In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 23 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die in het verleden meerdere jachtaktes en vuurwapenverloven heeft verkregen, heeft tegen het besluit van de Korpschef van de Politie geprocedeerd, waarbij zijn jachtakte en vuurwapenverloven op 18 mei 2021 zijn ingetrokken. Dit besluit volgde op een incident op 27 november 2020, waarbij verzoeker twee schapen met een kogelgeweer heeft doodgeschoten op privéterrein. De Korpschef had twijfels over de verantwoordelijkheid van verzoeker om wapens en munitie in bezit te hebben, wat leidde tot de intrekking van de vergunningen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, omdat het bestreden besluit onvoldoende grondslag had. De rechter oordeelde dat de bewijslast bij de verweerder ligt en dat deze niet voldoende heeft aangetoond dat er reden was om aan de verantwoordelijkheid van verzoeker te twijfelen. De voorzieningenrechter schorste het besluit van de Korpschef en bepaalde dat verzoeker zich mocht gedragen alsof hij nog in het bezit was van de ingetrokken jachtakte en vuurwapenverloven, totdat er een besluit op het administratief beroep was genomen. Tevens werd de Korpschef veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoeker.
De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij het intrekken van vergunningen en de rechten van verzoekers in bestuursrechtelijke procedures. De voorzieningenrechter heeft de zaak met zorg behandeld en de belangen van verzoeker gewogen tegen de argumenten van de verweerder.