ECLI:NL:RBNNE:2021:4869

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
C/18/193610 / HA ZA 19-161
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschillen over de verdeling van een nalatenschap en de afwikkeling van een vennootschap onder firma

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, betreft het een erfrechtelijke kwestie waarbij de verdeling van de nalatenschap van de overleden vader en moeder centraal staat. De eiser in conventie, die tevens verweerder in voorwaardelijke reconventie is, heeft een vordering ingesteld tegen zijn broer en andere erfgenamen met betrekking tot de verdeling van een woon- en winkelpand dat deel uitmaakt van de nalatenschap. De vader en moeder waren in gemeenschap van goederen gehuwd en hebben vijf kinderen, die als erfgenamen zijn opgetreden. De vader is in 1994 overleden, waarna de moeder het vruchtgebruik over de nalatenschap heeft gekregen. De eiser stelt dat er onduidelijkheid bestaat over de eigendomsverhoudingen van het pand en de verdeling van de stille reserves die bij de oprichting van de vennootschap onder firma zijn ontstaan. De rechtbank heeft een deskundige benoemd om de waarde van het pand te taxeren en heeft de partijen verzocht om mee te werken aan het onderzoek. De rechtbank heeft ook de gebruiksvergoeding voor het pand vastgesteld, die door de broer aan de boedel moet worden betaald. De zaak is complex door de verschillende erfgenamen en de juridische en financiële aspecten van de vennootschap onder firma, die na het overlijden van de vader door de broer is voortgezet. De rechtbank heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden totdat het deskundigenrapport is ontvangen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/193610 / HA ZA 19-161
Vonnis van 1 september 2021
in de zaak van
[eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen:
[x],
eiser in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. P.N. Huisman te Groningen,
tegen

1.[gedaagde conventie eiser voorwaardelijke reconventie] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen:
[y],
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. J.G. Besling te Assen,
2.
[gedaagde in conventie 1],
wonende te [woonplaats 3] ,
hierna te noemen:
[c],
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
3.
[gedaagde in conventie 2]
wonende te [woonplaats 4] ,
hierna te noemen:
[b] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
4.
[j],
wonende te [woonplaats 5] ,
hierna te noemen:
[j],
gedaagde in conventie,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 januari 2020
  • de akte overlegging producties, genummerd 1 tot en met 7, van de zijde van [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie]
  • de akte overlegging productie, genummerd 8, van de zijde van [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie]
  • de akte overlegging producties, genummerd 6 tot en met 13, van de zijde van [y]
  • de aanhouding van de op 24 maart 2020 geplande comparitie
  • de akte overlegging producties, genummerd 9 tot en met 14, van de zijde van [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie]
  • het B8-formulier met productie, eveneens genummerd 13, van de zijde van [y]
  • het proces-verbaal van comparitie van 18 juni 2020
  • de brief van mr. Besling van 4 september 2020 houdende een opmerking naar aanleiding van het proces-verbaal van comparitie van 18 juni 2020
  • de akte uitlating na comparitie, tevens akte wijziging van eis van de zijde van [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie]
  • de akte uitlating na comparitie, tevens antwoordakte wijziging van eis van de zijde van [y]
  • de akte uitlating producties van de zijde van [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie]
  • de antwoordakte van de zijde van [y]
  • het tussenvonnis van 7 juli 2021
  • de akte overlegging producties (betekeningsexploten) van de zijde van [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] .
1.2.
Ten slotte is wederom vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eiser en gedaagden zijn de (vijf) kinderen van wijlen de heer [vader] (hierna: vader) en mevrouw [moeder] (hierna: moeder). Vader en moeder waren in gemeenschap van goederen gehuwd.
2.2.
Met ingang van 1 november 1984 zijn vader en [y] gaan samenwerken in de vorm van een vennootschap onder firma en wel ter voortzetting van de tot die datum door vader gedreven onderneming (een eenmanszaak) met de naam " [naam onderneming] ". In de vennootschapsakte van 7 december 1984 is onder meer vermeld:
[…]
INBRENG
Artikel 4
1. Door ieder van de vennoten wordt ingebracht zijn kennis, arbeid en vlijt, relaties en vergunningen voorzover deze op de door de vennootschap te drijven onderneming betrekking hebben.
2. Bovendien worden door de vader ingebracht alle activa die dienstbaar zijn aan de door hem tot de oprichting van de vennootschap voor eigen rekening gedreven onderneming volgens de aan deze akte gehechte balans per een en dertig december negentienhonderd drie en tachtig, aangevend een kapitaalsaldo groot TWEEHONDERD ZESTIEN DUIZEND EENHONDERD TWEE EN VIJFTIG GULDEN EN TWAALF CENT (f. 216.152,12).
3. De inbreng van de onder lid 2 van dit artikel bedoelde activa geschiedt onder verplichting voor de vennootschap alle in het kader van die onderneming ontstane schulden voor haar rekening te nemen en alle verplichtingen, die in het kader van die onderneming zijn ontstaan, na te komen.
4. Tot de onder lid 2 van dit artikel bedoelde activa behoren de onroerende goederen aan het slot van deze akte vermeld. Deze inbreng geschiedt naar de boekwaarde per een en dertig december negentienhonderd vier en tachtig ad TWEE EN TACHTIG DUIZEND NEGENHONDERD ZEVENTIEN GULDEN EN VIJF EN ZESTIG CENT (f. 82.917,65). Indien en voorzover bij het einde van de vennootschap en bij vervreemding, herwaardering of onttrekking deze ingebrachte onroerende goederen een hogere waarde bezitten dan bovengemelde boekwaarde ad TWEE EN TACHTIG DUIZEND NEGENHONDERD ZEVENTIEN GULDEN EN VIJF EN ZESTIG CENT (f. 82.917,65) bij de inbreng, dan behoudt de vader zich het recht op dat meerdere voor, zulks tot ten hoogste de waarde van de bij de aanvang van de vennootschap in die onroerende goederen aanwezige stille reserves ten bedrage van TWEEHONDERD ZEVEN EN ZESTIG DUIZEND TWEE EN TACHTIG GULDEN EN VIJF EN DERTIG CENT (f. 267.082,35), welke stille reserves bestaan uit het verschil van:
- de waarde in het economische verkeer van die onroerende goederen, gewaardeerd op DRIEHONDERD VIJFTIG DUIZEND GULDEN f. 350.000,--
- en gemelde boekwaarde van die onroerende goederen TWEE EN TACHTIG DUIZEND NEGENHONDERD ZEVENTIEN GULDEN EN VIJF EN ZESTIG CENT f. 82.917,65
of juist weer TWEEHONDERD ZEVEN EN ZESTIG DUIZEND TWEE EN TACHTIG GULDEN EN VIJF EN DERTIG CENT f. 267.082,35
Het (voorbehouden) recht op stille reserves als hiervoor bedoeld strekt zich niet uit tot die welke na aanvang van de vennootschap in die onroerende goederen ontstaan.
[…]
7. Ieder van de vennoten wordt voor het saldo van zijn inbreng in de boeken van de vennootschap gecrediteerd op een kapitaalrekening.
[…]
EINDE VAN DE VENNOOTSCHAP
Artikel 12.
De vennootschap eindigt, onverminderd het bepaalde in artikel 1684 van Boek 4 van het Burgerlijke Wetboek:
[…]
c. door overlijden van een vennoot;
[…]
VOORTZETTING
Artikel 13
[…]
UITKERING BIJ OVERNEMING
Artikel 14
1. Wanneer een vennoot ophoudt vennoot te zijn, wordt naast de balans en winst- en verliesrekening, die overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 lid 2 volgens de tot dat tijdstip bij de vennootschap gebruikelijke richtlijnen wordt opgemaakt, een tweede balans en winst- en verliesrekening opgemaakt waarop de aktiva en passiva worden opgevoerd naar hun werkelijke waarde.
2. In het voordelig of nadelig verschil dat alsdan zal blijken te bestaan tussen de waarde waarvoor de aktiva en passiva worden opgevoerd op de tweede balans en de boekwaarde daarvan op de ingevolge artikel 8 op te maken balans, zijn de vennoten gerechtigd of gehouden bij te dragen in dezelfde verhouding als waarin zij de winst, respectievelijk het verlies, hebben verdeeld in het boekjaar voorafgaande aan het boekjaar waarin de vennootschap eindigde. Voordat de genoemde verdeling zal worden toegepast zal eerst het bedrag van de door de vader voorbehouden stille reserves als bedoeld in artikel 4 lid 4 aan de vader worden toebedeeld.
[…]
INBRENG ONROEREND GOED
De comparant sub 1 genoemd - de vader - verklaarde bij deze in te brengen in de onderhavige vennootschap het hierna te omschrijven onroerend goed, welke de comparant sub 1 genoemd - de vader - én de comparant sub 2 genoemd - de zoon - verklaarden voor zich, onder gemeld vennootschapsverband, voor ieder voor de onverdeelde helft, in eigendom aan te nemen, te weten:
HET WOON- EN BEDRIJFSPAND MET ERF EN TUIN, staande en gelegen aan het [woon- en bedrijfspand] ,
[…]
2.3.
Vader is op 7 december 1994 overleden. In zijn laatstelijk opgemaakte testament van 22 november 1978 heeft vader aan moeder het levenslange vruchtgebruik van zijn gehele nalatenschap gelegateerd.
2.4.
De liquidatiebalans per 7 december 1994 van de vennootschap onder firma luidt als volgt:
ACTIVA
07-12-1994 31-12-1993
DUURZAME BEDRIJFSMIDDELEN
Pand [woon- en bedrijfspand] (5/7) f 62.399,85 f 64.152,95
Inventaris " 6.230,00 " 7.700,00
Auto Renault 25 " 2.500,00 " 2.500,00
Auto Nissan bestel
" 1.725,00 " 5.750,00
f 72.854,85 f 80.122,95
LIQUIDE MIDDELEN
Kassaldo f 2.899,56 f 5.427,64
VOORRADEN
Meubelen f 151.948,25 f 159.511,15
Hulpmaterialen
" 300,00 " 300,00
f 162.248,25 f 159.811,15
VORDERINGEN OP KORTE TERMIJN
Debiteuren f 50.797,70 f 3.043,55
Vooruitbetaalde kosten " 1.517,01 " 2.893,70
Vooruitbetaalde autokosten
" 1.023,71 " 2.064,81
f 53.338,42 f 8.002,06
Totaal-generaal f 291.341,08 f 253.363,80
PASSIVA
07-12-1994 31-12-1993
EIGEN VERMOGEN
Kapitaal [vader] 180.363,30 f 164.807,54
Kapitaal [gedaagde conventie eiser voorwaardelijke reconventie]
" 30.616,35 " 9.623,43
SCHULDEN OP KORTE TERMIJN
Handelscrediteuren f 5.228,76 f 807,00
Te betalen kosten " 1.919,84 " 2.956,60
Btw aan crediteuren en kosten " 901,10 " 265,46
Btw aangifte
" 6.519,00 " 4.366,00
f 14.568,70 f 8.395,06
REKENING=COURANT
ABN-AMRO Bank f 65.792,73 f 70.537,77
[…]
TOTAAL-GENERAAL f 291.341,08 f 253.363,80
2.5.
Het pand aan het [woon- en bedrijfspand] (hierna: het pand) is op 27 april 1995 door makelaardij Smit getaxeerd op een onderhandse verkoopwaarde van f 350.000,00.
2.6.
In de door notariskantoor Van Aalst & Van der Kooi opgestelde successieaangifte in de nalatenschap van vader is onder meer vermeld:
[…]
BATEN
1. vermogen in de vennootschap onder firma
[naam onderneming], volgens de liquidatiebalans per 07.12.1994, (waaronder begrepen: het bedrijfsgedeelte (5/7 aandeel) in het woon- winkelpand met erf, en grond aan het [woon- en bedrijfspand] )
volgens de balans: f. 180.363,30
Het woongedeelte van gemelde onroerende zaak is gewaardeerd
door Makelaardij Smit te Stadskanaal op f. 75.000,-- zodat hierbij extra wordt
aangegeven een bedrag van 60% f. 75.000,-- 45.000,00
2. tegoed op girorekening nr. 227.04.14 ad 2.633,80
3. Huishoudelijke inboedel 8.500,--
4. Auto, Nissan Primera 23.000,--
5. Contanten
500,--
TOTAAL DER BATEN f. 259.997,10
SCHULDEN
NIHIL
SAMENVATTING
het totaal der baten bedraagt f. 259.997,10
het totaal der schulden bedraagt
f. NIHIL
Saldo der huwelijksgemeenschap f. 259.997,10
Waarvan tot de nalatenschap behoort de ½ is f. 129.998,55
Minus de begrafeniskosten ad:
f. 16.334,61
RESTEERT ALS ZUIVER SALDO DER
NALATENSCHAP: f. 113.663,94
Hetgeen als volgt wordt verkregen:
1. de ondergetekende (moeder,
toevoeging rechtbank): 1/6 gedeelte +
het vruchtgebruik over 5/6 gedeelte
(waard 60%), tezamen: f. 75.776,--
2. elk van genoemde 5 kinderen de blote
eigendom (40%) van 1/6 deel (f. 18.944,--)
is f. 7.577,60
[…]
2.7.
Na het overlijden van vader heeft [y] de onderneming feitelijk voortgezet in de vorm van een eenmanszaak. De eigendom van het pand is tot op heden in het kadaster op naam van vader en [y] blijven staan; een (eigendoms)overdracht heeft niet plaatsgevonden.
2.8.
In een tussen moeder (aangeduid als "comparante sub 1") en [y] (aangeduid als "comparant sub 2") opgemaakte notariële akte "Schuldbekentenis/geldlening" van 4 december 2013 is onder meer vermeld:
[…]
De comparanten verklaren dat de comparante sub 1 wegens ter leen ontvangen gelden wettig schuldig is aan de comparant sub 2, per zeventien november tweeduizend dertien een som van drie en zestigduizend zeshonderd negentien euro en dertien cent (€ 63.619,13) alsmede een bedrag aan achterstallige rente ten bedrage van tweeduizend tien euro en twee en zeventig cent (€ 2.010,72), aldus in totaal een bedrag van vijf en zestigduizend zeshonderd negen en twintig euro en vijf en tachtig cent (€ 65.629,85)
[…]
2.9.
In een brief van 27 maart 2014 van [administrateur] (Hakman en partners) - de administrateur van [y] /de onderneming, hierna: [administrateur] - aan de inspecteur der inkomstenbelasting is onder meer vermeld:
[…]
Bij het overlijden van vader op 7 december 1994 is een liquidatierapport opgesteld, waarin de boekwinst t.g.v. minnelijke waardering van het bedrijfspand ad f 287.600,15 volledig is toegekend aan de vader, die daarvoor ook de volledige fiscale verplichtingen voor zijn rekening heeft genomen.
De waardering bedroeg destijds f 350.000,00, terwijl de boekwaarde f 62.399,85 bedroeg.
Feitelijk blijkt nu deze methode onjuist te zijn geweest.
De zoon is bij inbreng mede-eigenaar geworden van het onroerend goed doch er is bij beëindiging van de v.o.f. na overlijden van de vader geen splitsing aangebracht in het onroerend goed. […].
[…]
Vanaf de datum van overlijden van vader is mevrouw [moeder] , hierna te noemen "de moeder" als enig eigenaar opgetreden en heeft ook in haar aangiftebiljet voor de inkomstenbelasting steeds voor 100% de waarde van het bedrijfspand aangegeven. […] De zoon heeft haar t/m 2013 jaarlijks de huur betaald voor het pand, terwijl zij zelf de lasten voor onderhoud, opstalverzekering en O.Z.B. heeft voldaan.
[…]
Wanneer de boekwinst destijds wel zou zijn gesplitst dan zou het aandeel voor de zoon f 91.130,44 hebben bedragen. Omgerekend naar de huidige valuta is dat € 41.353,19. Wanneer we dit bedrag als vordering in rekening courant uitzetten met de moeder, dan is, rekening houdende met de gemiddelde rente vanaf 07-12-1994 tot aan 31-12-2013 een bedrag te vorderden van € 77.175,35.
Dit bedrag dient te worden verhoogd met de wél vanuit de administratie vastgelegde rekening-courant bedragen ad € 64.993,78, waardoor de totale vordering van de zoon op de moeder uitkomt op
€ 142.169,13. Dit bedrag dient geheel als vordering te worden opgenomen op de bedrijfsbalans van de zoon.
[…]
Bij de moeder is nu ten onrechte altijd de waarde van het pand voor 100% opgegeven als vermogen in box 3. Hierdoor heeft zij zeker te veel inkomstenbelasting betaald. Uit de zojuist ingediende aangifte inkomstenbelasting voor moeder over het jaar 2013 blijkt, dat haar voorlopige aanslag over het jaar 2013 ad € 2.414 geheel zal worden terug betaald.
Wij beseffen, dat voor de zoon daarentegen de kosten van huurpenningen altijd ten laste van de ondernemingswinst zijn gebracht maar afschrijving, onderhoudskosten, opstalverzekering, O.Z.B. en andere lasten zijn nimmer als kosten opgevoerd doch in privé betaald.
Hoe hoog het bedrag van de fiscale voor- en nadelen is valt niet of moeilijk nog exact te becijferen, maar volgens ons zijn die aan het eind van de streep verwaarloosbaar.
Op dit moment is van groot belang, dat de aangiften IB voor de moeder met terugwerkende kracht, doch in ieder geval vanaf het jaar 2011, worden gecorrigeerd, omdat het aangegeven vermogen in box 3 "nihil" had moeten zijn, terwijl dat telkenjare heeft geleid tot een aanslag ten bedrage van ca. € 2.500,00.
[…]
2.10.
Moeder is op 9 juni 2014 overleden. In haar laatstelijk opgemaakt testament van 19 december 2006 is onder meer vermeld:
[…]
B. ONTERVING
Ik sluit mijn twee zonen [j] en [c] [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] en hun afstammelingen uit als erfgenamen in mijn nalatenschap.
[…]
D. EXECUTEUR
Ik benoem mijn zoon [y] [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] en in geval van diens ontstentenis of vooroverlijden mijn dochter [b] tot uitvoerder van mijn uiterste wilsbeschikkingen […]
[…]
2.11.
[eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft de nalatenschap van moeder aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
2.12.
De WOZ-waarde van het pand beliep ten tijde van het overlijden van moeder een bedrag van € 264.000,00 en is na een bezwaar van de zijde van [y] teruggebracht tot € 215.000,00. In het "taxatieverslag courante niet woning" waarin eerstgenoemde waarde is vermeld, is voorts vermeld:
[…]
OPBOUW TAXATIE:
Omschrijving […] prijs per eenh/Huurw. m2 Huurwaarde Kap.factor Waarde onderd.
Overige ruimten […] € 7,00 € 1.232 7,7 € 9.486
Winkel-/verkoopruimte[…] € 42,00 € 26.040 7,7 € 200.508
Woning […] € 250,00 € 48.750
Garage […] € 294,00 € 5.292
[…]
2.13.
Bij beschikking van deze rechtbank van 3 juli 2017 is mr. G.K. Kruize, notaris werkzaam bij Notariaat Winschoten Kruize Rolfers, benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van moeder. De vereffenaar heeft op 14 december 2018 een boedelbeschrijving opgemaakt, waarbij hij heeft opgemerkt dat het voor hem ondoenlijk is gebleken om tot een accurate reconstructie te komen. Bij beschikking van deze rechtbank van 26 maart 2019 is mr. Kruize ontslagen als vereffenaar van de nalatenschap van moeder.

3.De vordering in conventie

3.1.
De bij dagvaarding ingestelde vordering van [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] strekt er - na wijziging van eis bij akte uitlating na comparitie - toe, dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad (waarbij de eiswijziging onderstreept wordt weergegeven en de oorspronkelijke eis tussen haakjes staat):
Het pand aan het [woon- en bedrijfspand]
- in goede justitie een regeling te bepalen om tot de verkoop en de verdeling van het pand aan het [woon- en bedrijfspand] te kunnen komen dat in de boedelgemeenschap valt;
- te bepalen dat hierbij in acht moet worden genomen dat iedere procespartij, gezien het in de VOF akte van 7 december 1984 opgenomen voorbehoud, recht heeft op een som ter hoogte van
€ 11.667,49(€ 23.334,98) uit de opbrengsten van het pand
of een andere in goede justitie te bepalen som;
- te bepalen dat hierbij in acht moet worden genomen dat het aandeel van [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] , [y] en [b] dient te worden vermeerderd met het te verdelen aandeel van [moeder] , en dus ieder een bedrag dienen te ontvangen ter hoogte van
€ 23.334,98 of een andere in goede justitie te bepalen som(€ 7.778,33);
- te bepalen dat hierbij in acht moet worden genomen dat het aandeel van de procespartijen in de overwaarde van het pand, het bedrag dat boven de f. 350.000,00 (€ 158.823,08) uitkomt, als volgt moet worden verdeeld:
- [y] 63,87%
- [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] 13,87%
- [b] 13,87%
- [c] 4,17%
- [j] 4,17%
of op een ander in goede justitie te bepalen percentage;
Gebruikskostenvergoeding voor het pand aan het [woon- en bedrijfspand]
- te bepalen dat [y] een maandelijkse vergoeding aan de gemeenschappelijke boedel dient te betalen voor het gebruik van het (bedrijfs)pand aan het [woon- en bedrijfspand] ter hoogte van € 2.272,67 of een andere in goede justitie te bepalen som;
- te bepalen dat [y] voor de periode van 9 juni 2014 tot en met 30 juli 2019 een bedrag uit dit gebruik aan de gemeenschappelijke boedel verschuldigd is ter hoogte van
€ 138.632,87 of een andere in goede justitie te bepalen som;
- te bepalen dat [y] voor iedere maand na 30 juli 2019 een maandelijkse vergoeding aan de gemeenschappelijke boedel dient te betalen voor het gebruik van het (bedrijfs)pand aan het [woon- en bedrijfspand] ter hoogte van € 2.272,67 of een andere in goede justitie te bepalen som;
- te bepalen dat het aandeel van iedere procespartij in de gebruikskostenvergoeding zoals deze uiteindelijk wordt berekend als volgt moet worden vastgesteld:
- [y] 63,87%
- [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] 13,87%
- [b] 13,87%
- [c] 4,17%
- [j] 4,17%
of een andere in goede justitie te bepalen percentage;
De ongeregelde boedel van [vader]
- te bepalen dat ten aanzien van de ongeregelde boedel van de roerende zaken van de heer [vader] deze boedel op een som van € 97.561,43 moet worden vastgesteld, of op een andere in goede justitie te bepalen som;
- te bepalen dat [y] de som ter hoogte van € 97.561,43 in de gemeenschappelijke boedel moet betalen of een andere in goede justitie te bepalen som;
- te bepalen dat iedere procespartij een bedrag ter hoogte van
€ 8.130,12(€ 16.260,24) toekomt uit de boedel van de onroerende zaken van de heer [vader] of op een andere in goede justitie te bepalen som;
- te bepalen dat het aandeel van [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] , [y] en [b] dient te worden vermeerderd met het te verdelen aandeel van mevrouw [moeder] en dus ieder een bedrag dient te ontvangen ter hoogte van
€ 18.970,28(€ 5.420,08) of op een andere in goede justitie te bepalen som;
Aanwezige vermogen en ontvangen gelden [moeder]
- te bepalen dat [y] de onttrokken gelden van de banktegoeden van [moeder] ter hoogte van € 18.581,08 of op een andere in goede justitie te bepalen som, terug in de gemeenschappelijke boedel moet storten;
- te bepalen dat het aandeel van [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] , [y] en [b] hiervan een bedrag ter hoogte van € 6.193,69 dienen te ontvangen of op een andere in goede justitie te bepalen som;
Inboedel [moeder]
- te bepalen dat de waarde van de inboedel van [moeder] moet worden begroot op een som van € 2.000,00 of op een andere in goede justitie te bepalen som;
- te bepalen dat [y] de som ter hoogte van € 2.000,00 in de gemeenschappelijke boedel moet betalen of een andere in goede justitie te bepalen som;
- te bepalen dat het aandeel van [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] , [y] en [b] hiervan een bedrag ter hoogte van € 666,67 dienen te ontvangen of op een andere in goede justitie te bepalen som;
Titel
- aan alle procespartijen respectievelijk ter hoogte van hun aandeel in alle voorgaande vorderingen een titel te verlenen, dit om hun aandeel onder [y] op te kunnen eisen;
Proceskosten
- de kosten van het geding, waaronder tevens begrepen een salaris en na salaris voor de gemachtigde, in goede justitie te bepalen.
3.2.
[y] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna - voor zover van belang - nader ingegaan.

4.De vordering in voorwaardelijke reconventie

4.1.
De vordering van [y] strekt ertoe, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] en de mede gedaagden [c] , [b] en [j] te veroordelen tot medewerking aan de eigendomsoverdracht van de onverdeelde helft van [woon- en bedrijfspand] aan [y] binnen een week na het in dezen te wijzen vonnis tegen een door de rechtbank vast te stellen tegenprestatie rekening houdend met de huidige waarde van de onverdeelde helft van voormeld pand en rekening houdend met de verrekeningen tussen de kinderen ter zake van de nalatenschappen van hun ouders - zo hij tot betaling van het hen op basis van het vorenstaande toekomende in staat is - op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per persoon per dag, een dagdeel daaronder begrepen, tot een maximum van € 350.000,00;
- te bepalen dat indien [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] en de mede gedaagden [c] , [b] en [j] geen medewerking aan de eigendomsoverdracht verlenen, het vonnis in de plaats treedt voor dat deel van de notariële akte dat tot levering van het registergoed is bestemd en voor de benodigde toestemming tot eigendomsoverdracht van de onverdeelde helft van [woon- en bedrijfspand] aan [y] .
4.2.
[eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna - voor zover van belang - nader ingegaan.

5.Het geschil en de beoordeling daarvan

in conventie en in reconventie

5.1.
Bij brief van 4 september 2020 heeft mr. Besling namens [y] verzocht om aanpassing van het proces-verbaal van comparitie van partijen, in die zin dat op bladzijde 3 onder "
Rekening-courant" en onder "
[y]" waar staat: "Het huishoudgeld kreeg moeder ter aanvulling op haar AOW" wordt aangepast in: "Het huishoudgeld kreeg moeder ter aanvulling op haar ANW-uitkering". (De advocaat van) [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft in de nadien genomen processtukken niet medegedeeld dat deze voorgestelde wijziging onjuist zou zijn. De rechtbank neemt de voorgestelde wijziging dan ook over.
5.2.
[y] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging door [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] , zoals hiervoor onder rechtsoverweging 3.1 is weergegeven. De rechtbank ziet ambtshalve geen aanleiding om de eiswijziging buiten beschouwing te laten wegens strijd met de regels van een goede procesorde. [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] is inmiddels overgegaan tot betekening van de eiswijziging aan de nietverschenen gedaagden [c] , [b] en [j] . Er zal dus recht worden gedaan op de gewijzigde eis.
5.3.
In geschil is de afwikkeling van de nalatenschappen van zowel vader als moeder. De in conventie en reconventie door partijen ingenomen stellingen en de daarop gebaseerde vorderingen lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling.
5.4.
Ten aanzien van deze afwikkeling stelt de rechtbank het volgende voorop. Vader en moeder waren in gemeenschap van goederen gehuwd, zodat de nalatenschap van vader bestaat uit de helft van de ten tijde van zijn overlijden aanwezige huwelijksgoederengemeenschap. Tot die huwelijksgoederengemeenschap behoorde onder meer het aan vader toekomende aandeel in het vermogen van de vennootschap onder firma die vader gezamenlijk exploiteerde met [y] . Deze vennootschap onder firma is op grond van artikel 12 van de vennootschapsakte door het overlijden van vader ontbonden. Erfgenamen van vader zijn eiser en gedaagden - zijn vijf kinderen - alsmede moeder, ieder voor 1/6 gedeelte. Moeder was derhalve gerechtigd tot 7/12 gedeelte van de gehele huwelijksgoederengemeenschap en ieder kind voor 1/12 gedeelte daarvan. Daarbij heeft vader bij testament het vruchtgebruik over zijn gehele nalatenschap aan moeder gelegateerd. Gesteld noch gebleken is dat moeder daarbij ook een verterings- en vervreemdingsbevoegdheid had; uit het testament van vader volgt dat niet. De rechtbank gaat er voorts vanuit - zoals ook uit de successieaangifte kan worden afgeleid en waarvan partijen blijkens hun stellingen ook alle uitgaan - dat alle erfgenamen de nalatenschap van vader hebben aanvaard.
5.5.
Tussen partijen staat voorts vast dat [y] de onderneming die hij samen met vader exploiteerde, na het overlijden van vader feitelijk heeft voortgezet. Tot een afrekening met de overige gerechtigden (moeder en de overige kinderen) is het echter nimmer gekomen. Het pand is op naam van vader en [y] blijven staan - ieder voor de onverdeelde helft - en deze situatie bestaat thans nog steeds. Het vruchtgebruik is geëindigd door het overlijden van moeder. Tussen partijen is voorts niet in geschil dat alleen [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] , [y] en [b] erfgenamen zijn van moeder, ieder voor 1/3 deel (en kennelijk dat zij de nalatenschap hebben aanvaard), waarbij in ieder geval [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] de nalatenschap heeft aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving. De rechtbank gaat er vanuit - nu niet gesteld of gebleken is dat dit anders is - dat [c] en [j] in hun onterving door moeder hebben berust.
5.6.
Hierna zal achtereenvolgens worden ingegaan op de diverse geschilpunten tussen partijen.
Het pand aan het [woon- en bedrijfspand]
5.7.
Het pand is thans nog aanwezig. De vordering van [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] strekt ertoe dat het pand zal worden verkocht op een door de rechtbank aangewezen wijze en dat de opbrengst op de door hem aangegeven wijze wordt verdeeld. De vordering van [y] strekt tot een toedeling van het pand aan hem, echter onder de voorwaarde dat hij tot betaling van de door de rechtbank vast te stellen tegenprestatie in staat is. Uit de toelichting op deze laatste vordering volgt dat één en ander afhankelijk is van de uitkomst van de diverse geschilpunten tussen partijen - met name wat betreft de beweerde vorderingen van [y] op de nalatenschap van moeder en vice versa - en van de hoogte van het bedrag waartegen het pand zou dienen te worden overgenomen. Wat dit laatste betreft zal de rechtbank - conform het verzoek van zowel [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] als [y] - een makelaar benoemen. Partijen zijn het eens geworden over de benoeming van Startbox Makelaars te Emmen, maar dit makelaarskantoor heeft aan de griffier van de rechtbank laten weten de taxatie niet uit te kunnen voeren omdat het waarderen van (woon)winkelpanden buiten zijn vakgebied valt. In plaats daarvan heeft de rechtbank Makelaardij Schut en Lambers te Stadskanaal bereid gevonden om de taxatie uit te voeren. Dit makelaarskantoor heeft aan de griffier verklaard vrij te staan ten opzichte van partijen en over de benodigde expertise te beschikken, zodat de rechtbank zal overgaan tot benoeming van deze makelaar tot deskundige. Wat betreft de vraagstelling aan de deskundige heeft [y] aangevoerd dat uitgegaan dient te worden van de waarde van het pand per heden/het moment van verdeling. [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft gesteld dat uitgegaan dient te worden van de waarde van het pand op het moment dat moeder overleed. [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft echter nagelaten om te stellen op grond van welke feiten en omstandigheden in dit geval dient te worden afgeweken van het uitgangspunt van waardebepaling op het moment van verdeling. De deskundige zal dan ook gevraagd worden naar de onderhandse waarde van het pand vrij van huur en gebruik op het moment van de taxatie omdat dit het moment is dat het dichts ligt bij de daadwerkelijke datum van verdeling.
5.8.
Vader heeft het pand blijkens artikel 4 van de vennootschapsakte destijds ingebracht in de vennootschap onder firma, waarbij hij de onverdeelde helft van het pand aan [y] in eigendom heeft overgedragen. Bij het overlijden van vader behoorde dus tot de huwelijksgoederengemeenschap van vader en moeder de onverdeelde helft van het pand. De onverdeelde helft van deze (onverdeelde) helft behoorde tot de nalatenschap van vader. In artikel 4 lid 4 van de vennootschapsakte is echter door vader een voorbehoud gemaakt ten aanzien van de stille reserves in het pand bij aanvang van de vennootschap, te weten de waarde in het economisch verkeer van het pand op dat moment (f 350.000,00) en de boekwaarde op dat moment (f 82.917,65) derhalve ten aanzien van een bedrag van f 267.082,35. Partijen zijn het erover eens dat ten tijde van het overlijden van vader (eveneens) uitgegaan kan worden van een waarde van het pand van f 350.000,00, zoals op 27 april 1995 door makelaardij Smit is getaxeerd met peildatum 1 januari 2015. Uitgaande van een in een later stadium van het geding door Makelaardij Schut en Lambers te taxeren waarde van in ieder geval f 350.000,00 (waarvan zowel [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] als [y] uitgaan) overweegt de rechtbank wat betreft de verdeling van het voorbehouden bedrag van f 267.082,35 aldus, dat dit voorbehouden bedrag behoorde tot de huwelijksgoederengemeenschap van vader en moeder. De onverdeelde helft daarvan behoorde tot de nalatenschap van vader, te weten een bedrag van f 133.541,17 en de andere helft tot de nalatenschap van moeder. [y] kan niet gevolgd worden in zijn verweer en berekening dat - zoals de rechtbank [y] begrijpt - op zijn onverdeelde aandeel in het pand niet het hiervoor bedoelde voorbehoud heeft te gelden. Vader heeft immers het voorbehoud gemaakt ten aanzien van het gehele pand. Gelet op hetgeen hiervoor in de rechtsoverwegingen 5.4 en 5.5 is overwogen, dient dit bedrag van f 267.082,35 als volgt te worden verdeeld:
- [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] : f 74.189,02 (€ 33.665,51)
(nalatenschap vader: 1/12 x f 267.082,35 = f 22.256,86 +
nalatenschap moeder: 1/3 x 7/12 x f 267.082,35 = f 51.932,16)
- [y] f 74.189,02 (€ 33.665,51)
(nalatenschap vader: 1/12 x f 267.082,35 = f 22.256,86 +
nalatenschap moeder: 1/3 x 7/12 x f 267.082,35 = f 51.932,16)
- [c] f 22.256,86 (€ 10.099,72)
(nalatenschap vader: 1/12 x f 267.082,35 = f 22.256,86)
- [b] f 74.189,02 (€ 33.665,51)
(nalatenschap vader: 1/12 x f 267.082,35 = f 22.256,86 +
nalatenschap moeder: 1/3 x 7/12 x f 267.082,35 = f 51.932,16)
- [j] f 22.256,86 (€ 10.099,72)
(nalatenschap vader: 1/12 x f 267.082,35 = f 22.256,86).
De rechtbank wijst echter op hetgeen hierna in rechtsoverweging 5.29 zal worden overwogen omtrent een eventueel op deze stille reserve rustende belastingclaim.
5.9.
Naast de hiervoor bedoelde (door vader voorbehouden) stille reserve, was er op de dag van het overlijden van vader tevens sprake van een stille reserve van f 20.517,80 door het verschil in boekwaarde van het pand bij inbreng daarvan door vader in de vennootschap onder firma ad f 82.917,65 en de boekwaarde volgens de liquidatiebalans van 7 december 1994 ad f 62.399,85 (beide afgezet tegen eenzelfde waarde in het economisch verkeer van het pand van f 350.000,00). Blijkens de stellingen van [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] en [y] zijn zij het erover eens dat de beide vennoten - vader en [y] - gerechtigd waren tot de helft van de boekwaarde van f 82.917,65. Kennelijk zijn zij het er dus ook over eens dat zij niet alleen ieder voor de helft gerechtigd zijn in de ten tijde van het overlijden van vader opgenomen boekwaarde van f 62.399,85 maar ook in de stille reserve van f 20.517,80.
De helft van het totale bedrag van f 82.917,65 komt dan ook aan [y] toe te weten een bedrag van f 41.458,83, en de andere helft is in de huwelijksgoederengemeenschap van vader en moeder gevallen. Het bedrag van f 82.917,65 dient als volgt te worden verdeeld:
- [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] : f 11.516,26 (€ 5.225,85)
(nalatenschap vader: 1/12 x f 41.458,83 = f 3.454,90 +
nalatenschap moeder: 1/3 x 7/12 x f 41.458,83 = f 8.061,36)
- [y] f 52.975,09 (€ 24.039,05)
(als vennoot: f 41.458,83 +
nalatenschap vader: 1/12 x f 41.458,83 = f 3.454,90 +
nalatenschap moeder: 1/3 x 7/12 x f 41.458,83 = f 8.061,36)
- [c] f 3.454,9 (€ 1.567,77)
(nalatenschap vader: 1/12 x f 41.458,83 = f 3.454,90)
- [b] f 11.516,26 (€ 5.225,85)
(nalatenschap vader: 1/12 x f 41.458,83 = f 3.454,90 +
nalatenschap moeder: 1/3 x 7/12 x f 41.458,83 = f 8.061,36)
- [j] f 3.454,9 (€ 1.567,77)
(nalatenschap vader: 1/12 x f 41.458,83 = f 3.454,90).
5.10.
Indien en voor zover het pand voor meer dan f 350.000,00 zal worden verdeeld/verkocht, is er in zoverre sprake van een waardestijging van het pand die ná het eindigen van de vennootschap is ontstaan. Deze waardestijging zal - zoals beide partijen ook hebben gesteld - dienen te worden verdeeld conform de eigendomsverhouding in het pand. De helft van het pand behoort toe aan [y] en dient dan ook ten goede van [y] te komen. De andere helft behoort tot de huwelijksgoederengemeenschap tussen vader en moeder; de onverdeelde helft daarin betreft de nalatenschap van vader. Het eventueel meerdere boven f 350.000,00 dient als volgt - zoals ook [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] en [y] hebben gesteld (op afrondingsverschillen na) - te worden verdeeld:
- [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] : 13,89%
(nalatenschap vader: 1/12 x 50% +
nalatenschap moeder: 1/3 x 7/12 x 50%)
- [y] 63,89%
(als eigenaar van de onverdeelde helft van het pand: 50%
nalatenschap vader: 1/12 x 50% +
nalatenschap moeder: 1/3 x 7/12 x 50%)
- [c] 4,17%
(nalatenschap vader: 1/12 x 50%)
- [b] 13,89 %
(nalatenschap vader: 1/12 x 50% +
nalatenschap moeder: 1/3 x 7/12 x 50%)
- [j] 4,17%
(nalatenschap vader: 1/12 x 50%).
5.11.
Indien na de door Makelaardij Schut en Lambers uit te voeren taxatie van het pand mocht blijken dat [y] het pand voor de getaxeerde waarde toegedeeld wenst te krijgen, dient hij de onder rechtsoverweging 5.8 tot en met 5.10 genoemde bedragen en percentages aan de overige deelgenoten uit te keren.
Gebruiksvergoeding voor het pand aan het [woon- en bedrijfspand]
5.12.
[eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft gesteld dat [y] een gebruiksvergoeding verschuldigd is ten aanzien van het pand en wel over de periode vanaf het overlijden van moeder tot het moment waarop het pand verdeeld wordt. [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] stelt de hoogte van deze gebruiksvergoeding op een bedrag van € 2.272,67 per maand, uitgaande van de in het "taxatieverslag courante niet woning" van 1 januari 2014 genoemde huurwaarde van (€ 1.232,00 + € 26.040,00 =) € 27.272,00 per jaar. Tussen het moment van het overlijden van moeder (9 juni 2014) en het opstellen van de dagvaarding (juli 2019) zijn er 61 maanden verstreken, zodat de vergoeding aan de boedel tot dat moment een bedrag van € 138.632,87 beloopt, aldus [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] . De gebruiksvergoeding dient volgens [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] volgens dezelfde maatstaf te worden verdeeld als de onder rechtsoverweging 5.10 toegepaste verdeelsleutel (waarbij er sprake is van een zeer gering afrondingsverschil tussen de berekening van [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] en bovenstaande berekening van de rechtbank). Opgemerkt wordt dat [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] ter gelegenheid van de comparitie van partijen weliswaar heeft gesteld dat hij bij de berekening van de gebruiksvergoeding aan de hand van de huurwaarde van het pand geen rekening heeft gehouden met het feit dat [y] voor de helft eigenaar is van het pand, maar dat die constatering naar het oordeel van de rechtbank niet juist is. Gelet op de gevorderde verdeling aan de hand van de door [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] genoemde percentages, wordt daarmee naar het oordeel van de rechtbank wél rekening gehouden. [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft na de comparitie zijn eis - zoals aangekondigd - op onderdelen gewijzigd, maar heeft dit onderdeel ongewijzigd gelaten. Kennelijk deelt hij bij nader inzien de constatering van de rechtbank van zojuist.
5.13.
[y] heeft betwist dat hij de door [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] gevorderde gebruiksvergoeding verschuldigd is. [y] heeft er daarbij op gewezen dat hij altijd huur heeft betaald en ook de volledige eigenaarslasten ten aanzien van het pand betaalt, dus niet alleen wat betreft zijn eigen aandeel in het pand maar ook ten aanzien van het aandeel van de overige gerechtigden.
5.14.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 3:169 BW mede tot strekking heeft de deelgenoot die het goed met uitsluiting van de andere deelgenoot gebruikt, te verplichten de deelgenoot die aldus verstoken wordt van het gebruik en genot waarop hij uit hoofde van het deelgenootschap recht heeft, schadeloos te stellen, bijvoorbeeld door het betalen van een gebruiksvergoeding (zie onder meer HR 22 december 2000, NJ 2001, 59).
Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding spelen de redelijkheid en billijkheid, die ook tussen deelgenoten in acht moeten worden genomen (artikel 3:166 lid 3 BW), een rol. Hoewel [y] heeft betoogd dat hij geen gebruiksvergoeding is verschuldigd, is de rechtbank van oordeel dat er geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die tot het oordeel zouden dienen te leiden dat de redelijkheid en billijkheid zich in dit geval verzetten tegen toekenning van enige gebruiksvergoeding. De enkele omstandigheid dat [y] de volledige eigenaarslasten van het pand stelt te hebben voldaan, is daartoe onvoldoende, hoewel dit wel een omstandigheid is waarmee bij de vaststelling van de hoogte van de gebruiksvergoeding rekening dient te worden gehouden. De rechtbank acht een gebruiksvergoeding, waarbij de huurwaarde als uitgangspunt wordt genomen, redelijk. De hoogte van de door [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] gestelde en met een "taxatieverslag courante niet woning" van 1 januari 2014 onderbouwde huurwaarde van € 2.272,67 per maand, is niet (voldoende) door [y] weersproken, zodat de rechtbank van de juistheid daarvan zal uitgaan. Wat betreft de eigenaarslasten ten aanzien van de woning heeft [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd betwist dat deze lasten in ieder geval ná het overlijden van moeder - op welke periode de onderhavige vordering strekkende tot betaling van een gebruiksvergoeding betrekking heeft - volledig door [y] worden betaald; [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft tenminste niet gesteld dat hij of één van de andere deelgenoten deze kosten hebben betaald en ook niet dat deze kosten al die jaren onbetaald zijn gelaten. Partijen hebben zich beiden niet uitgelaten omtrent de omvang van de eigenaarslasten, welke kosten naar de inschatting van de rechtbank gering zijn. Daartoe wordt opgemerkt dat er geen hypothecaire verplichtingen op het pand rusten en dat deze lasten dus met name zullen bestaan uit het eigenaarsdeel OZB en de premies opstalverzekering en (in dit geval: geringe) kosten van groot onderhoud. Wat dit laatste betreft heeft [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] naar het oordeel van de rechtbank onder overlegging van de als productie 1 bij akte overlegging producties in het geding gebrachte foto's van de staat van het pand voldoende aangetoond dat er de laatste jaren geen of slechts in beperkte mate onderhoud aan het pand is gepleegd. De rechtbank ziet aanleiding om de door [y] aan de boedel (derhalve inclusief zijn eigen aandeel) te betalen gebruiksvergoeding met inachtneming van de door [y] betaalde (geschatte) eigenaarslasten in redelijkheid vast te stellen op een bedrag van € 2.000,00 per maand.
5.15.
Weliswaar heeft [y] onder overlegging als productie 1 (en wel productie 3 daarvan) bij conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie van een door hem (althans van zijn zijde) opgesteld overzicht "Verloop rek. crt. Erven R. [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] " gesteld dat altijd huur heeft betaald ten aanzien van het pand maar - wat daar verder ook van zij - onvoldoende gesteld of gebleken is dat [y] ná het overlijden van moeder (op welke periode de gevorderde gebruiksvergoeding betrekking heeft) huur heeft betaald ten aanzien van het pand. Gesteld noch gebleken is immers dat er betalingen hebben plaatsgevonden door [y] aan de overige gerechtigden. Overigens begrijpt de rechtbank uit een opmerking van [y] ter gelegenheid van de comparitie van partijen dat [y] erkent dat er nimmer - dus ook niet vóór het overlijden van moeder - sprake is geweest van een feitelijke betaling van huurpenningen maar dat er slechts sprake is geweest van boekhoudkundige verrekeningen door middel van hier hiervoor bedoelde overzicht "Verloop rek. crt. Erven R. [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] ". Op dit overzicht is ná het overlijden van moeder geen huurbetaling meer vermeld.
5.16.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [y] over de periode van 9 juni 2014 tot en met 30 juli 2019 een bedrag van (61 maanden x € 2.000,00 =) € 122.000,00 aan de tussen partijen bestaande gemeenschap verschuldigd is, te vermeerderen met een bedrag van € 2.000,00 per maand vanaf 1 augustus 2019 tot de (eigendoms)overdracht van de woning. De verdeling van deze bedragen dient plaats te vinden volgens de in rechtsoverweging 5.10 genoemde percentages. Dit houdt in dat van het bedrag van € 122.000,00, een bedrag van (63,89% x € 122.000,00 =) € 77.945,80 aan [y] zelf toekomt en dat hij een bedrag van in totaal € 44.054,20 aan de overige gerechtigden dient te betalen. Van het vanaf 1 augustus 2019 verschuldigde bedrag van € 2.000,00 komt een bedrag van (63,89% x € 2.000,00 =) € 1.277,80 aan [y] zelf toe, zodat hij een bedrag van € 722,20 aan de overige gerechtigden dient te betalen. Het voorgaande impliceert dat [y] dient te betalen aan:
- [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] € 6.119,13 + € 100,31 per maand vanaf 1 augustus 2019 tot de overdracht van het pand ((13,89 % x € 44.054,20) + (13,89% x € 722,20 per maand))
- [c] € 1.837,06 + € 30,12 per maand vanaf 1 augustus 2019 tot de overdracht van het pand ((4,17% x € 44.054,20) + (4,17% x € 722,20 per maand))
- [b] : € 6.119,13 + 100,31 per maand vanaf 1 augustus 2019 tot de overdracht van het pand ((13,89 % x € 44.054,20) + (13,89% x € 722,20 per maand))
- [j] € 1.837,06 + € 30,12 per maand vanaf 1 augustus 2019 tot de overdracht van het pand ((4,17% x € 44.054,20) + (4,17% x € 722,20 per maand)).
De ongeregelde boedel van [vader]
5.17.
[eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft voorts - met inachtneming van zijn wijziging van eis - gesteld dat uit de successieaangifte volgt dat de huwelijksgoederengemeenschap van vader en moeder een waarde vertegenwoordigde van f 214.997,10 (€ 97.561,43). De rechtbank constateert aan de hand van de hiervoor bedoelde aangifte dat het de volgende in die aangifte genoemde posten betreft:
a. vermogen in de vennootschap onder firma [naam onderneming] , volgens de liquidatiebalans per 07.12.1994, (waaronder begrepen: het bedrijfsgedeelte (5/7 aandeel) in het woon- winkelpand met erf, en grond aan het [woon- en bedrijfspand] )
volgens de balans: f. 180.363,30
b. tegoed op girorekening nr. 227.04.14 ad f. 2.633,80
c. huishoudelijke inboedel f. 8.500,00
d. auto, Nissan Primera f. 23.000,00
e. contanten f. 500,00.
De vordering van [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] strekt ertoe dat bepaald zal worden dat [y] het bedrag van f 214.997,10 (€ 97.561,43) aan de gemeenschappelijke boedel dient te betalen, waarna dit dient te worden verdeeld op de door [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] aangegeven wijze.
5.18.
Wat betreft de onder a. genoemde post overweegt de rechtbank dat tussen partijen in geschil is of (het aandeel van vader in) de boekwaarde van het pand in het eigen vermogen op de kapitaalrekening is begrepen. Volgens [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] is dat niet het geval en volgens [y] wel. Gelet op de omstandigheid dat in de liquidatiebalans zowel het pand als activa zijn opgenomen met een boekwaarde van f 62.399,85 en partijen het erover eens zijn dat vader en [y] ieder voor de helft in de boekwaarde waren gerechtigd, gaat de rechtbank - nu onvoldoende gesteld of gebleken is dat dit anders is - er vanuit dat in het eigen vermogen van op de kapitaalrekening van vader ad f 180.363,30 de helft van de boekwaarde, te weten een bedrag van (1/2 x f 62.399,85 = ) f 31.199,93 is begrepen. Omdat de boekwaarde van het pand al bij de verdeling van de waarde van het pand in rechtsoverweging 5.9 is meegenomen, zal het bedrag van f 180.363,30 bij de beoordeling van de onderhavige post met een bedrag van f 31.199,93 worden verminderd, zodat een bedrag van f 149.163,37 resteert.
5.19.
Partijen zijn het erover eens dat [y] de vennootschap onder firma na het overlijden van vader feitelijk heeft voortgezet als eenmanszaak. Een afrekening met de overige gerechtigden (moeder en de andere kinderen) heeft echter tot op heden niet plaatsgevonden. Die afrekening dient alsnog te geschieden. [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] en [y] hebben bij akte na comparitie wat betreft de handelsvoorraad - activa die op de liquidatiebalans voor een bedrag van f 162.248,25 zijn opgenomen - allebei medegedeeld dat uitgegaan kan worden van de in de liquidatiebalans opgenomen waarde. Omdat [y] behoudens de eigendom van het pand alle activa en passiva na het overlijden van vader feitelijk heeft overgenomen, is de rechtbank van oordeel dat in redelijkheid ook ten aanzien van de overige activa en passiva te gelden heeft dat uitgegaan dient te worden van de waarden op de liquidatiebalans. Gelet hierop zal uitgegaan worden van het hiervoor genoemde bedrag van f 149.163,37 als het vermogen van vader in de vennootschap onder firma.
5.20.
Dit bedrag behoorde tot de huwelijksgoederengemeenschap van vader en moeder. Op grond van het voorgaande heeft de boedel een vordering op [y] van f 149.163,37. De (onverdeelde) helft daarvan behoorde tot de nalatenschap van vader, te weten een bedrag van f 74.581,69 en de andere helft tot de nalatenschap van moeder. Gelet op hetgeen hiervoor in de rechtsoverwegingen 5.4 en 5.5 is overwogen, dient dit bedrag als volgt te worden verdeeld:
- [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] : f 41.433,98 (€ 18.801,92)
(nalatenschap vader: 1/12 x f 149.163,37 = f 12.430,28
nalatenschap moeder: 1/3 x 7/12 x f 149.163,37 = f 29.003,70)
- [y] f 41.433,98 (€ 18.801,92)
(nalatenschap vader: 1/12 x f 149.163,37 = f 12.430,28
nalatenschap moeder: 1/3 x 7/12 x f 149.163,37 = f 29.003,70)
- [c] f 12.430,28 (€ 5.640,62)
(nalatenschap vader: 1/12 x f 149.163,37 = f 12.430,28)
- [b] f 41.433,98 (€ 18.801,92)
(nalatenschap vader: 1/12 x f 149.163,37 = f 12.430,28
nalatenschap moeder: 1/3 x 7/12 x f 149.163,37 = f 29.003,70)
- [j] f 12.430,28 (€ 5.640,62)
(nalatenschap vader: 1/12 x f 149.163,37 = f 12.430,28).
Afgezien van zijn eigen aandeel hierin, dient [y] derhalve in totaal een bedrag van (€18.801,92 + € 5.640,62 + € 18.801,92 + € 5.640,62 =) € 48.885,08 aan de overige deelgenoten te betalen.
5.21.
De rechtbank begrijpt het verweer van [y] aldus dat hij de hiervoor bedoelde schuld al (ruimschoots) heeft voldaan. [y] verwijst hierbij naar het eerder genoemde overzicht "Verloop rek. crt. Erven R. [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] ". Dit overzicht vangt aan met een
schuldvan [y] van f 180.363,30 (het hiervoor bedoelde bedrag onder a uit de successieaangifte) en daarop worden vervolgens diverse bedragen afgetrokken en bijgeteld, waarna uiteindelijk per 1 januari 2014 een
vorderingvan [y] resteert van € 64.993,76 (op betaling van welk bedrag [y] aanspraak maakt). Gesteld noch gebleken is echter dat de overige gerechtigden op enig moment hebben ingestemd met het aangaan van een rekeningcourantverhouding. Integendeel, [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] stelt in deze procedure voor het eerst te worden geconfronteerd met dit eenzijdig door of van de zijde van [y] opgestelde overzicht (dat volgens hem pas achteraf is opgesteld). Van een contractuele rekeningcourantverhouding is dan ook naar het oordeel van de rechtbank geen sprake, zodat met deze boekhoudkundige verrekeningen geen rekening zal worden gehouden. Bij het volgend te bespreken onderdeel "Het overige aanwezige vermogen van moeder; bankrekening, beweerde vorderingen en beweerde schulden" zal nader worden ingegaan op de stelling van [y] dat hij vorderingen op de boedel heeft.
5.22.
Wat betreft de in de successieaangifte onder b., c., d. en e. genoemde posten overweegt de rechtbank het volgende. Gesteld noch gebleken is dat deze (privé)vermogensbestanddelen destijds - evenals het vermogen van de vennootschap onder firma - feitelijk zijn overgenomen door [y] . Niet valt dan ook in te zien dat [y] ter zake van deze posten bedragen aan de boedel dient te betalen. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen is aan partijen de vraag voorgelegd of als (fictief) uitgangspunt kan worden genomen dat het saldo van de huwelijksgoederengemeenschap nog aanwezig is in de nalatenschap van moeder, voor zover het gaat om deze privébezittingen (de bankrekening, de inboedel, de auto en de contanten). [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft hierop bevestigend gereageerd maar [y] ontkennend. Partijen hebben zich niet nader uitgelaten over specifiek deze vermogensbestanddelen, zoals wat daarmee na het overlijden van vader is gebeurd. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gesteld of gebleken dat de huishoudelijke inboedel en de auto thans, na een vruchtgebruik door moeder gedurende ongeveer twintig jaren, nog aanwezig zijn of dat daarvoor iets anders in de plaats is gekomen. Ook is onvoldoende gesteld of gebleken dat het contante geld nog aanwezig was bij het overlijden van moeder. Hoewel moeder hierover slechts het vruchtgebruik had - en gesteld noch gebleken is dat zij ter zake een verteringsbevoegdheid had - gaat de rechtbank er vanuit dat ook die post niet meer aanwezig was bij het overlijden van moeder. Alleen wat betreft de ten tijde van het overlijden van moeder aangetroffen banktegoeden gaat de rechtbank er vanuit dat daarvan het ten tijde van het overlijden van vader aanwezige saldo van f 2.633,80 (€ 1.195,17) nog deel uitmaakt. Op de wijze van verdeling van dit bedrag (na enkele uit te voeren correcties daarop) zal worden ingegaan bij het volgende onderdeel "Het overige aanwezige vermogen van moeder, bankrekening, beweerde vorderingen en beweerde schulden".
Het overige aanwezige vermogen van moeder; bankrekening, beweerde vorderingen en beweerde schulden
5.23.
[eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft gesteld dat het banktegoed van moeder op de sterfdatum een bedrag van € 1.155,16 beliep. Na haar overlijden zijn er nog een aantal (door [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] bij dagvaarding onder 57 genoemde) bedragen op haar bankrekening ontvangen waartoe zij gerechtigd was (met name van de belastingdienst) en wel een totaalbedrag van € 22.181,95. Voorts zijn er na haar overlijden nog een aantal (in de dagvaarding onder 58 genoemde) bedragen ten behoeve van moeder van haar bankrekening betaald (waaronder bedragen van € 1.363,00 en € 3.319,03 ter zake van "kosten ivm graf") en wel in totaal ter hoogte van € 4.756,03. Per saldo beloopt het bedrag van de banktegoeden van moeder derhalve een bedrag van (€ 1.155,16 + € 22.181,95 - € 4.756,03 =) € 18.581,08, aldus nog steeds [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] .
5.24.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [y] de juistheid van de hiervoor genoemde bedragen niet (voldoende) gemotiveerd weersproken. [y] heeft slechts een opmerking gemaakt over de hoogte van de uitvaartkosten die volgens hem € 6.935,45 belopen in plaats van de door [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] genoemde bedragen van € 1.363,00 en € 3.319,03 in verband met "kosten in verband met graf". [y] heeft echter nagelaten het door hem genoemde bedrag nader te onderbouwen. Gelet op de onvoldoende gemotiveerde betwisting ziet de rechtbank geen aanleiding om - zoals [y] heeft verzocht - een deskundige te benoemen om een inventarisatie te maken van de bedragen die na het overlijden van moeder nog binnen zijn gekomen. De rechtbank zal dan ook uitgaan van de juistheid van het hiervoor genoemde saldo van € 18.581,08.
5.25.
[eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft gevorderd dat [y] wordt veroordeeld om genoemd bedrag van € 18.581,08 in de boedel te storten, waarna het door drieën dient te worden gedeeld tussen de erfgenamen van moeder te weten [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] , [y] en [b] . Kennelijk stelt [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] zich op het standpunt dat dit bedrag thans niet meer op de bankrekening van moeder aanwezig is en dat [y] dit bedrag aan de bankrekening van moeder heeft onttrokken. [y] heeft dit ook niet weersproken. Uit het eerder genoemde overzicht "Verloop rek. crt. Erven R. [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] " blijkt ook dat tussen 1 januari 2014 (een saldo van € 64.993,76) en 31 december 2014 (een saldo van € 45.993,76) door [y] meerdere onttrekkingen hebben plaatsgevonden onder de vermelding "terugontvangen eerdere aanvullingen" en "terugontvangen geldlening 2013" tot een bedrag van in totaal € 19.000,00.
5.26.
In verband met de beantwoording van de vraag of [y] gerechtigd was om de hiervoor bedoelde (met name ná het overlijden van moeder) verrichte onttrekkingen te doen, is voorts van belang de stelling van [y] dat hij een vordering heeft op moeder ter hoogte van € 64.993,76, zoals blijkt uit het overzicht "verloop rek. crt. Erven R. [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] " per 1 januari 2014, alsmede een vordering van € 77.175,35 die in dat overzicht is vermeld per 31 december 2014 met als omschrijving "Saldo O.G. na overleg met fiscus". De rechtbank constateert daarbij dat in feite sprake is van een hogere beweerde vordering omdat het overzicht "Verloop rek. crt. Erven R. [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] " aanvangt met een
schuldvan [y] ter zake van de post "De ongeregelde boedel van [vader] " ter hoogte van f 180.363,30. De rechtbank verwijst naar hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 5.18 daarover is overwogen. De rechtbank begrijpt het overzicht "Verloop rek. crt. Erven R. [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] " aldus dat [y] stelt dat hij betalingen aan en ten behoeve van moeder heeft verricht vanaf het overlijden van vader tot aan het overlijden van moeder. Dit betreft onder meer wekelijks huishoudgeld van (meestal) f 400,00 of f 250,00 maar ook andere betalingen ten behoeve van moeder, de OZB ten aanzien van het pand, de opstalverzekering ten aanzien van het pand, dakreparatie van het pand en waterschapslasten ten aanzien van het pand. Ook werd er boekhoudkundig in dit overzicht de huur van het pand door [y] aan moeder opgenomen en wel - zo constateert de rechtbank - een bedrag van f 9.600,00 per jaar. Bij akte uitlating na comparitie, tevens antwoord akte wijziging van eis heeft [y] ter verduidelijking van één en ander verwezen naar de als productie 16 in het geding gebrachte e-mail van [administrateur] van 2 september 2020. Uit deze e-mail volgt dat de uitkering die moeder ontving geen vetpot was en dat om die reden aanvullingen vanuit de onderneming nodig was. De rechtbank constateert voorts het volgende. Op het overzicht "Verloop rek.crt. Erven R. [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] " is per 7 december 1994 een post "Boekwaarde bedrijfspand naar privé" vermeld, waarmee de op het overzicht vermelde schuld van [y] ter grootte van f 180.363,30 is verminderd met een bedrag van f 62.399,85. [y] heeft voorts als productie 1 (en wel productie 6 daarvan) bij conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie een brief van 27 maart 2014 van [administrateur] in het geding gebracht (zie hiervoor onder rechtsoverweging 2.9) waaruit volgt dat één en ander boekhoudkundig onjuist is vermeld en dat [y] aanspraak had op de helft van de boekwaarde, te weten een bedrag van € 41.353,19, hetgeen - vermeerderd met een post rente - leidt tot de gepretendeerde vordering van € 77.175,35. Wat betreft deze laatste vordering overweegt de rechtbank dat met die beweerde vordering geen rekening zal worden gehouden bij de afwikkeling van de nalatenschap van moeder. Met de aanspraken van [y] op het pand (inclusief de boekwaarde daarvan) is immers reeds rekening gehouden onder de post "Het pand aan het [woon- en bedrijfspand] ". Rente daarover - hetgeen een aanzienlijk deel uitmaakt van de vordering van € 77.175,35 - is daarbij niet aan de orde omdat de verdeling thans nog niet heeft plaatsgevonden.
5.27.
Ook met de beweerde vordering ter hoogte van € 64.993,76, voortvloeiende uit het overzicht "Verloop rek. crt. Erven R. [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] " zal de rechtbank geen rekening houden, behoudens de hierna te noemen uitzonderingen. Daartoe wordt het navolgende overwogen. De huwelijksgoederengemeenschap van vader en moeder bestond voor het overgrote deel uit het vermogen van vader in de vennootschap onder firma, die door zijn overlijden is ontbonden. Uit de omstandigheid dat [y] de vennootschap onder firma na het overlijden van vader als eenmanszaak heeft voorgezet volgt dat [y] zonder af te rekenen met de overige gerechtigden tot dat (deel van het) vermogen en ook ondanks de aanwezigheid van een vruchtgebruik van moeder op de gehele nalatenschap van vader, het gehele ondernemingsvermogen in gebruik heeft gekregen. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft [y] erkend dat hij niet daadwerkelijk huur heeft voldaan ter zake van het pand, maar dat slechts sprake was van boekhoudkundige verrekeningen, daarbij verwijzend naar het overzicht "verloop rek. crt. Erven R. [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] ". De (enkel) boekhoudkundig verrekende huur - die zoals hiervoor in rechtsoverweging 5.21 is overwogen eenzijdig heeft plaatsgevonden, derhalve zonder het bestaan van een contractuele rekening-courant verhouding met alle overige gerechtigden - betrof naar het oordeel van de rechtbank bovendien een relatief laag bedrag, te weten (zo volgt uit voornoemd overzicht) een bedrag van f 9.600,00 (€ 4.356,29) per jaar. De rechtbank verwijst in dit verband wat hiervoor is overwogen ten aanzien van de vastgestelde gebruiksvergoeding van het pand over de periode ná het overlijden van moeder.
Gesteld noch gebleken is dat [y] over het overige vermogen van de vennootschap - zoals de handelsvoorraad - enige vergoeding heeft voldaan. In deze procedure wordt door de overige gerechtigden echter geen aanspraak gemaakt op enige gebruiksvergoeding over de periode tot aan het overlijden van moeder. In dit licht bezien en mede gelet op het vruchtgebruik van moeder en de omstandigheid dat zij na het overlijden van vader geen inkomsten meer verkreeg uit de vennootschap onder firma maar was aangewezen op een uitkering, ligt het in de rede dat [y] huishoudgeld aan moeder heeft betaald en overige betalingen ten behoeve van haar heeft verricht en ook de kosten die betrekking hebben op het (alleen door hem gebruikte) ondernemingsvermogen - waaronder die van het pand - voor zijn rekening heeft genomen, ook voor zover dit een groter aandeel betrof dan zijn aandeel op grond van (enkel) de eigendomsverhoudingen in dat vermogen. Zelfs als in rechte vast zou komen te staan dat het inderdaad zo gegaan is - wat door [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] is weersproken - heeft [y] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd gesteld dat er daadwerkelijk expliciete afspraken met moeder zijn gemaakt dat de door [y] aan haar verstrekte of ten behoeve van haar betaalde bedragen bij wijze van geldlening zijn verstrekt/betaald of uit andere hoofde door haar zouden moeten worden terugbetaald. Aan de door moeder ondertekende schuldbekentenis van 4 december 2013 zal de rechtbank geen waarde hechten. Nog afgezien van het antwoord op de vraag of moeder destijds nog in een zodanige gezondheidstoestand verkeerde dat zij haar wil heeft kunnen bepalen - hetgeen door [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] is weersproken - heeft [y] ter gelegenheid van de comparitie van partijen erkend dat deze schuldbekentenis (enkel) is opgesteld ten behoeve van de bank. Bovendien is in zoverre reeds tegenbewijs tegen de inhoud van die schuldbekentenis geleverd nu vast staat dat [y] niet het in die schuldbekentenis genoemde bedrag van € 63.619,13 aan moeder heeft verstrekt maar dat sprake is van een op dat moment uit het overzicht "Verloop rek. crt. Erven R. [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] " blijkend saldo van een rekeningcourantverhouding, terwijl er met de "Erven R. [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] " geen contractuele rekeningcourantverhouding aanwezig was gelet op hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 5.21 is overwogen en in elk geval de andere vier kinderen geen partij waren bij de schuldbekentenis. Uit de brief van 27 maart 2014 van [administrateur] (zie hiervoor onder rechtsoverweging 2.9) volgt voorts dat er ten aanzien van het pand - waarop het overgrote deel van de boekingen ziet - een onjuiste methode is gehanteerd, zodat veel boekingen en daarmee ook het in de schuldbekentenis genoemde saldo ten tijde van het opstellen van de schuldbekentenis niet correct waren.
5.28.
De rechtbank ziet aanleiding om op het voorgaande enkele uitzonderingen te maken.
5.29.
Uit het overzicht "Verloop rek. crt. Erven R. [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] " staat op 22 juli 1996 een post "I.B. /P.H. 1994" ter hoogte van f 43.173,00 vermeld als vordering van [y] . Uit de door [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] bij akte uitlating na comparitie, tevens akte wijziging van eis in het geding gebrachte - door hem van [y] ontvangen - stukken, zit een betalingsbewijs waaruit volgt dat dit bedrag inderdaad - zoals uit het overzicht volgt - door [y] (zijn onderneming) is voldaan. Partijen hebben geen toelichting gegeven op deze substantiële post. De rechtbank gaat er voorshands op basis van de brief van [administrateur] van 27 maart 2014 (zie hiervoor onder rechtsoverweging 2.9) vanuit dat dit de door [administrateur] genoemde fiscale verplichting betreft ter zake van het "bij het overlijden van vader opgestelde liquidatierapport, waarin de boekwinst tgv minnelijke waardering van het bedrijfspand ad f 287.600,15 volledig is toegekend aan de vader, die daarvoor ook de volledige fiscale verplichtingen voor zijn rekening heeft genomen". [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] en [y] worden verzocht om te zijner tijd bij conclusie na deskundigenbericht aan te geven of dit vermoeden juist is. De rechtbank overweegt reeds nu dat indien dat het geval is, zij van oordeel is dat deze belastingclaim rustte op de onder rechtsoverweging 5.7 bedoelde stille reserves en om die reden ten laste van alle deelgenoten dient te komen en wel in de verhouding zoals die stille reserves in genoemde rechtsoverweging zijn verdeeld (met verwijzing naar de rechtsoverwegingen 5.4 en 5.5).
5.30.
De rechtbank constateert voorts dat op het overzicht "Verloop rek. crt. Erven R. [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] " begrafeniskosten van vader staan vermeld ter hoogte van f 16.334,61. Uit de door [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] bij akte uitlating na comparitie, tevens akte wijziging van eis in het geding gebrachte - door hem van [y] ontvangen - stukken, zitten betalingsbewijzen van f 6.564,61 en f 9.770,00, waaruit volgt dat deze bedragen daadwerkelijk - zoals uit het overzicht volgt - door [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] (zijn onderneming) is voldaan. Ook deze kosten dienen naar het oordeel van de rechtbank ten laste van alle deelgenoten te komen en wel in de verhouding zoals in de rechtsoverwegingen 5.4 en 5.5 bedoeld.
5.31.
[eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft voorts gesteld dat er ná het overlijden van moeder gebruikskosten zijn blijven doorlopen, te weten "facturen Essent", "facturen Ziggo TV", "kosten basispakket", "facturen waterleiding", "hefpunt Hunze en Aa's Waterschap", "gemeente Stadskanaal" en wel ter hoogte van in totaal € 1.223,61. Volgens [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] dient [y] deze kosten aan de boedel te betalen omdat [y] gebruik maakt van de woning. Weliswaar heeft [y] betwist dat hij gebruik maakte van de woning maar naar het oordeel van de rechtbank had het mede in het licht van de omstandigheid dat [y] staat ingeschreven op het adres van de woning (en daar ook is gedagvaard) op de weg van [y] gelegen om te stellen op welk adres hij dan wél woonachtig zou zijn geweest. Nu [y] dit heeft nagelaten, zal de rechtbank er van uitgaan dat hij in de desbetreffende periode woonachtig was in de woning. De gebruikskosten ter hoogte van € 1.223,61 - waarvan de hoogte niet is weersproken - zullen dan ook ten laste van [y] dienen te komen.
5.32.
De kosten van de vereffenaar mr. Kruize zijn bij beschikking van deze rechtbank - door [y] overgelegd als productie 4 bij conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie - vastgesteld op een bedrag van € 7.926,08. Partijen hebben desgevraagd medegedeeld dat deze kosten nog niet zijn voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank dienen deze kosten uit de boedel te worden voldaan. De enkele omstandigheid dat [y] als executeur was benoemd maar dat desondanks benoeming van een vereffenaar is gevolgd, is - anders dan [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft betoogd - onvoldoende om tot het oordeel te komen dat deze kosten voor rekening van [y] dienen te komen. De rechtbank verzoekt partijen om zorg te dragen voor een spoedige betaling van dit bedrag. Daarbij wordt opgemerkt dat de vereffening gelet op deze schuld nog niet is voltooid en dat een verdeling eerst aan de orde is nadat de vereffening is voltooid. Gelet op de omstandigheid dat de bankrekening van moeder op dit moment ontoereikend is, verzoekt de rechtbank [y] om deze kosten alvast aan de vereffenaar te betalen. Met deze betaling zal uiteraard bij de uiteindelijke verdeling bij eindvonnis rekening worden gehouden. Partijen dienen te zijner tijd bij conclusie na deskundigenbericht mede te delen of deze kosten inmiddels zijn voldaan, waarbij [y] wordt verzocht om een betalingsbewijs in het geding te brengen.
5.33.
In een later stadium van het geding zal tot een nadere berekening worden gekomen wat betreft dit onderdeel.
De inboedel
5.34.
De vordering van [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] strekt ertoe dat bepaald zal worden dat de waarde van de tot de nalatenschap van moeder behorende inboedel een bedrag van € 2.000,00 beloopt, dan [y] dit bedrag aan de boedel dient te betalen en dat [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] , [y] en [b] hiervan een bedrag van € 666,67 dienen te ontvangen.
5.35.
[y] heeft bij conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie voorgesteld om de inboedel in onderling overleg te verdelen zonder financiële verrekening. Hij heeft daarbij opgemerkt dat de waarde van de inboedel nagenoeg nihil is.
5.36.
[y] heeft als productie 9 bij akte overlegging producties een lijst in het geding gebracht van de inboedel van moeder, waarbij hij zijn hiervoor genoemde aanbod heeft herhaald.
5.37.
[eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft vervolgens niet aangegeven op welke specifieke zaken hij - of één van de overige niet verschenen gedaagden - thans nog aanspraak maakt. De rechtbank ziet aanleiding om te bepalen dat de inboedelzaken aldus worden verdeeld dat aan ieder wordt toegedeeld hetgeen hij/zij thans onder zich houdt (de rechtbank begrijpt: sieraden bij [b] en het overige bij [y] ). Omdat onvoldoende is gebleken van enige substantiële waarde, zal geen verdere verrekening plaatsvinden.
Het vervolg
5.38.
Thans zal worden overgegaan tot benoeming van Makelaardij Schut en Lambers te Stadskanaal tot deskundige. De kosten hiervan dienen ten laste van de boedel te komen. Gelet op de omstandigheid dat de bankrekening van moeder op dit moment ontoereikend is, zal de rechtbank het voorschot op de kosten ten laste van [y] brengen. Dit zal uiteindelijk verrekend worden bij de verdeling bij eindvonnis. De rechtbank verzoekt [y] om te zijner tijd bij conclusie na deskundigenbericht een keuze te maken of hij toedeling van het pand wenst tegen het door de deskundige te taxeren bedrag, dan wel of hij verkoop van het pand wenst. Voorts wordt [y] verzocht om bij die conclusie een bewijsstuk in het geding te brengen van de laatste stand van de bankrekening van moeder.
5.39.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Voldoet een partij niet aan een van deze verplichtingen, dan kan de rechtbank in het nadeel van die partij beslissen.
5.40.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

6.De beslissing

De rechtbank
het deskundigenonderzoek
6.1.
beveelt een deskundigenonderzoek naar de volgende vragen:
a. Wat is de onderhandse waarde per heden - de dag van uw taxatie - van het pand aan de aan het [woon- en bedrijfspand] vrij van huur en gebruik?
b. Heeft u overigens nog op- of aanmerkingen die voor de beoordeling van de onderhavige zaak van belang kunnen zijn?
6.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
Makelaardij Schut en Lambers te Stadkanaal
[deskundige]
adres: Bakboord 56, 9501 KG Stadskanaal
telefoon: 0599-616967
e-mailadres: stadskanaal@schutenlambers.nl;
het voorschot
6.3.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
  • de deskundige dient
  • de griffie zal de opgave van de deskundigen vervolgens toezenden aan partijen
  • partijen kunnen desgewenst
  • indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundigen reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundigen begrote bedrag
  • indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing;
6.4.
bepaalt dat voorschot ter zake de kosten van de deskundige door [y] betaald zal worden;
6.5.
bepaalt dat [y] er zorg voor dient te dragen dat het voorschot wordt voldaan na ontvangst van een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
6.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot;
het onderzoek
6.7.
bepaalt dat [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] het volledige procesdossier binnen vier weken na heden aan de deskundige doet toekomen;
6.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats;
het schriftelijk rapport
6.9.
draagt de deskundige op om
uiterlijk twee maandenna het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;
6.10.
wijst de deskundige er op dat:
 de deskundige de gedragscode voor gerechtelijke deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken èn de leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te vinden op rechtspraak.nl, uw situatie, deskundige (https://www.rechtspraak.nl/Uw-Situatie/Naar-de-rechter/Betrokken-bij-een-rechtszaak/Paginas/Deskundige.aspx)) in acht dient te nemen,
 de deskundige na aanvaarding van de benoeming verplicht is de opdracht onpartijdig en naar beste kunnen te volbrengen,
 de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
 de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
 uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
 de deskundige bij het onderzoek partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, dat uit het schriftelijk bericht moet blijken dat aan dit voorschrift is voldaan en dat ook van de inhoud van de opmerkingen en verzoeken in het schriftelijk bericht melding moet worden gemaakt,
 de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover opmerkingen te maken, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en de reactie van de deskundige daawrop moet vermelden
 het rapport met redenen moet zijn omkleed en duidelijke conclusies moet bevatten;
6.11.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het conceptrapport van de deskundigen nadat dit aan partijen is toegezonden;
na het deskundigenbericht
6.12.
bepaalt na ontvangst van de deskundigenrapportage eerst [eiser in conventie verweerder in voorwaardelijke reconventie] in de gelegenheid wordt gesteld een conclusie na deskundigenbericht te nemen, waarna [y] een antwoordconclusie zal mogen nemen;
6.13.
wijst partijen erop dat zij in hun conclusies tevens dienen in te gaan op hetgeen de rechtbank hiervoor onder rechtsoverwegingen 5.28, 5.31 en 5.37 heeft overwogen;
6.14.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Sanna en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2021.