldig gemaakt aan examenfraude en diefstal van een eerder door hem gemaakt examen teneinde de antwoorden van dat examen te kunnen verbeteren. Daarnaast hebben zij langs illegale weg de centrale eindexamens vanaf CD-roms overgenomen, zodat zij vrij konden beschikken over de vragen en antwoorden. Verdachte heeft gedurende de examenperiode voor in elk geval drie vakken na afloop van het centraal examen kennisgenomen van de antwoorden, inclusief het correctiemodel, om vervolgens aan de hand daarvan zijn antwoordformulieren aan te passen die intussen in de kluis van de school lagen opgeslagen. Hij werd daarbij geholpen door zijn medeverdachte die als conciërge toegang had tot het schoolgebouw en het alarmsysteem kon in- en uitschakelen. De kluis werd geopend met een door medeverdachte nagemaakte sleutel waarna de originele antwoordformulieren van verdachte werden aangepast of werden vervangen door een nieuw exemplaar. Al deze handelingen waren er op gericht verdachte te laten slagen voor het centraal eindexamen en zodoende een gymnasiumdiploma te behalen.
Verdachte en medeverdachte zijn berekenend en geraffineerd te werk gegaan. Verdachte heeft met zijn vader opzettelijk geprobeerd docenten te misleiden en op die manier zijn eindexamens te halen. Toen er onregelmatigheden in de antwoorden van verdachte werden geconstateerd, heeft de school een uitgebreid onderzoek moeten verrichten naar de omvang van de examenfraude hetgeen onrust heeft veroorzaakt en veel tijd en geld heeft gekost. Examenfraude is een ernstig strafbaar feit dat hoog wordt opgenomen. Men moet er immers op kunnen vertrouwen dat een diploma op een eerlijke manier, en conform de desbetreffende opleidingseisen is verkregen. Verdachte heeft dit miskend en heeft met zijn gedrag de integriteit van het onderwijs en het centraal eindexamen aangetast.
Tegelijkertijd overweegt de rechtbank dat verdachte veel spijt heeft van zijn gedrag en zich in een bijzonder lastige situatie bevond. Uit het dossier en de behandeling ter zitting is gebleken dat verdachte gedurende zijn gehele schoolgang onder druk van zijn vader stond. Er werden hoge prestaties van hem verwacht en verdachte wilde deze verwachtingen waarmaken. Op initiatief van zijn vader is verdachte vervolgens meegegaan in het plegen van examenfraude. Tegen de achtergrond van Surinaams-Hindoestaanse familieverhoudingen durfde verdachte uit respect voor zijn vader geen weerstand te bieden tegen zijn aansporingen tot examenfraude. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij de bepaling van de straf. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat de gevolgen voor verdachte ingrijpend zijn geweest. Toen de examenfraude aan het licht kwam, werden de examens van verdachte ongeldig verklaard en werd hij uitgesloten van verdere deelname aan herkansingen. Ondanks dat verdachte inmiddels de draad weer heeft opgepakt en een mbo-opleiding heeft afgerond, is zijn toekomstperspectief negatief beïnvloed en beschikt hij vanaf nu over een strafblad. Verder is verdachte veel sociale contacten kwijtgeraakt en hij ervaart nog altijd veel spanningen in de thuissituatie.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in dit geval passend is en recht doet aan de aard en ernst van de feiten. Vanuit het oogpunt van algemene preventie wordt daarmee tevens tot uitdrukking gebracht dat frauderen met examens onacceptabel is en niet onbestraft blijft. Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank toepassing van het jeugdstrafrecht geïndiceerd zoals in het reclasseringsrapport inzichtelijk is gemotiveerd. Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen en heeft de impact en de gevolgen van zijn gedrag en handelen onderschat en onvoldoende kunnen overzien. Daarnaast bevond hij zich in een afhankelijkheidspositie ten opzichte van zijn vader. Mede gelet op de jonge leeftijd van verdachte ziet de rechtbank voldoende aanleiding het jeugdstrafrecht toe te passen.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf opleggen voor de duur van 80 uren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 77c, 77m, 77n, 77gg, 138c, 225 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2., 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een werkstraf voor de duur van 80 uren.De werkstraf moet binnen 12 maanden zijn verricht.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. G.W.G. Wijnands en mr. J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door mr. M. Postma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 februari 2021.
Mr. Kroeze is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.