ECLI:NL:RBNNE:2021:5103

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
9341023 CV EXPL 21-4267
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van een telefonisch gesloten overeenkomst tot levering van energie door een energieleverancier

In deze zaak heeft DGB Energie B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die niet is verschenen. DGB Energie vorderde betaling van een bedrag van € 489,29, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een telefonisch gesloten overeenkomst voor de levering van energie. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis DGB Energie gevraagd om nadere informatie, welke is verstrekt in een akte. De kantonrechter heeft vervolgens de vordering van DGB Energie afgewezen.

De kantonrechter overweegt dat de overeenkomst nietig is omdat niet is voldaan aan het vormvereiste van artikel 6:230v lid 6 BW. Dit artikel vereist dat de energieleverancier het schriftelijk akkoord van de consument voldoende inzichtelijk maakt en stap voor stap uiteenzet. DGB Energie heeft nagelaten om dit schriftelijke akkoord van de gedaagde voldoende te onderbouwen. De kantonrechter kan niet aannemen dat de gedaagde het aanbod schriftelijk heeft aanvaard op basis van een ingevuld sjabloon zonder nadere toelichting.

Aangezien er geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen, bestaat er ook geen betalingsverplichting voor de gedaagde. De kantonrechter concludeert dat DGB Energie haar diensten om niet heeft verricht en dat de overige stellingen van DGB Energie onbesproken kunnen blijven. DGB Energie wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil worden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer: 9341023 CV EXPL 21-4267
Vonnis van de kantonrechter van 2 november 2021
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DGB ENERGIE B.V.,
gevestigd te Hardenberg,
eiseres,
gemachtigde: mr. T Waissi,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna "DGB Energie" en " [gedaagde] " worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
DGB Energie heeft bij dagvaarding, op de daarin geformuleerde gronden, gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan DGB Energie een bedrag van € 489,29 te betalen, vermeerderd met rente en kosten.
1.2.
Tegen [gedaagde] is verstek verleend.
1.3.
Bij tussenvonnis van 7 september 2021 is DGB Energie om nadere informatie gevraagd.
1.4.
Bij akte van 5 oktober 2021 heeft DGB Energie nadere informatie verstrekt.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De kantonrechter neemt over hetgeen is overwogen en beslist in voornoemd tussenvonnis.
2.2.
De kantonrechter zal de vordering van DGB Energie afwijzen en overweegt daarover als volgt.
2.3.
In hoeverre een overeenkomst partijen bindt, wordt mede beïnvloed door hun maatschappelijke positie en het daarmee verbonden beginsel van maatschappelijke rechtvaardigheid. Voor gevallen waarin sprake is van ongelijkwaardigheid tussen partijen, zoals bij de onderhavige consumentenovereenkomst, stelt het recht dwingende normen om deze ongelijkheid te compenseren en daarmee de maatschappelijke rechtvaardigheid tot op zekere hoogte te waarborgen. Hoewel DGB Energie hierover niets heeft gesteld, maakt de kantonrechter uit de akte op dat DGB Energie het initiatief heeft genomen om de overeenkomst telefonisch aan te gaan. Dit betekent dat aan het eerdergenoemde (constitutieve)vereiste uit artikel 6:230v lid 6 BW moet worden voldaan. Het is aan de kantonrechter om ambtshalve te toetsen of hieraan is voldaan
2.4.
DGB Energie heeft gesteld dat [gedaagde] het aanbod tot het aangaan van de overeenkomst schriftelijk heeft aanvaard en zij verwijst hierbij onder andere naar productie 2. De kantonrechter overweegt dat productie 2 is ingevuld met gegevens van [gedaagde] , maar op basis van deze gegevens kan de kantonrechter niet vaststellen dat [gedaagde] het aanbod ook daadwerkelijk schriftelijk heeft aanvaard. Weliswaar valt uit de productie op te maken dat [gedaagde] op 11 mei 2020 de overeenkomst zou hebben ondertekend, in combinatie met een IP-adres, maar het is niet aan de kantonrechter om zelf op zoek te gaan naar dergelijke aanknopingspunten waaruit het schriftelijk akkoord van [gedaagde] zou moeten volgen en hieraan een gevolgtrekking te verbinden. Het had dan ook op de weg van DGB Energie gelegen om het schriftelijke akkoord van [gedaagde] voldoende inzichtelijk te maken en stap voor stap uiteen te zetten. De kantonrechter kan dit namelijk - gelet op de consumentenbescherming en het waarborgen hiervan - niet aannemen op basis van een (ingevuld) sjabloon zonder nadere toelichting van DGB Energie waaruit het akkoord dient te volgen. Nu DGB Energie dit heeft nagelaten, kan de kantonrechter om die reden niet controleren of [gedaagde] het aanbod tot het aangaan van de overeenkomst schriftelijk heeft aanvaard als bedoeld in artikel 6:230v lid 6 BW. De door DGB Energie overgelegde producties kunnen het gestelde schriftelijke akkoord van [gedaagde] echter niet bewijzen.
2.5.
De kantonrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat niet is voldaan aan het vormvereiste van artikel 6:230v lid 6 BW. De overeenkomst is om die reden nietig. Een andere uitleg van artikel 6:230v lid 6 BW zou tot gevolg hebben dat de consumentenbescherming eenvoudig kan worden omzeild door de enkele stelling dat de consument het aanbod schriftelijk heeft aanvaard zonder concrete onderbouwing hiervan.
2.6.
De kantonrechter overweegt dat nu niet is komen vast te staan dat er (rechtsgeldig) een (energieleverings)overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, er ingevolge artikel 7:7 lid 2 BW geen betalingsverplichting bestaat voor [gedaagde] , op welke grond dan ook, ook niet op grond van een ongerechtvaardigde verrijking. Dit betekent dat DGB Energie haar diensten jegens [gedaagde] om niet heeft verricht.
2.7.
De overige stellingen van DGB Energie kunnen gelet op het voorgaande onbesproken blijven.
2.8.
DGB Energie zal, als de in het ongelijk te stellen partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt DGB Energie in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. M. Haisma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 november 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 48315