In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 september 2021 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep inzake mijnbouwschade in Groningen. Eiser had een beroep ingesteld tegen een besluit van het Instituut Mijnbouwschade Groningen, waarbij een schadevergoeding was toegekend. Het primaire besluit dateerde van 12 mei 2020 en het bestreden besluit van 3 februari 2021, waarbij de schadevergoeding was verhoogd. Eiser heeft zijn beroep echter te laat ingediend, namelijk op 19 april 2021, terwijl de wettelijke termijn van zes weken al was verstreken. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die eiser aanvoerde om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, onvoldoende waren. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verzendingsgegevens van PostNL, waaruit bleek dat het besluit op 4 februari 2021 was aangeboden, maar niet kon worden bezorgd. Eiser had geen feiten of omstandigheden aangedragen die de verschoonbaarheid konden onderbouwen. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, en werd er geen inhoudelijke beoordeling van de schade gedaan. De uitspraak werd gedaan door rechter S. Dijkstra in aanwezigheid van griffier A.J. van Bruggen. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.