ECLI:NL:RBNNE:2021:4102

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
206404
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op onrechtmatige publicatie en uitingen over de directeur van het UWV in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 september 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en een gedaagde, die onrechtmatige uitingen heeft gedaan over de algemeen directeur van het UWV, [eiser sub 2]. De gedaagde heeft in het verleden meerdere aanvragen voor arbeidsongeschiktheidsuitkeringen ingediend, die door het UWV zijn afgewezen. Dit leidde tot frustratie bij de gedaagde, die zijn onvrede op verschillende manieren heeft geuit, waaronder via sociale media en in een boek waarin hij de directeur beschuldigt van ernstige misstanden, waaronder moord en fraude.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de uitingen van de gedaagde onrechtmatig zijn, omdat ze beledigend en bedreigend zijn voor de directeur en inbreuk maken op zijn eer en goede naam. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het UWV voldoende belang heeft bij de vorderingen, aangezien het hen verplicht is om hun werknemers te beschermen tegen onrechtmatige uitingen. De rechtbank heeft de gedaagde verboden om het boek te verhandelen en om onrechtmatige uitingen over de directeur te doen, en heeft hem tevens veroordeeld tot het betalen van een dwangsom voor elke overtreding van deze verboden.

De uitspraak benadrukt de afweging tussen het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op bescherming van de eer en goede naam van individuen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat in dit geval de belangen van de directeur zwaarder wegen dan de uitingsvrijheid van de gedaagde, gezien de ernst van de beschuldigingen en de gevolgen daarvan voor de directeur.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/206404 / KG ZA 21-109
Vonnis in kort geding van 24 september 2021
in de zaak van
1. het zelfstandig bestuursorgaan
UITVOERINGSINSTITUUT WERKNEMERSVERZEKERINGEN,
gevestigd te Amsterdam,
2.
[eiser sub 2]
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. M.S. Dalfour te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. B. van Dijk te Groningen.
Partijen zullen hierna het UWV en [eiser sub 2] enerzijds en [gedaagde] anderzijds genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van het UWV en [eiser sub 2] ;
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft van 1996 tot 2015 diverse malen een aanvraag bij het UWV ingediend voor het verkrijgen van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, hetzij op grond van de AAW, hetzij op grond van de Wajong, hetzij op grond van de WIA. De diverse aanvragen daartoe zijn door het UWV afgewezen, omdat [gedaagde] niet voldeed aan de wettelijke eisen voor het verkrijgen van de gevraagde uitkering. Diverse malen is [gedaagde] tegen de afwijzing van de uitkering door het UWV in beroep gegaan bij de rechtbank Noord-Nederland danwel bij de Centrale Raad van Beroep. In die beroepsinstanties is vastgesteld dat [gedaagde] geen recht heeft op de door hem aangevraagde uitkeringen.
2.2.
[gedaagde] heeft mede vanwege zijn lichamelijke situatie - hij heeft een ernstige vorm van tinnitus en een vorm van autisme - de wens in Frankrijk te wonen. Met een bijstandsuitkering, die hij ontvangt, is dat echter niet mogelijk.
2.3.
Bij e-mail van 26 februari 2020 heeft [gedaagde] het volgende aan [eiser sub 2] , directeur van het UWV, laten weten:
Ik heb begrepen dat u mijn gratieverzoek niet heeft gehonoreerd, jammer dat u zelf niet eens de moeite neemt om te reageren, ik begrijp dat een mensenleven voor het UWV er niet toe doet, maar toch wil ik u vragen om mij per mail of per brief een afwijzing te geven van mijn gratieverzoek, dat maakt mijn zaak een stuk sterker bij de scan arts en de second opinion die nog nodig zijn voor de euthanasie procedure. Immers daarmee heb ik dan aangetoond dat echt alle wegen dood lopen. Als u mijn leven niet wil redden, dan smeek ik u, help me dan mee aan waardige dood.
[eiser sub 2] heeft [gedaagde] bij e-mail van 27 februari 2020 het volgende doen weten:
Ik heb uw mails ontvangen en gelezen. Ik leef met u mee en ik begrijp dat u radeloos bent omdat u niet heeft gekregen wat u zou willen, namelijk een positieve beslissing op uw vraag om voor een Wajong-uitkering in aanmerking te komen. Ik kan die beslissing niet terugdraaien, niemand bij UWV overigens. Daarmee is uw radeloosheid/uitzichtloosheid niet opgelost. Dat begrijp ik goed. Toch zou ik u graag willen uitnodigen voor een persoonlijk gesprek met een kop koffie/thee. Bent u daarvoor in?
Mede omdat in maart 2020 de coronacrisis is uitgebroken, heeft het gesprek tussen [eiser sub 2] en [gedaagde] niet plaatsgevonden. Daarover is een e-mailwisseling tussen [gedaagde] en [eiser sub 2] gevoerd. [gedaagde] heeft daarbij onder meer het volgende laten weten:
U weet ook dondersgoed dat ik arbeidsongeschikt ben, want als de levenseindekliniek al vind dat mijn leven ondragelijk is, dan zegt dat voldoende. Maar goed, als u mijn leven niks waard vind, en zich wilt verschuilen achter de regeltjes gaat u gang! U had de keuze een mensenleven te redden, een keuze om uw menselijke kant te tonen, want het is natuurlijk nonsens dat ik geen WAJONG of WIA kan krijgen. Maar u bent een ongeïnteresseerde bobo net als de rest want u laat me omkomen van de honger in Frankrijk in een berghut. Over 8 weken stopt de bijstand mijn uitkering, vanwege mijn verblijf in het buitenland…regels zijn regels nietwaar?
[eiser sub 2] heeft daarop laten weten erg graag in gesprek te willen met [gedaagde] om zijn verhaal te horen; daarbij heeft [eiser sub 2] aangegeven niet te kunnen voldoen aan de wens van [gedaagde] een WIA of Wajong te verkrijgen.
2.4.
Naast het sturen van e-mails aan medewerkers van het UWV heeft [gedaagde] artikelen over UWV-medewerkers, met name over [eiser sub 2] , gepubliceerd onder meer op de Facebookpagina ‘ [facebookpagina] ’ en zijn website www. [website 1] .nl. Daarin heeft hij onder meer geschreven:
De reden voor de annulering was deels te wijden aan mijn actie bij [eiser sub 2] in de straat, zie je wel die nare man brengt alleen ongeluk. (...) ’t wordt tijd dat hij een spuitje krijgt (…)
2.5.
Op donderdag 3 december 2020 heeft [gedaagde] zich vastgeketend aan een hek op de openbare weg tegenover het woonhuis van [eiser sub 2] . De zaterdagavond daarna is [gedaagde] losgeknipt en gearresteerd door de politie.
2.6.
Het UWV heeft naar aanleiding van de actie van [gedaagde] een persbericht verspreid, waarin onder meer het volgende is geschreven:
UWV begrijpt dat [gedaagde] zich radeloos voelt. Blijkbaar zag hij geen andere uitweg dan actie te voeren voor de deur van [eiser sub 2] , directeur van UWV WERKbedrijf. Hij deed dat door direct in diens privésfeer te treden, samen met een cameraploeg. Daarmee is een grens overschreden. UWV keurt dat af en heeft dat ook duidelijk aangegeven. Inmiddels is de actie beëindigd. UWV kan, hoe spijtig ook, niets betekenen voor [gedaagde] . Wel heeft UWV hem een gesprek aangeboden om de eerdere besluiten nog eens uit te leggen. Tot onze teleurstelling weigerde hij dit weekend op dat aanbod in te gaan. De situatie van [gedaagde] is door UWV veelvuldig bekeken. Echter voor een Wajong-uitkering gelden strikte voorwaarden en daar komt [gedaagde] niet voor in aanmerking. Besluiten van UWV staan uiteraard open voor bezwaar en beroep en die procedure is hier ook veelvuldig doorlopen, tot aan de hoogste rechter op dit gebied, de Centrale Raad van Beroep. Daarbij zijn de besluiten van UWV in stand gebleven. De situatie van [gedaagde] is ook voorgelegd aan de Nationale Ombudsman en ook hij zag geen aanleiding voor een ander besluit van UWV. UWV heeft niettemin onderzocht of er toch niet een uitzondering gemaakt kan worden. Daar is zowel door interne als externe deskundigen naar gekeken, maar dat blijkt niet mogelijk. Hoe vervelend we dat ook vinden voor [gedaagde] , UWV kan niets meer voor hem betekenen. Daarom krijgt hij nu een bijstandsuitkering van de gemeente waar hij woont. In Nederland is de bijstand het sociale vangnet als andere uitkeringen niet van toepassing zijn.
2.7.
Op 11 december 2020 heeft een gesprek tussen [gedaagde] en het UWV plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan heeft het UWV bij brief van 16 december 2020 onder meer het volgende aan [gedaagde] laten weten:
Bij brief van 10 december jl. hebben wij u uitgenodigd voor een gesprek. Dit gesprek heeft op vrijdag 11 december 2020 plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek hebben wij u uitgelegd waarom UWV aan u geen Wajong-uitkering kan verstrekken. U heeft daar geen recht op. Bovendien kan UWV voor u geen uitzondering maken, omdat dat in strijd is met de wet.
Verder gaf u tijdens het gesprek aan dat u van mening bent dat als u geen recht heeft op een Wajong-uitkering, u wel recht heeft op een WIA-uitkering. Uit oogpunt van zorgvuldigheid hebben wij nogmaals bekeken wat de reden is geweest dat u geen WIA-uitkering heeft gekregen.
Wij hebben destijds aan u geen WIA-uitkering toegekend om de volgende redenen. In 2012 heeft u een WIAuitkering aangevraagd. Deze aanvraag werd afgewezen, omdat u niet verzekerd was voor werknemersverzekeringen en bovendien heeft de WIA betrekking op arbeidsongeschiktheid op of na 1-1-2004. Het voorgaande hebben wij al aan u laten weten. Daarom gaan wij er ook vanuit dat dit bij u bekend is.
Daarop heeft u met terugwerkende kracht een Ziektewetuitkering (ZW) aangevraagd. Zowel UWV, als de rechter, hebben geoordeeld dat u al op 27 januari 2002 niet meer verzekerd was voor de ZW, omdat u op voornoemde datum op staande voet was ontslagen door uw werkgever in verband met onwelvoeglijk gedrag c.q. onwelvoeglijk gemaakte opmerkingen tijdens uw werk. Om die reden werd ook geen ZW-uitkering aan u toegekend. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheid dat u niet meer heeft gewerkt lag in het feit dat u op staande voet was ontslagen en niet in de omstandigheid dat u ziek was. Op het moment dat u wel ziek werd was uw ZW-verzekering al meer dan vier weken gestopt. Gezien het voorgaande komt u niet in aanmerking voor een ZW-uitkering, een WIA-uitkering of een WAO-uitkering. U voldoet immers niet aan de wettelijke vereisten.
Tijdens het gesprek heeft u aangegeven niet te willen onderzoeken welke werkzaamheden u wel kunt verrichten met uw mogelijkheden. Mocht u toch uw re-integratiemogelijkheden willen bespreken dan dient dit gesprek plaats te vinden met de gemeente, omdat u een bijstandsuitkering ontvangt. Het UWV kan u hierin om die reden niet begeleiden.
Conclusie
Wij delen u, nog een keer, mee dat u geen recht heeft op een ZW-uitkering, WIA-uitkering, WAO-uitkering of Wajong. Ook kan UWV - zoals u heeft verzocht tijdens het gesprek - geen uitzondering voor u maken. UWV dient conform de wet te handelen en kan dus aan u geen Wajong (of andere) uitkering verstrekken als u daar geen recht op heeft. UWV kan daarom ook niets meer voor u betekenen en beschouwt hiermee de zaak als afgedaan.
2.8.
Op 31 december 2020 heeft [gedaagde] een e-mail met een link naar een pdfdocument met de titel “ [eiser sub 2] en de moord op [gedaagde] ”. Een boek met die titel is enige tijd te bestellen geweest. Dat boek bevat onder andere de volgende passages:
- Het interesseert de directeur geen flikker of ik dood ga, maar ja hij wil natuurlijk nog wel even samen vatten dat hij echt geen andere keuze heeft, nou ik ook niet. Misschien moet ik een taartje voor hem bakken met wat Fertimex® erin. Dan ervaart hij ook eens aan den lijve hoe euthanasie voelt.
- En hoelang blijf je daar? Nou as het kan mijn hele leven, maar ja dat mag niet met de bijstand en [eiser sub 2] jammerde ik. Wie is [eiser sub 2] vroeg de agent. Nou dat is een Groen links crimineel die de halve Nederlandse politiek in zijn greep heeft. En zijn zoon is aan de Coke en is door de Nederlandse president persoonlijk afgezet bij een afkick kliniek, vertelde ik de Franse agent.
- Hoewel ik die UWV directeur ( [eiser sub 2] ) best over zijn bureau héén wil trekken, met zijn slappe praatjes & zijn geacteerde meelij heeft hij me nu 3 maanden aan het lijntje gehouden, en weer is er geen oplossing voor het probleem [gedaagde] , nou ja het is voor hun ook geen probleem.
- [eiser sub 2] (De van fraude betichte oud groen links politicus) (…).
- Ik kreeg nog een e-mail van de UWV directeur [eiser sub 2] een bla bla bla verhaal, ik had hem verteld dat ik over 8 weken zonder geld in Frankrijk zit omdat de bijstand stopt met betalen en ik had hem gezegd dat hij maar een verwaande BOBO is. Iemand die niet om een mensenleven geeft.
- Ik had gelijk wel in de gaten dat het een acteur pur sang was, want anders kan je niet topman worden van zoon criminele organisatie.
Naast de hiervoor geciteerde teksten bevat het boek verschillende portretfoto’s van [eiser sub 2] .
2.9.
Bij brief van 15 januari 2021 heeft het UWV [gedaagde] gesommeerd om per direct zijn onrechtmatige gedrag te staken en gestaakt te houden. [gedaagde] heeft daarop bij e-mail van 20 januari 2021 aan [eiser sub 2] negatief gereageerd.

3.Het geschil

3.1.
De vordering van UWV en [eiser sub 2] strekt ertoe:
I. A. [gedaagde] te gebieden onmiddellijk na betekening van dit vonnis het boek “
[boektitel 2]” permanent uit de handel te halen, in het bijzonder maar niet uitsluitend door het permanent staken en gestaakt houden van het aanbieden van dit boek op de site ‘ [website 2] ’ en via andere kanalen;
alsmede
B. [gedaagde] te verbieden onrechtmatige uitingen over [eiser sub 2] te doen, waaronder in het bijzonder maar niet uitsluitend begrepen uitingen zoals in deze dagvaarding opgenomen zoals (maar niet alleen) hem beschuldigen van “moord”, “fraude” of “deelname aan een criminele organisatie”;
II. [gedaagde] te verbieden foto’s, portretten (al dan niet in cartoonvorm of enige andere wijze) van [eiser sub 2] te gebruiken in zijn boeken, blogs of enige andere publicatie;
III. [gedaagde] te veroordelen tot het betalen van een dwangsom van C 100,00 voor iedere keer dat [gedaagde] de onder I of II bedoelde verboden en geboden overtreedt, alsmede voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] niet voldoet aan de onder I
of II te wijzen geboden en verboden, met een maximum van € 2.500,00;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure aan de zijde van UWV en [eiser sub 2] , waaronder de nakosten.
3.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid UWV

4.1.
Ter zake van de vorderingen van het UWV heeft [gedaagde] aangevoerd dat het UWV wegens onvoldoende concreet eigen belang niet-ontvankelijk in haar vorderingen verklaard zou moeten worden.
4.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat het UWV als werkgever verplicht is te zorgen voor een veilige werkomgeving voor haar werknemers en haar werknemers in bescherming te nemen tegen onrechtmatige uitingen en/of gedragingen van derden jegens één of meer van die werknemers. Dat - zoals [gedaagde] heeft gesteld - het UWV een overheidsinstantie is die als taak heeft om het stelstel van sociale zekerheid uit te voeren, met alles wat daarbij hoort, moge in beginsel juist zijn, doch dat betekent naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet dat het UWV zich gedragingen en/of uitingen van derden jegens haar werknemers, die als onrechtmatig kunnen worden betiteld, moet laten welgevallen.
4.3.
Gelet daarop heeft het UWV naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende zelfstandig belang bij de onderhavige vorderingen, zodat het UWV daarin ontvankelijk kan worden verklaard.
Inhoudelijk
4.4.
Het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen is met de aard van het gevorderde gegeven.
4.5.
In het geschil tussen partijen staan tegenover elkaar het grondwettelijk en verdragsrechtelijk verankerde recht op vrijheid van meningsuiting (artikel 7 Grondwet en artikel 10 EVRM), en het door artikel 6:162 BW beschermde recht van UWV en [eiser sub 2] om niet te worden blootgesteld aan publicaties die, door daarin geuite ongefundeerde of lichtvaardige verdachtmakingen, inbreuk maken op hun eer en goede naam, respectievelijk op hun recht op bescherming daarvan (vergelijk ook artikel 8 EVRM). Bij de afweging van deze tegenover elkaar staande rechten komt in beginsel geen voorrang toe aan één van de twee. Afweging van (de belangen achter) die rechten dient plaats te vinden aan de hand van de omstandigheden van het concrete geval. Het antwoord op de vraag welk van de beide rechten in een concrete situatie zwaarder moet wegen, en daarmee of de uitingen van [gedaagde] onrechtmatig zijn, is afhankelijk van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval, die daartoe in onderling verband moeten worden beoordeeld. Daarbij is onder meer relevant (i) de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die uitlatingen betrekking hebben, (ii) de ernst - bezien vanuit het algemeen belang - van de misstand die aan de kaak wordt gesteld, (iii) de mate waarin de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal, (iv) de totstandkoming en inkleding van de uitlatingen, (v) het gezag dat het medium waarop de uitlatingen zijn gepubliceerd geniet en (vi) de maatschappelijke positie van de betrokken persoon. Genoemde omstandigheden wegen niet alle even zwaar. Welke omstandigheden van toepassing zijn en welk gewicht daaraan moet worden gehecht, hangt af van het concrete geval. Uiteindelijk is het aan de bodemrechter om te beoordelen of de gewraakte uitingen onrechtmatig zijn. In dit kort geding dient vooruit te worden gelopen op het waarschijnlijke oordeel van de bodemrechter.
4.6.
Gelet op de overgelegde stukken heeft [gedaagde] [eiser sub 2] onder meer beschuldigd van moord, fraude en deelname aan een criminele organisatie. Die beschuldigingen heeft [gedaagde] kenbaar gemaakt in boekvorm, op Facebookpagina’s en op internetsites, zoals www. [website 1] .nl.
4.7.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is aannemelijk dat een groot deel van de onvrede van [gedaagde] die hij in de in geding zijnde vormen van media uit, is aangevangen met danwel ingegeven door het feit dat in diverse procedures aangaande beslissingen van het UWV is komen vast te staan dat [gedaagde] geen recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
4.8.
Gelet op de inhoud van de in geding zijnde mediavormen, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de zojuist aangehaalde kwalificaties buitenproportioneel zijn, beledigend en jegens individuele medewerkers, met name jegens [eiser sub 2] (die niet alleen vanuit zijn functie bij het UWV maar ook persoonlijk het nodige te doen heeft gehad met [gedaagde] ), bedreigend. [eiser sub 2] wordt immers met naam en toenaam genoemd en in verband gebracht met criminele activiteiten en in diverse gevallen is zijn foto of een gelijkende tekening daarbij gepubliceerd. Dat er sprake zou zijn van evident clownesk gedrag en dat het om zijn manier van schrijven gaat, zoals [gedaagde] ter zitting heeft verklaard, vormt geen vrijbrief voor het doen van dergelijke uitlatingen over danwel het maken van beschuldigingen aan het adres van [eiser sub 2] .
4.9.
Gelet op het vorenoverwogene zijn de uitlatingen van [gedaagde] betreffende [eiser sub 2] in diverse mediavormen onrechtmatig jegens het UWV en [eiser sub 2] . Voldoende is komen vast te staan dat het UWV en [eiser sub 2] er recht op en belang bij hebben dat het boek “
[boektitel 1]” uit de handel wordt gehaald en dat [gedaagde] wordt verboden onrechtmatige uitingen over [eiser sub 2] te doen.
4.10.
Met betrekking tot de vordering [gedaagde] te verbieden foto’s, portretten (al dan niet in cartoonvorm of enige andere wijze) van [eiser sub 2] te gebruiken in zijn boeken, blogs of enige andere publicatie overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
4.10.1.
In artikel 21 Auteurswet (Aw) is vastgelegd dat openbaarmaking van een portret niet geoorloofd is - als het gaat om een niet in opdracht van de geportretteerde gemaakte portret - voor zover een redelijk belang van de geportretteerde zich daartegen verzet. Als er echter sprake is van in opdracht gemaakte portretten - waar in dit geval voorshands van wordt uitgegaan op grond van het overgelegde materiaal - is artikel 20 Aw van toepassing. Dat artikel bepaalt dat de auteursrechthebbende zonder toestemming van de geportretteerde het portret niet openbaar mag maken. Het gaat in het onderhavige geval echter om de openbaarmaking door een niet auteursrechthebbende.
4.10.2.
Gelet op het systeem van de wet - dat verdergaande bescherming poogt te bieden aan een opdrachtgevende geportretteerde - is de voorzieningenrechter van oordeel dat in een situatie als de onderhavige ervan uitgegaan kan worden dat in beginsel toestemming van [eiser sub 2] als geportretteerde vereist is, wil [gedaagde] het portret mogen publiceren. Het zou immers ongerijmd zijn als de in casu geportretteerde zich slechts jegens de maker van de foto, of althans de auteursrechthebbende, kan beroepen op het toestemmingsvereiste en niet jegens een derde, in dit geval [gedaagde] , die zonder daartoe gerechtigd te zijn, zonder toestemming van de maker/auteursrechthebbende en zonder toestemming van de geportretteerden de foto’s openbaar maakt.
Nu gesteld noch gebleken is dat die toestemming aan [eiser sub 2] is gevraagd, laat staan verleend, staat daarmee vast dat [gedaagde] terzake van de publicatie van de foto’s onrechtmatig handelt jegens [eiser sub 2] .
4.10.3.
Volgens de wetsgeschiedenis van de Auteurswet is een portret ‘een afbeelding van het gelaat van een persoon, met of zonder die van verdere lichaamsdelen, op welke wijze zij ook vervaardigd’ (MvT). Onder dat begrip is dan ook een getekend portret begrepen, al dan niet in cartoonvorm.
4.10.4.
Gelet op het vorenoverwogene bestaat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende grond voor toewijzing van het gevraagde gebod onder IA, van het gevraagde verbod onder IB alsmede van het gevraagde verbod onder II. Bij de toewijzing van de gevraagde verboden zal evenals bij de toewijzing van het gevraagde gebod onder IA worden bepaald dat de verboden onmiddellijk na betekening van dit vonnis gelden.
4.11.
De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, met de maximering als hierna in het dictum is vermeld.
4.12.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van UWV worden begroot op:
- betekening oproeping € 103,38
- griffierecht 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.786,38

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt [gedaagde] onmiddellijk na betekening van dit vonnis het boek “
[boektitel 1]” permanent uit de handel te halen, in het bijzonder maar niet uitsluitend door het permanent staken en gestaakt houden van het aanbieden van dit boek op de site ‘ [website 1] .nl’ en via andere kanalen;
5.2.
verbiedt [gedaagde] onmiddellijk na betekening van dit vonnis onrechtmatige uitingen over [eiser sub 2] te doen, waaronder begrepen uitingen zoals in de inleidende dagvaarding opgenomen zoals (maar niet alleen) hem beschuldigen van “moord”, “fraude” of “deelname aan een criminele organisatie”;
5.3.
verbiedt [gedaagde] onmiddellijk na betekening van dit vonnis foto’s, portretten (al dan niet in cartoonvorm of enige andere wijze) van [eiser sub 2] te gebruiken in zijn boeken, blogs of enige andere publicatie;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan het UWV en [eiser sub 2] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 5.1, 5.2 en 5.3 uitgesproken veroordelingen voldoet, tot een maximum van € 2.500,00 is bereikt;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van het UWV en [eiser sub 2] tot op heden begroot op € 1.786,38;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Sanna en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2021. [1]

Voetnoten

1.coll: js (319)