ECLI:NL:RBNNE:2021:5112

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
3 december 2021
Zaaknummer
C/17/180030 / FA RK 21-906
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voornaamswijziging na belangenafweging met objectieve factoren van hinder

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 10 november 2021 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot voornaamswijziging. Verzoekster, die hinder ondervond van haar voornaam, heeft verzocht haar voornaam te wijzigen van '[voornaam A] [tweede voornaam]' naar '[voornaam B] [tweede voornaam]'. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 oktober 2021 heeft verzoekster toegelicht dat haar ouders een fout hebben gemaakt bij de geboorteaangifte, wat heeft geleid tot ongemak in haar dagelijks leven. Ze heeft aangegeven dat ze vaak met haar officiële voornaam wordt aangesproken, wat voor haar vervelend is, vooral omdat ze in het dagelijks leven de naam '[voornaam B]' gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster een negatieve associatie heeft met haar voornaam, onder andere door pesterijen in het verleden en een slechte relatie met haar oma, naar wie ze vernoemd is. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster afgewogen tegen de belangen van de staat en geconcludeerd dat de door verzoekster aangevoerde gronden voldoende zwaarwichtig zijn voor de wijziging van haar voornaam. De rechtbank heeft het verzoek dan ook toegewezen, waarbij de initialen van verzoekster onveranderd blijven. De beschikking is gegeven door mr. M. van der Hoeven en kan binnen drie maanden in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Privaatrecht Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/180030 / FA RK 21-906
beschikking voornaamswijziging (1:4 BW) van de enkelvoudige kamer d.d. 10 november 2021
inzake
[voornaam A] [tweede voornaam] [achternaam], wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen verzoekster,
advocaat mr. E.P.J. Appelman, kantoorhoudende te Alkmaar.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift van 16 augustus 2021, ingekomen bij de griffie op 18 augustus 2021;
  • de brief van verzoekster van 5 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op 6 oktober 2021.
1.2.
De zaak is mondeling behandeld op de zitting van 27 oktober 2021. Verzoekster was hier met haar advocaat mr. E.P.J. Appelman bij aanwezig.

2.Het verzoek

2.1.
Verzoekster heeft zich tot de rechtbank gewend met het verzoek tot voornaamswijziging van ' [voornaam A] [tweede voornaam] ' in ' [voornaam B] [tweede voornaam] '. Bij de stukken bevindt zich onder meer een afschrift van de geboorteakte van verzoekster. Ter onderbouwing van het verzoek is het volgende aangevoerd.
2.2.
Verzoekster stelt in het verzoekschrift dat haar ouders een (kennelijke) fout hebben gemaakt bij de geboorteaangifte, doordat zij verzoekster onder de naam ' [voornaam A] ' hebben aangegeven. Haar ouders waren zich er volgens verzoekster niet van bewust dat haar roepnaam ' [voornaam B] ' niet terug zou komen op officiële documenten. Verzoekster ervaart in het leven veel ongemak door de voornaam ' [voornaam A] '. Ze vindt het bijvoorbeeld vervelend dat de naam ' [voornaam A] ' op diploma's en andere officiële documenten staat vermeld, waardoor ze in eerste instantie dan ook met deze naam wordt aangesproken en dat zij dan moet bewerkstelligen dat zij ' [voornaam B] ' wordt genoemd, welke naam zij in het dagelijks leven gebruikt.
2.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoekster toegelicht dat zij is vernoemd naar haar oma. Verzoekster had een slechte band met haar oma en had voorafgaand aan haar overlijden vorig jaar al tien jaar geen contact meer met haar oma gehad. Zij stelt dat haar ouders het eens zijn met de voornaamswijziging. Verder heeft verzoekster verteld dat ze in het verleden is gepest met de naam ' [voornaam A] '. Ze heeft door deze omstandigheden een negatieve associatie met haar voornaam en ze heeft er veel last van wanneer ze met haar voornaam
wordt geconfronteerd.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 1:4 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter wijziging van de voornamen gelasten op verzoek van de betrokken persoon of zijn wettelijk vertegenwoordiger. Voor een wijziging dient een voldoende zwaarwichtig belang te bestaan. Uit de wetsgeschiedenis volgt niet wanneer hier sprake van is. Uit jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens blijkt dat voornamen onder het begrip privéleven en familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM vallen. Er moet een belangenafweging worden gemaakt, waarbij onderzocht moet worden of er sprake is van een
'fair balance'tussen enerzijds de belangen van het individu en anderzijds de belangen van de staat. Daarbij moet meegewogen worden dat de staat een zekere mate van beoordelingsvrijheid toekomt.
3.2.
De rechtbank volgt het argument van verzoekster dat haar ouders een kennelijke fout hebben gemaakt bij de geboorteaangifte niet. Verzoekster heeft haar geboortekaartje overgelegd en daarop staat ook de naam ' [voornaam A] [tweede voornaam] '. Het is daarom naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk dat de ouders van verzoekster haar per abuis de naam ' [voornaam A] [tweede voornaam] ' hebben gegeven. Wel is naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast komen te staan dat verzoekster haar hele leven al de naam ' [voornaam B] ' gebruikt. Bepalend bij de vraag of een weigering om een bepaalde voornaam toe te kennen een ongerechtvaardigde inmenging in het privéleven van verzoekster oplevert, is de mate van ongemak of overlast die verzoekster ondervindt van haar voornaam. De rechtbank is van oordeel dat in het verzoekschrift onvoldoende is gemotiveerd dat er objectieve factoren zijn die maken dat verzoekster hinder ondervindt van haar voornaam. Om die reden heeft de rechtbank een mondelinge behandeling gelast. Tijdens de mondelinge behandeling is (pas) gebleken dat verzoekster een negatieve associatie heeft met de naam ' [voornaam A] ', doordat ze is vernoemd naar haar oma waar ze geen goede band mee had en vroeger is gepest met de naam ' [voornaam A] '. De rechtbank is van oordeel dat dit objectieve factoren zijn waaruit volgt dat verzoekster hinder ondervindt van haar voornaam. Verzoekster gebruikt weliswaar in het dagelijks leven feitelijk al de naam ' [voornaam B] ', maar gebleken is dat het verzoekster juist gaat om officiële gelegenheden. Ze is recent - tijdens haar diploma-uitreiking - weer geconfronteerd met haar officiële voornaam en het is duidelijk geworden dat verzoekster hier veel last van heeft. Bij de belangenafweging weegt de rechtbank ook mee dat de ouders van verzoekster volgens haar instemmen met de voornaamswijziging.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat de door de verzoekster aangevoerde gronden en daarmee haar persoonlijk belang voldoende zwaarwichtig zijn voor de wijziging van haar voornaam. Het belang dat het rechtsverkeer heeft bij een zo hoog mogelijke mate van naamconsistentie weegt hier naar het oordeel van de rechtbank niet tegen op. Daarbij neemt de rechtbank ook in overweging dat de intialen van verzoekster onveranderd blijven na de voornaamswijziging. Naar de maatstaven van artikel 1:4 lid 2 BW verzetten zich geen wettelijke bepalingen tegen toewijzing van het verzoek. Ook van andere bezwaren tegen die toewijzing is niet gebleken. De rechtbank zal het verzoek daarom toewijzen als verzocht.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
gelast de wijziging van de voornamen van verzoekster [voornaam A] [tweede voornaam] [achternaam] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] in de voornamen [voornaam B] [tweede voornaam] ;
4.2.
draagt de griffier op om een afschrift van deze beschikking aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] te zenden nadat een periode van drie maanden is verstreken na de dag van de beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van der Hoeven, lid van de kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 november 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
fn: 871
Van deze beschikking kan binnen 3 maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden. Indien u in deze procedure bent verschenen start deze termijn op de dag van de uitspraak. Als u niet in de procedure bent verschenen kan de termijn op een latere datum beginnen. Volgens de wet bent u verplicht om voor het instellen van hoger beroep een advocaat in te schakelen. In verband met de beperkte termijn dient u zo spoedig mogelijk contact met uw/een advocaat op te nemen!
De griffier.