In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 10 november 2021 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot voornaamswijziging. Verzoekster, die hinder ondervond van haar voornaam, heeft verzocht haar voornaam te wijzigen van '[voornaam A] [tweede voornaam]' naar '[voornaam B] [tweede voornaam]'. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 oktober 2021 heeft verzoekster toegelicht dat haar ouders een fout hebben gemaakt bij de geboorteaangifte, wat heeft geleid tot ongemak in haar dagelijks leven. Ze heeft aangegeven dat ze vaak met haar officiële voornaam wordt aangesproken, wat voor haar vervelend is, vooral omdat ze in het dagelijks leven de naam '[voornaam B]' gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster een negatieve associatie heeft met haar voornaam, onder andere door pesterijen in het verleden en een slechte relatie met haar oma, naar wie ze vernoemd is. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster afgewogen tegen de belangen van de staat en geconcludeerd dat de door verzoekster aangevoerde gronden voldoende zwaarwichtig zijn voor de wijziging van haar voornaam. De rechtbank heeft het verzoek dan ook toegewezen, waarbij de initialen van verzoekster onveranderd blijven. De beschikking is gegeven door mr. M. van der Hoeven en kan binnen drie maanden in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.