ECLI:NL:RBNNE:2021:4397

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
C/17/178949/HA RK 21/46
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
Landinrichtingskamer
zaaknummer: C/17/178949/HA RK 21/46
beschikking van de enkelvoudige landinrichtingskamer van 20 oktober 2021
inzake
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Waadhoeke,
gevestigd te Franeker,
gemachtigden: mr. I. Grijpma en J. Vriese;
verzoekster inzake het ruilplan dat is opgemaakt door de
Bestuurscommissiein de Gebiedsinrichting
"Franekeradeel-Harlingen"en dat is vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 19 januari 2021.
Verzoekster zal in het hierna volgende gemeente Waadhoeke worden genoemd. Verweerster zal - enkelvoudig - Gedeputeerde Staten worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het ontwerp-ruilplan van de Gebiedsinrichting 'Franekeradeel-Harlingen',
  • de hiertegen door de gemeente Waadhoeke ingediende zienswijze, geregistreerd onder nummer 130,
- het ruilplan, hierna aangeduid als het ruilplan, dat van 22 april 2021 tot en met 3 juni 2021 ter inzage heeft gelegen,
- het verzoekschrift van de gemeente Waadhoeke van 2 juni 2021, bij de rechtbank binnengekomen op 3 juni 2021,
  • het verweerschrift van Gedeputeerde Staten met de stukken als bedoeld in artikel 69 derde lid van de Wet inrichting Landelijk Gebied (hierna: Wilg),
  • de mondelinge behandeling van 20 september 2021 ten overstaan van de enkelvoudige landinrichtingskamer van de rechtbank.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn namens de gemeente Waadhoeke verschenen
mr. I. Grijpma en J. Vriese.
Namens de opgeroepen belanghebbende erven [X] is de heer [Y] verschenen.
Verder zijn verschenen vertegenwoordigers namens Gedeputeerde Staten, de Bestuurscommissie en het Kadaster. Namens Gedeputeerde Staten en de Bestuurscommissie is het woord gevoerd door ing. mr. J. Heinen. Van het behandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is beschikking bepaald.
RECHTSOVERWEGINGEN

2.De feiten

2.1.
Ten zuiden van en evenwijdig aan de Westerbuorren te Tzummarum ligt in oost-westelijke richting over een lengte van ongeveer 190 meter een in breedte tussen ongeveer 4,6 en 9,3 meter variërende watergang (hierna aan te duiden als: de sloot) die in het oosten uitmondt in de bij de gemeente Waadhoeke in eigendom zijnde Tsjummearumerfeart en in het westen eindigt bij een dam. De sloot is in het verre verleden gegraven als opvaart naar een indertijd achter de hiervoor genoemde dam gesitueerde boerderij. De noordwal van de sloot grenst voor het grootste deel aan de achtertuinen van de aan de zuidzijde van de Westerbuorren gelegen woningen. Deze behoren tot de bebouwde kom van Tzummarum en bevinden zich buiten het blok. Blijkens een luchtfoto hebben diverse bewoners van aanliggende panden in de sloot liggende (plezier)bootjes aangemeerd bij hun erf. De zuidwal van de sloot grenst aan een aan de erven [A] toegedeeld landbouwkavel, dat na aktepassering zal worden genummerd als TMUXX989.
2.2
De sloot en een daarbij behorend stukje grond bij het westelijke uiteinde zijn genummerd als kavel TMUF409. Het stukje grond aan de westzijde is in het ruilplan toegedeeld aan de te vormen kavel TMUXX989. Het waterdeel van de sloot is in het ruilplan toegevoegd aan kavel TMUXX814, de Tsjummearumer Feart, en toegedeeld een de gemeente Waadhoeke
2.3.
De slootkavel is ingebracht door de erven [B] .

3.Het beroep en het verweer

3.1.
De gemeente Waadhoeke maakt bezwaar tegen de toedeling van de sloot aan haar. Zij heeft geen enkel belang bij de sloot en het beheer en onderhoud ervan is gezien de bereikbaarheid nagenoeg onmogelijk. De sloot ligt ingeklemd tussen eigendommen van derden en is niet bereikbaar voor de gemeente Waadhoeke. Aan het westelijk einde van de sloot bij de dam ligt een regionale waterkering en de Gemeente Waadhoeke stelt met een verwijzing naar de Beleidsregels Integrale Legger van het Wetterskip Fryslân aan dat er, anders dan door Gedeputeerde Staten is aangevoerd, ten aanzien van die waterkering wel een onderhoudsverplichting geldt.
De gemeente Waadhoeke stelt voor om de sloot toe te delen aan de aangrenzende eigenaren.
3.2.
Gedeputeerde Staten stelt zich op het standpunt dat de toedeling aan de gemeente Waadhoeke in de gegeven situatie terecht is. De sloot vormt de scheiding tussen de bebouwde kom en het agrarisch buitengebied, heeft door het gebruik een openbaar karakter heeft hetzelfde waterpeil als de Tsjummearumerfeart en mondt breed in die vaart uit. Toedeling aan de eigenaar van die vaart, de gemeente Waadhoeke, ligt hier volgens Gedeputeerde Staten voor de hand. Gedeputeerde Staten weerspreekt dat er ten aanzien van de sloot een onderhoudsverplichting bestaat. De waterkering ten aanzien waarvan dit wel het geval is, is bij kavel TMUXX989 gevoegd
Toedeling van (de helft van) de sloot aan de aangrenzende eigenaren is niet mogelijk omdat de percelen aan de noordzijde van de sloot buiten het blok liggen en toedeling van de gehele sloot aan de eigenaar van kavel TMUXX989 is geen optie omdat een landbouwer geen belang heeft bij toedeling van niet-agrarische gronden aan de noordoever, alles aldus Gedeputeerde Staten. Indien toedeling aan de gemeente Waadhoeke niet doorgaat zal de inbreng terug moeten naar de erven [B] , met vestiging van een erfdienstbaarheid van overpad over de dam ten behoeve van kavel TMUXX989.
3.3.
De erven [B] hebben geen belang bij de sloot en wensen deze niet meer toegedeeld te krijgen. Ter zitting is namens de ervan [B] toegelicht dat de familie in het verleden aan de Westerbuorren woonde, maar dat de erven daar niet meer wonen. De familie [B] bezat daar in het verleden meerdere percelen grond, maar deze zijn in de loop der jaren geleidelijk allemaal door de vader van de ervan [B] verkocht. Na diens overlijden bleek dat de sloot nog eigendom van de familie was.
Zij hebben van het Wetterskip nog nooit een aanschrijving in verband met onderhoud van de sloot gehad en hebben zelf ook nog nooit onderhoud gepleegd.

4.De beoordeling van het beroep

4.1.
De rechtbank oordeelt als volgt. Het betreft de inbreng van een sloot met een stukje dam waarvan de inbrengende eigenaar erven [B] heeft aangegeven geen toedeling meer te wensen. Gelet op de situatie ter plaatste en de door de erven [B] gegeven toelichting acht de rechtbank het begrijpelijk dat zij de sloot niet meer toegedeeld wensen te krijgen. De rechtbank is van oordeel dat met toedeling aan de erven [B] in de situatie zoals die zich voordoet geen enkel belang is gediend.
4.2.
De door de gemeente Waadhoeke voorgestelde toedeling aan de eigenaren van de kavels aan Westerbuorren is niet mogelijk omdat deze eigenaren en hun kavels zich buiten het blok bevinden. Inbreng en toedeling vindt slechts plaats binnen het blok en er is verder niet gebleken van enige vergelijkbare inbreng door (een van) de bedoelde eigenaren. Gedeputeerde Staten heeft zich naar het oordeel van de rechtbank verder op het standpunt kunnen stellen dat toedeling van de gehele sloot aan de (toegedeelde) eigenaar van kavel TMUXX989 geen optie is omdat deze eigenaar dan niet agrarische gronden toegedeeld zou krijgen. Afgezien ervan dat een agrariër daarbij geen belang heeft zou een dergelijke toedeling in strijd met het bepaalde in artikel 52 lid 3 Wilg kunnen komen.
4.3.
Gelet op het voorgaande en gelet op de feitelijke situatie ter plaatse en het gebruik dat blijkens de luchtfoto door aanwonenden van de Westerbuorren van de sloot wordt gemaakt, dat samen met de door Gedeputeerde Staten gestelde en door de gemeente Waadhoeke niet weersproken situering van de sloot ten opzichte van de Tsjummearummerfeart wijst op een openbaar karakter, ligt toedeling van de sloot aan een overheidsorgaan naar het oordeel van de rechtbank voor de hand. Omdat de sloot uitmondt in de Tsjummearummerfeart heeft Gedeputeerde Staten naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid tot toedeling van de sloot aan de eigenaar van die vaart, de gemeente Waadhoeke, kunnen besluiten.
4.4.
Uit de door de gemeente Waadhoeke zelf aangehaalde Beleidsregels Integrale Legger van het Wetterskip Fryslân blijkt dat er op de sloot geen onderhoudsverplichting rust - zoals in de praktijk is bevestigd door de ervan [B] -, zodat de gemeente Waadhoeke wat dat betreft niet wordt bezwaard door deze toedeling en dit argument toedeling daarom niet in de weg staat. De in dat kader door haar aangevoerde bezwaren volgt de rechtbank derhalve niet. Voor zover er nog een klein deel van de dam waarop wel een onderhoudsverplichting rust na deze toedeling nog eigendom van de gemeente Waadhoeke zou worden - dit is de rechtbank ter zitting niet volledig duidelijk geworden - geldt dat dit gelet op de in dat geval geringe onderhoudsverplichting onvoldoende zwaarwegend is om anders te oordelen dan hiervoor is weergegeven.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat daaromtrent wellicht afspraken met de eigenaar van kavel TMUXX989, op wie de onderhoudsplicht van de dam voor het overige zal rusten, zouden kunnen worden gemaakt.
4.5.
De slotsom van het voorgaande is dat het beroep ongegrond zal worden verklaard. De rechtbank ziet verder aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten zal dragen.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart het beroep ongegrond;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten zal dragen.
Deze beschikking is gewezen door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, en door hem in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2021 in aanwezigheid van de griffier.
c. 439
Rechtsmiddelenverwijzing
Tegen deze beschikking staat voor de belanghebbenden, waaronder verzoeker, die voor de rechtbank zijn verschenen en voor de bestuurscommissie beroep in cassatie open bij de Hoge Raad te 's-Gravenhage overeenkomstig de artikelen 426 tot en met 429 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het beroep in cassatie moet worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak. Het beroep wordt aangebracht bij een door een advocaat bij de Hoge Raad getekend verzoekschrift en ingediend bij de griffie van de Hoge Raad.