Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[x],
1.[gedaagde conventie eiser voorwaardelijke reconventie] ,
[y],
[gedaagde in conventie 1],
[c],
[gedaagde in conventie 2]
[b] ,
[j],
[j],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 8 januari 2020
- de akte overlegging producties, genummerd 1 tot en met 7, van de zijde van [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie]
- de akte overlegging productie, genummerd 8, van de zijde van [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie]
- de akte overlegging producties, genummerd 6 tot en met 13, van de zijde van [y]
- de aanhouding van de op 24 maart 2020 geplande comparitie
- de akte overlegging producties, genummerd 9 tot en met 14, van de zijde van [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie]
- het B8-formulier met productie, eveneens genummerd 13, van de zijde van [y]
- het proces-verbaal van comparitie van 18 juni 2020
- de brief van mr. Besling van 4 september 2020 houdende een opmerking naar aanleiding van het proces-verbaal van comparitie van 18 juni 2020
- de akte uitlating na comparitie, tevens akte wijziging van eis van de zijde van [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie]
- de akte uitlating na comparitie, tevens antwoordakte wijziging van eis van de zijde van [y]
- de akte uitlating producties van de zijde van [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie]
- de antwoordakte van de zijde van [y]
- het tussenvonnis van 7 juli 2021
- de akte overlegging producties (betekeningsexploten) van de zijde van [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] .
2.De feiten
" 1.725,00 " 5.750,00
" 300,00 " 300,00
" 1.023,71 " 2.064,81
" 30.616,35 " 9.623,43
" 6.519,00 " 4.366,00
[naam onderneming], volgens de liquidatiebalans per 07.12.1994, (waaronder begrepen: het bedrijfsgedeelte (5/7 aandeel) in het woon- winkelpand met erf, en grond aan het [woon- en bedrijfspand] )
500,--
f. NIHIL
f. 16.334,61
[…]
3.De vordering in conventie
€ 11.667,49(€ 23.334,98) uit de opbrengsten van het pand
of een andere in goede justitie te bepalen som;
€ 23.334,98 of een andere in goede justitie te bepalen som(€ 7.778,33);
€ 8.130,12(€ 16.260,24) toekomt uit de boedel van de onroerende zaken van de heer [vader] of op een andere in goede justitie te bepalen som;
€ 18.970,28(€ 5.420,08) of op een andere in goede justitie te bepalen som;
4.De vordering in voorwaardelijke reconventie
5.Het geschil en de beoordeling daarvan
in conventie en in reconventie
Rekening-courant" en onder "
[y]" waar staat: "Het huishoudgeld kreeg moeder ter aanvulling op haar AOW" wordt aangepast in: "Het huishoudgeld kreeg moeder ter aanvulling op haar ANW-uitkering". (De advocaat van) [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft in de nadien genomen processtukken niet medegedeeld dat deze voorgestelde wijziging onjuist zou zijn. De rechtbank neemt de voorgestelde wijziging dan ook over.
schuldvan [y] van f 180.363,30 (het hiervoor bedoelde bedrag onder a uit de successieaangifte) en daarop worden vervolgens diverse bedragen afgetrokken en bijgeteld, waarna uiteindelijk per 1 januari 2014 een
vorderingvan [y] resteert van € 64.993,76 (op betaling van welk bedrag [y] aanspraak maakt). Gesteld noch gebleken is echter dat de overige gerechtigden op enig moment hebben ingestemd met het aangaan van een rekeningcourantverhouding. Integendeel, [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] stelt in deze procedure voor het eerst te worden geconfronteerd met dit eenzijdig door of van de zijde van [y] opgestelde overzicht (dat volgens hem pas achteraf is opgesteld). Van een contractuele rekeningcourantverhouding is dan ook naar het oordeel van de rechtbank geen sprake, zodat met deze boekhoudkundige verrekeningen geen rekening zal worden gehouden. Bij het volgend te bespreken onderdeel "Het overige aanwezige vermogen van moeder; bankrekening, beweerde vorderingen en beweerde schulden" zal nader worden ingegaan op de stelling van [y] dat hij vorderingen op de boedel heeft.
schuldvan [y] ter zake van de post "De ongeregelde boedel van [vader] " ter hoogte van f 180.363,30. De rechtbank verwijst naar hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 5.18 daarover is overwogen. De rechtbank begrijpt het overzicht "Verloop rek. crt. Erven R. [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] " aldus dat [y] stelt dat hij betalingen aan en ten behoeve van moeder heeft verricht vanaf het overlijden van vader tot aan het overlijden van moeder. Dit betreft onder meer wekelijks huishoudgeld van (meestal) f 400,00 of f 250,00 maar ook andere betalingen ten behoeve van moeder, de OZB ten aanzien van het pand, de opstalverzekering ten aanzien van het pand, dakreparatie van het pand en waterschapslasten ten aanzien van het pand. Ook werd er boekhoudkundig in dit overzicht de huur van het pand door [y] aan moeder opgenomen en wel - zo constateert de rechtbank - een bedrag van f 9.600,00 per jaar. Bij akte uitlating na comparitie, tevens antwoord akte wijziging van eis heeft [y] ter verduidelijking van één en ander verwezen naar de als productie 16 in het geding gebrachte e-mail van [administrateur] van 2 september 2020. Uit deze e-mail volgt dat de uitkering die moeder ontving geen vetpot was en dat om die reden aanvullingen vanuit de onderneming nodig was. De rechtbank constateert voorts het volgende. Op het overzicht "Verloop rek.crt. Erven R. [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] " is per 7 december 1994 een post "Boekwaarde bedrijfspand naar privé" vermeld, waarmee de op het overzicht vermelde schuld van [y] ter grootte van f 180.363,30 is verminderd met een bedrag van f 62.399,85. [y] heeft voorts als productie 1 (en wel productie 6 daarvan) bij conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie een brief van 27 maart 2014 van [administrateur] in het geding gebracht (zie hiervoor onder rechtsoverweging 2.9) waaruit volgt dat één en ander boekhoudkundig onjuist is vermeld en dat [y] aanspraak had op de helft van de boekwaarde, te weten een bedrag van € 41.353,19, hetgeen - vermeerderd met een post rente - leidt tot de gepretendeerde vordering van € 77.175,35. Wat betreft deze laatste vordering overweegt de rechtbank dat met die beweerde vordering geen rekening zal worden gehouden bij de afwikkeling van de nalatenschap van moeder. Met de aanspraken van [y] op het pand (inclusief de boekwaarde daarvan) is immers reeds rekening gehouden onder de post "Het pand aan het [woon- en bedrijfspand] ". Rente daarover - hetgeen een aanzienlijk deel uitmaakt van de vordering van € 77.175,35 - is daarbij niet aan de orde omdat de verdeling thans nog niet heeft plaatsgevonden.
6.De beslissing
telefoon: 0599-616967
- de deskundige dient
- de griffie zal de opgave van de deskundigen vervolgens toezenden aan partijen
- partijen kunnen desgewenst
- indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundigen reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundigen begrote bedrag
- indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing;
uiterlijk twee maandenna het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;