ECLI:NL:RBNNE:2021:4387

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
18/170253-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 24 september 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld voor het samen met zijn partner plegen van ontuchtige handelingen met een toen 15-jarig slachtoffer. De rechtbank legde de man een taakstraf van 240 uren en een gevangenisstraf van 182 dagen op, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De zaak kwam ter terechtzitting op 10 september 2021, waar de verdachte bijgestaan werd door zijn advocaat, mr. E.M. Bakx, en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. E.R. Jepkema. De tenlastelegging betrof ontuchtige handelingen die plaatsvonden tussen 1 december 2017 en 12 november 2018, waarbij het slachtoffer, geboren in 2003, de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren, ondanks wisselende verklaringen van het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze gepleegd zijn, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn beperkte cognitieve vaardigheden. De rechtbank concludeerde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer passend was, gezien het tijdsverloop tussen de aanhouding en de zitting, en legde een combinatie van straffen op.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/170253-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 24 september 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 september 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.M. Bakx, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer data en/of tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2017 tot en met 12 november 2018 te Dronryp, in de gemeente Menameradiel/Waadhoeke en/of op Terschelling, in de gemeente Terschelling en/of te Franeker, in de gemeente Franekeradeel/Waadhoeke, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, met [slachtoffer] , geboren op [datum] 2003, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte en/of verdachtes mededader/partner, in voornoemde periode, meermalen
- de penis van die [slachtoffer] vastgepakt en/of met die penis van [slachtoffer] heen-en weergaande beweging(en) gemaakt, althans die [slachtoffer] afgetrokken en/of zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] gepijpt en/of laten pijpen en/of
- die [slachtoffer] anaal gepenetreerd met een of meer vinger(s) en/of een dildo en/of de penis en/of
- met die [slachtoffer] geslachtsgemeenschap gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde ten aanzien van de periode van 1 januari 2018 tot 9 november 2018. De officier van justitie heeft aangevoerd dat hij ten aanzien van de periode de verklaring van het slachtoffer, waarin hij heeft verklaard dat de handelingen hebben plaatsgevonden vanaf begin 2018 als uitgangspunt neemt. Als eindpunt neemt hij de dag dat het slachtoffer door zijn vader en de politie bij de woning van verdachte is opgehaald.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de periode waarin het slachtoffer nog geen vijftien jaar was. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat de ontuchtige handelingen vanaf eind februari 2018 hebben plaatsgevonden en dat op pagina 36 van het proces-verbaal dit door het slachtoffer wordt bevestigd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat getuige [naam 2], een vriend van het slachtoffer, heeft verklaard dat de ontuchtige handelingen vanaf december 2017 hebben plaatsgevonden. Hij heeft verklaard dat hij dit van het slachtoffer heeft gehoord.
Het slachtoffer heeft bij de politie wisselend verklaard over wanneer de ontuchtige handelingen zijn begonnen. Zo heeft hij verklaard dat de handelingen begin 2018 zijn begonnen; de eerste keer zou in januari 2018 zijn geweest. Later heeft hij verklaard dat verdachte hem in januari 2018 heeft gevraagd, maar dat de ontuchtige handelingen pas later zijn begonnen. Dat was na zijn vijftiende verjaardag, te weten [datum] 2018.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de ontuchtige handelingen na [datum] 2018 hebben plaatsgevonden tot de dag dat het slachtoffer door de politie bij zijn woning is opgehaald, te weten 9 november 2018. Gelet op de wisselende verklaringen van het slachtoffer zal de rechtbank de verklaring van verdachte ten aanzien van de periode volgen.
De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte de feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 september 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 25 februari 2019, opgenomen op pagina 27 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland bevattende het onderzoek STRANLJIP/ NNRBC18163 van 16 mei 2019, inhoudend de verklaring van [naam 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 26 februari 2019, opgenomen op pagina 91 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 27 februari 2019, opgenomen op pagina 140 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [medeverdachte] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op meerdere data en tijdstippen in de periode van [datum] 2018 tot 9 november 2018 te Dronryp, in de gemeente Menameradiel (nu gemeente Waadhoeke) en op Terschelling, in de gemeente Terschelling, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, met [slachtoffer] , geboren op [datum] 2003, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers hebben verdachte en verdachtes mededader/partner, in voornoemde periode, meermalen
- de penis van die [slachtoffer] vastgepakt en met die penis van [slachtoffer] heen-en weergaande bewegingen gemaakt en zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] gepijpt en laten pijpen en
- die [slachtoffer] anaal gepenetreerd met een of meer vingers en een dildo en de penis en
- met die [slachtoffer] geslachtsgemeenschap gehad
en
in de periode van [datum] 2018 tot 9 november 2018 te Franeker, in de gemeente Franekeradeel (nu gemeente Waadhoeke), met [slachtoffer] , geboren op [datum] 2003, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte, in voornoemde periode,
- die [slachtoffer] anaal gepenetreerd met de penis.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
en
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft aangevoerd dat hij bij de strafmaat rekening heeft gehouden met de volgende omstandigheden:
  • de ernst en de lange periode waarin de van de ontuchtige handelingen plaatsvonden;
  • er was geen sprake van dwang richting het slachtoffer;
  • verdachte heeft de ontuchtige handelingen gepleegd in een situatie waarin hij (deels) de zorg voor het slachtoffer had;
  • verdachte is volledig toerekeningsvatbaar, maar in de straf moet rekening gehouden worden met de omstandigheid dat zijn leervermogen minder dan gemiddeld is;
  • het tijdsverloop tussen het als verdachte gehoord worden en de behandeling ter terechtzitting.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, de maximale taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstaf met al dan niet bijzondere voorwaarden. De raadsvrouw verzoekt bij het opleggen van de straf vergelding niet te laten prevaleren boven preventie.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan het voorarrest verstrekkende gevolgen voor verdachte zal hebben. Hij zou hierdoor zijn fulltime baan en zijn huurwoning verliezen. In de strafmaat moet ten gunste van verdachte rekening worden gehouden met het tijdsverloop tussen het moment van de aanhouding en de zitting. De spanning die dit met zich heeft meegebracht heeft tot gevolg dat de eventuele recidive is afgenomen. Tevens neemt verdachte verantwoordelijkheid voor zijn gedrag en is het nooit zijn bedoeling geweest om het slachtoffer pijn te doen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies van 26 januari 2021, het psychologisch rapport opgemaakt door D.R. van der Velde, GZ-psycholoog van 1 april 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in een periode van negen maanden samen met zijn echtgenote schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met het vijftienjarige slachtoffer. Het waren vergaande handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het slachtoffer is de zoon van de ex-vriend van de moeder van verdachte en het slachtoffer zag verdachte als een soort broer. Het slachtoffer verbleef in de bewezenverklaarde periode regelmatig bij verdachte en zijn echtgenote. Hij logeerde ook regelmatig, soms wel enkele weken achter elkaar, maar vaker een weekend, bij hen. De verantwoordelijkheid die verdachte en zijn echtgenote als volwassenen hadden om een minderjarige te beschermen was afwezig en zij hebben elkaar ook niet weten te begrenzen in het plegen van de ontuchtige handelingen.
Verdachte heeft met deze handelingen ernstig inbreuk gemaakt op de seksuele integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort feiten schadelijk zijn voor de ontwikkeling van minderjarigen. Het uitgangspunt voor dit soort ernstige delicten is daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Ten nadele van verdachte wordt meegenomen dat de ontuchtige handelingen over een langere periode zijn gepleegd waarbij ze met enige regelmaat plaatsvonden.
De psycholoog heeft geadviseerd dat het ten laste gelegde verdachte volledig kan worden toegerekend. De psycholoog schat de kans op recidive in als laag tot matig. Ondersteuning of behandeling vanuit een strafrechtelijk kader acht hij niet nodig.
De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt ze tot de hare. Uit het psychologisch rapport en de door de psycholoog afgenomen intelligentietest blijkt dat verdachte beperkte cognitieve vaardigheden bezit en derhalve moeilijk lerend is. Zijn werkgeheugen functioneert op licht tot matig verstandelijk niveau. De rechtbank heeft onder meer hierdoor de overtuiging bekomen dat verdachte ten tijde van het plegen van de ontuchtige handelingen onvoldoende heeft beseft hoe schadelijk dit voor het slachtoffer was. De rechtbank zal hiermee in de strafmaat rekening houden. Ook houdt de rechtbank ten gunste van verdachte rekening met de omstandigheid dat geen sprake is geweest van dwang richting het slachtoffer.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag. Hij heeft een bekennende verklaring afgelegd en heeft aangegeven dat hij inmiddels inziet wat hij het slachtoffer heeft aangedaan en heeft hiervan spijt.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de termijn waarbinnen verdachte in redelijkheid kon verwachten dat vervolging zou plaatsvinden is overschreden met zeven maanden. Gelet op deze omstandigheid in combinatie met de genoemde persoonlijke omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op dit moment niet meer passend is.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstaf gelijk aan het voorarrest, de maximale werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met een proeftijd van twee jaren passend en geboden en zal deze straffen opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 182 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 180 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Een taakstraf, voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 september 2021.