Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het standpunt van de belanghebbenden
5.De beoordeling
tegen de vader, maar
in het belang van [de minderjarige]ingediend. Hoewel het voor de vader wellicht voelt alsof de jeugdzorgwerker erop uit is om hem te benadelen, wil de kinderrechter benadrukken dat de jeugdzorgwerker er juist is om te zorgen dat het zo goed mogelijk gaat met [de minderjarige] . De kinderrechter wil de vader met klem vragen oog te hebben voor de situatie waarin [de minderjarige] zit en voor wat [de minderjarige] nodig heeft van de mensen om hem heen, onder wie de vader. Wanneer de vader de strijd tegen de GI loslaat, luistert naar wat [de minderjarige] aangeeft en vervolgens meegaat in wat [de minderjarige] van hem vraagt, zal naar verwachting niet alleen de situatie van [de minderjarige] , maar ook die van de vader verbeteren.
- De vader dient allereerst, voor zover hij dat wenst in het bijzijn van zijn therapeut, in gesprek te gaan met de jeugdzorgwerker om zo de lucht tussen hen te klaren.
- Daarna dient er een gesprek plaats te vinden tussen de vader, [de minderjarige] en de jeugdzorgwerker. Dit zal gebeuren op een neutraal terrein, en dus niet op het kantoor van de GI of bij de vader thuis.
- Vervolgens zal worden bekeken hoe het contact tussen de vader en [de minderjarige] verder kan worden hersteld en hoe kan worden toegewerkt naar een voor alle betrokkenen - en hoofdzakelijk voor [de minderjarige] - passende zorgregeling.
6.De beslissing
mr. I. Schaafsma als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2021.