ECLI:NL:RBNNE:2021:4857
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vergoeding van kosten rechtsbijstand in strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan over een verzoek van verzoekster om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, gemaakt in het kader van een strafzaak. Verzoekster was vervolgd voor overtredingen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, maar werd op 11 december 2020 vrijgesproken van twee feiten en veroordeeld voor het derde feit, het voorhanden hebben van een busje pepperspray. Verzoekster stelde dat de strafzaak was geëindigd zonder oplegging van enige straf of maatregel, en dat zij daarom recht had op vergoeding van haar advocaatkosten op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De rechtbank overwoog dat de term 'zaak' in het strafrecht betrekking heeft op de strafvervolging van een persoon voor een of meer strafbare feiten. De Hoge Raad heeft in eerdere arresten uiteengezet dat een zaak pas is geëindigd wanneer de rechter over alle cumulatief ten laste gelegde feiten een einduitspraak heeft gedaan. Aangezien verzoekster voor het derde feit was veroordeeld, was de strafzaak niet geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank volgde daarmee het standpunt van de officier van justitie, die het verzoek om vergoeding had afgewezen.
De rechtbank concludeerde dat verzoekster geen recht had op vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, omdat de strafzaak niet was geëindigd zonder oplegging van enige straf of maatregel. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af, en benadrukte dat de uitleg van de term 'zaak' in de wetgeving strikt dient te worden toegepast. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 28 oktober 2021.