ECLI:NL:RBNNE:2021:4401
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van extra kinderbijslag op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW+) en de voorwaarden voor recht op dubbele kinderbijslag
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van extra kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW+). Eiseres, wettelijk vertegenwoordigd door haar bewindvoerder, had een aanvraag ingediend voor een extra bedrag aan kinderbijslag over het jaar 2019. De aanvraag werd door de Sociale Verzekeringsbank afgewezen, omdat eiseres niet het gehele jaar dubbele kinderbijslag had ontvangen. Eiseres ontving tot en met het derde kwartaal dubbele kinderbijslag voor haar kind met intensieve zorg, maar vanaf het vierde kwartaal was deze kinderbijslag beëindigd omdat het kind niet meer bij haar thuis woonde.
Eiseres stelde dat de biologische vader van het kind vanaf het vierde kwartaal wel recht had op dubbele kinderbijslag, en dat er dus gedurende het hele jaar recht op dubbele kinderbijslag voor het kind was. De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 7a van de AKW alleen recht op dubbele kinderbijslag bestaat voor een kind dat tot het huishouden van de verzekerde behoort. Daarnaast moet de verzekerde over elk kwartaal van het desbetreffende jaar recht hebben gehad op dubbele kinderbijslag. Aangezien eiseres over het vierde kwartaal geen dubbele kinderbijslag had ontvangen, voldeed zij niet aan de voorwaarden voor AKW+.
De rechtbank concludeerde dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagde, omdat het niet relevant was dat het kind gedurende het jaar tot het huishouden van één van de ouders behoorde. De rechtbank benadrukte dat de wet geen ruimte biedt voor een belangenafweging bij de toekenning van AKW+ als niet het hele kalenderjaar dubbele kinderbijslag is genoten. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.