ECLI:NL:RBNNE:2021:5131

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
180716
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor zorgregeling en regievoering door Gecertificeerde Instelling in familiezaken

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 29 oktober 2021 een beschikking gegeven in een familiekwestie betreffende de zorgregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De Gecertificeerde Instelling (GI) had verzocht om toestemming om de zorgregeling vast te stellen en de regie te voeren over de uitvoering daarvan. De kinderrechter heeft de vader opgeroepen om in het belang van de minderjarige samen te werken met de GI en zijn strijd tegen hen te staken. De kinderrechter heeft een overzicht van de stappen gegeven die de vader moet nemen om de situatie te verbeteren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige zorgregeling niet in het belang van de minderjarige is, gezien de spanningen die de minderjarige ervaart in het contact met de vader. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de vader eerst een gesprek met de jeugdzorgwerker aangaat, voordat er weer contact met de minderjarige kan plaatsvinden. Dit gesprek moet op neutraal terrein plaatsvinden om de angsten van de minderjarige weg te nemen en het vertrouwen te herstellen.

De kinderrechter heeft de GI toestemming gegeven om de zorgregeling vast te stellen en de regie te voeren over de uitvoering hiervan. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kinderrechter heeft de opschorting van de zorgregeling die eerder was verleend, herroepen. De vader is aangespoord om de samenwerking met de GI aan te gaan en de strijd tegen hen los te laten, om zo de ontwikkeling van de minderjarige niet verder te schaden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/180716 / FJ RK 21-962 en C/17/180725 / FJ RK 21-965
Datum uitspraak: 29 oktober 2021
Beschikking van de kinderrechter over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
gevestigd te Leeuwarden, hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: [de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: [de vader] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Op 6 oktober 2021 is het verzoek met bijlage van de GI van 21 september 2021 bij de griffie binnengekomen. Daarin verzoekt de GI de kinderrechter om de zorgregeling, zoals die is opgenomen in de beschikking van 8 juli 2020, te wijzigen, in die zin dat aan de GI toestemming wordt verleend om de zorgregeling vast te stellen en de regie te voeren op de uitvoering van de zorgregeling.
1.2.
Vervolgens heeft de GI op 7 oktober 2021 een (schriftelijk) spoedverzoek met bijlagen ingediend. Bij beschikking van 7 oktober 2021, waarvan de inhoud hier als overgenomen en ingelast moet worden beschouwd, heeft de kinderrechter op dat verzoek beslist en met spoed de zorgregeling tussen [de minderjarige] en de vader opgeschort voor de duur van vier weken en daarbij toestemming aan de GI verleend om de zorgregeling vast te stellen en de regie te voeren op de uitvoering van de zorgregeling. De kinderrechter heeft het verzoek voor het overige aangehouden.
1.3.
De kinderrechter heeft verder kennisgenomen van de volgende stukken:
Ten aanzien van de zaak met zaaknummer C/17/180716 / FJ RK 21-962
- de brief van de vader van 11 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op 13 oktober
2021;
Ten aanzien van de zaak met zaaknummer C/17/180725 / FJ RK 21-965
- de brief van de GI van 7 oktober 2021 met het verzoek om beide verzoeken
gelijktijdig te behandelen, ingekomen bij de griffie op 7 oktober 2021.
1.4.
Op 15 oktober 2021 heeft de kinderrechter beide zaken tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren gelijktijdig behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- de vader;
- de moeder;
- namens de GI, mevrouw [naam] .
1.5.
Mevrouw [naam] , therapeut van de vader, was bij de zitting aanwezig als toehoorder.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
Bij beschikking van 18 juni 2021 is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 26 juni 2022.
2.3.
De rechtbank heeft bij beschikking van 8 juli 2020 de volgende zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] bepaald:
- vanaf 1 juli 2020 eens per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat [de minderjarige] elk derde weekend van de maand naar het logeerhuis gaat en het omgangsweekend van de man in dat geval daarvoor of daarna wordt gecompenseerd, zodat de omgang in elk geval dertien keer per half jaar plaatsvindt;
- deze regeling geldt als een minimum regeling; onder regie van de GI kan deze regeling worden uitgebreid.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft bij verzoekschrift van 21 september 2021 verzocht om, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, de GI toestemming te verlenen om de zorgregeling vast te stellen en om regie te voeren op de uitvoering van deze regeling. Gelet op het feit dat de bij beschikking van 30 juli 2021 verleende opschorting van de zorgregeling op 8 oktober 2021 zou verlopen en het verzoek van de GI pas na die datum door de rechtbank zou worden behandeld, heeft de GI de rechtbank bij verzoekschrift van 7 oktober 2021 - naast het voornoemde verzoek - verzocht om de op 8 juli 2020 vastgestelde zorgregeling met spoed op te schorten. Ter onderbouwing van deze verzoeken heeft de GI het volgende naar voren gebracht.
3.2.
Sinds de uitspraak van de kinderrechter op 30 juli 2021, waarbij de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] tot 8 oktober 2021 is opgeschort, is er niets veranderd aan de houding van de vader. De vader blijft voortdurend - tegen de afspraken en de wensen van [de minderjarige] in - contact zoeken met [de minderjarige] . Hierdoor moet [de minderjarige] continu alert en op zijn hoede zijn, waardoor hij zich emotioneel onveilig voelt en hij fors ontregelt. De GI heeft geprobeerd om de vader hierin te begrenzen, maar de vader lijkt op geen enkele wijze in te zien dat hij [de minderjarige] emotionele schade toebrengt door te volharden in zijn standpunten. [de minderjarige] heeft bij de GI aangegeven dat hij contact wil met de vader, maar dat hij eerst - in het bijzijn van de jeugdzorgwerker - een gesprek met de vader wil voeren. [de minderjarige] vindt het belangrijk dat er afspraken worden gemaakt en dat deze door de vader worden nagekomen. Hoewel dit gesprek voor het gevoel van veiligheid van [de minderjarige] erg belangrijk is, is het de GI niet gelukt om dit gesprek te laten plaatsvinden.
3.3.
Het eindigen van de opschorting van de vastgestelde zorgregeling op 8 oktober 2021 zou betekenen dat [de minderjarige] volgens de op 8 juli 2020 door de rechtbank bepaalde zorgregeling in het weekend van 9 en 10 oktober 2021 contact met de vader zou hebben. Gelet op de huidige situatie acht de GI dit echter niet in het belang van [de minderjarige] . De GI is van mening dat het door [de minderjarige] gewenste gesprek eerst moet plaatsvinden, zodat [de minderjarige] het vertrouwen krijgt dat zijn ouders de juiste beslissingen voor hem nemen. Na dit gesprek zal de GI een (begeleid) contactmoment plannen, waarna vervolgens zal worden bekeken hoe er verder vorm kan worden gegeven aan de zorgregeling. Om dit te kunnen realiseren, verzoekt de GI om de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] te wijzigen en de GI toestemming te geven om een zorgregeling vast te stellen en de regie te voeren over de uitvoering hiervan.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

De moeder
4.1.
De moeder is het eens met het verzoek van de GI. Zij denkt dat het goed is als de GI de regie krijgt over de zorgregeling, zodat er in kleine stapjes kan worden gewerkt aan de verbinding tussen [de minderjarige] en de vader.
De vader
4.2.
De vader is het niet eens met de verzoek van de GI en vindt dat de zorgregeling moet blijven zoals deze is. Volgens de vader heeft de GI hem van alles beloofd, maar worden deze afspraken niet nagekomen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter kan de hiervoor genoemde regeling wijzigen op de grond dat na de vaststelling daarvan de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.2.
Voordat de kinderrechter een oordeel zal geven over hoe het verder moet met de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] , vindt de kinderrechter het belangrijk om iets te zeggen over hetgeen de vader tijdens de zitting naar voren heeft gebracht. De kinderrechter constateert dat de vader het gevoel heeft dat hij moet strijden tegen de GI. Deze strijd vergt erg veel van de vader. Zo heeft hij aangegeven dat hij slecht slaapt, spanningen ervaart en chagrijnig is op het moment dat hij een brief, een e-mail of een telefoontje van de GI ontvangt. De strijd vergt dusdanig veel van de vader, dat hij er uiteindelijk voor heeft gekozen om te zeggen dat hij de strijd niet langer zal aangaan en dat hij zal afwachten tot [de minderjarige] , als hij twaalf of achttien jaar is, uit zichzelf naar de vader toe komt. De kinderrechter is met de vader eens dat het van groot belang is dat hij de strijd tegen de GI loslaat. Dit betekent echter niet dat de vader helemaal uit het contact met [de minderjarige] moet gaan en dat hij uit het leven van [de minderjarige] moet verdwijnen. Het opgeven van de strijd betekent juist dat de vader een frisse start moet maken met de jeugdzorgwerker en dat hij de samenwerking met de GI moet aangaan. De kinderrechter begrijpt vanuit het perspectief van de vader dat het voor hem erg lastig is om deze stap te zetten. Zo denkt de vader immers dat de jeugdzorgwerker het verzoek tot wijziging van de omgang opzettelijk onmiddellijk heeft ingediend op het moment dat zij de vorige jeugdzorgwerker opvolgde en dat dit verzoek tegen de vader is gericht. De kinderrechter wijst de vader er echter op dat dat niet aan de orde is, maar dat slechts sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, nu het vertrek van de vorige jeugdzorgwerker vrijwel samenviel met het einde van de door de kinderrechter in juli 2021 uitgesproken opschorting van de zorgregeling. Bovendien is dit verzoek niet
tegen de vader, maar
in het belang van [de minderjarige]ingediend. Hoewel het voor de vader wellicht voelt alsof de jeugdzorgwerker erop uit is om hem te benadelen, wil de kinderrechter benadrukken dat de jeugdzorgwerker er juist is om te zorgen dat het zo goed mogelijk gaat met [de minderjarige] . De kinderrechter wil de vader met klem vragen oog te hebben voor de situatie waarin [de minderjarige] zit en voor wat [de minderjarige] nodig heeft van de mensen om hem heen, onder wie de vader. Wanneer de vader de strijd tegen de GI loslaat, luistert naar wat [de minderjarige] aangeeft en vervolgens meegaat in wat [de minderjarige] van hem vraagt, zal naar verwachting niet alleen de situatie van [de minderjarige] , maar ook die van de vader verbeteren.
5.3.
Deze boodschap aan de vader brengt de kinderrechter naar de beoordeling van het verzoek van de GI. Het is de kinderrechter duidelijk geworden dat de vader het liefst de zorgregeling voortzet zoals deze op 8 juli 2020 door de rechtbank is vastgelegd. Dit houdt in dat [de minderjarige] in beginsel eens per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijft. De kinderrechter constateert echter tegelijkertijd dat deze zorgregeling voor [de minderjarige] nu niet haalbaar is. [de minderjarige] ervaart op dit moment dusdanig veel spanningen in het contact met de vader, dat het niet in zijn belang is dat hij op dit moment volledige weekenden bij de vader verblijft. Als de oorspronkelijke zorgregeling nu zou worden voortgezet, zou dit ertoe leiden dat er alleen maar meer afstand tussen [de minderjarige] en de vader ontstaat. Aangezien alle betrokkenen, zoals de GI en de moeder, het erover eens zijn dat het belangrijk is dat er wel weer contact tussen de vader en [de minderjarige] zal zijn, is dit naar het oordeel van de kinderrechter geen optie. Het voorgaande brengt de kinderrechter tot de conclusie dat de huidige zorgregeling niet langer past bij de situatie.
5.4.
Dan rest de kinderrechter vervolgens de vraag welke zorgregeling op dit moment wel passend is. Hierbij staan de belangen van [de minderjarige] bij de kinderrechter voorop. De kinderrechter wil allereerst benadrukken dat [de minderjarige] bij de jeugdzorgwerker heeft aangegeven dat hij zeker wel contact met de vader wil hebben. Het is dus niet zo dat [de minderjarige] geen behoefte heeft om de vader te zien. [de minderjarige] heeft echter de afgelopen tijd veel spanningen en stress ervaren door de houding van de vader, waardoor het belangrijk is dat [de minderjarige] eerst het vertrouwen in de vader weer terugkrijgt voordat er daadwerkelijk weer een omgang plaats kan vinden. [de minderjarige] heeft hiertoe zelf bij de jeugdzorgwerker aangegeven dat hij graag eerst in aanwezigheid van de jeugdzorgwerker een gesprek met de vader wil, voordat het contact tussen hem en de vader weer wordt opgebouwd. Op deze manier kunnen de angsten van [de minderjarige] worden weggenomen en kan een begin worden gemaakt met het herstel van het vertrouwen van [de minderjarige] in de vader. Naar aanleiding van dit gesprek kunnen verdere afspraken worden gemaakt over de contacten tussen de vader en [de minderjarige] .
5.5.
Hoewel het positief is dat de vader tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat hij akkoord gaat met een gesprek tussen hem en [de minderjarige] waar ook de jeugdzorgwerker bij aanwezig is, is ter zitting ook besproken dat het voor [de minderjarige] heel belangrijk is dat er tijdens dit gesprek geen spanningen (meer) zijn tussen de vader en de jeugdzorgwerker. [de minderjarige] is namelijk erg gevoelig voor dergelijke spanningen en voelt dit haarfijn aan. De kinderrechter acht het dan ook belangrijk dat de vader voorafgaand aan dit gesprek een gesprek met de jeugdzorgwerker zal voeren, zodat de lucht tussen hen geklaard kan worden en zij hun samenwerking op een constructieve manier kunnen voortzetten. Ter zitting is ter sprake gekomen dat het wellicht een idee is om de therapeut van de vader bij dit gesprek aanwezig te laten zijn, aangezien de vader het gevoel heeft dat hij er in de gesprekken met de GI altijd alleen voor staat. Ter zitting heeft de jeugdzorgwerker aangegeven dat zij hiervoor open staat. Nu dit een goede optie is om het eerste gesprek met elkaar weer aan te gaan, spoort de kinderrechter de vader aan om dit serieus te overwegen en in te gaan op de uitnodiging die hij hiervoor van de jeugdzorgwerker zal ontvangen.
5.6.
Vervolgens dient het hiervoor onder 5.4. bedoelde gesprek tussen de vader, [de minderjarige] en de jeugdzorgwerker plaats te vinden. De kinderrechter wijst erop dat dit gesprek moet plaatsvinden op neutraal terrein. Nu het kantoor van de GI voor de vader niet als neutraal terrein aanvoelt, is het van belang dat hier rekening mee wordt gehouden bij het plannen van het gesprek. Zodra dit gesprek heeft plaatsgevonden, kan bekeken worden welke zorgregeling op dat moment het meest passend is en wat [de minderjarige] nodig heeft om hier ontspannen in te kunnen gaan. Om dit proces in goede banen te kunnen leiden, zal de kinderrechter de GI de toestemming geven om de zorgregeling vast te stellen en om de regie te voeren op de uitvoering hiervan. De kinderrechter is zich ervan bewust dat dit wellicht niet de gang van zaken is zoals de vader in gedachten had, maar wijst de vader erop dat het van groot belang is dat het contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] verloopt op een manier die aansluit bij [de minderjarige] . Alleen dan zal dat contactherstel succesvol zijn en een basis kunnen bieden voor een nieuwe zorgregeling. Hoewel de kinderrechter in eerste instantie heeft overwogen om de zorgregeling voorlopig te wijzigen, waarbij de situatie over een half jaar opnieuw zou worden bekeken, beseft de kinderrechter dat dit voor [de minderjarige] opnieuw een half jaar onzekerheid met zich zou brengen. Aangezien de kinderrechter dit niet in het belang van [de minderjarige] acht, zal de kinderrechter de zorgregeling zoals verzocht door de GI definitief vastleggen. De kinderrechter wijst er hierbij op dat dit niet wegneemt dat er in de toekomst een verzoek om een nieuwe zorgregeling kan worden voorgelegd aan de rechtbank als dit gelet op de situatie op dat moment passend is.
5.7.
Ter zitting heeft de vader aangegeven dat hij graag wil weten welke stappen hij de komende periode precies dient te zetten. Om deze reden zal de kinderrechter het bovenstaande nogmaals kort samenvatten:
  • De vader dient allereerst, voor zover hij dat wenst in het bijzijn van zijn therapeut, in gesprek te gaan met de jeugdzorgwerker om zo de lucht tussen hen te klaren.
  • Daarna dient er een gesprek plaats te vinden tussen de vader, [de minderjarige] en de jeugdzorgwerker. Dit zal gebeuren op een neutraal terrein, en dus niet op het kantoor van de GI of bij de vader thuis.
  • Vervolgens zal worden bekeken hoe het contact tussen de vader en [de minderjarige] verder kan worden hersteld en hoe kan worden toegewerkt naar een voor alle betrokkenen - en hoofdzakelijk voor [de minderjarige] - passende zorgregeling.
5.8.
Ten slotte merkt de kinderrechter nog het volgende op. Het feit dat de omgangsregeling van 8 juli 2020 zou herleven op het moment dat het verzoek van de GI van 21 september 2021 niet op tijd door de kinderrechter zou worden behandeld en het feit dat dit negatieve gevolgen zou hebben voor zowel de ontwikkeling van [de minderjarige] als voor de relatie tussen de vader en [de minderjarige] , maken dat de kinderrechter van oordeel is dat de beschikking van 7 oktober 2021 op terechte gronden is gegeven. Aangezien de kinderrechter de zorgregeling met ingang van de datum van deze beschikking definitief wijzigt, is de op 7 oktober 2021 genomen spoedbeslissing echter niet langer noodzakelijk. Om deze reden zal de kinderrechter deze spoedbeslissing per heden herroepen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
herroept per heden de bij beschikking van 7 oktober 2021 verleende opschorting van de zorgregeling zoals met de uitspraak van 8 juli 2020 is vastgesteld;
6.2.
wijzigt de zorgregeling en bepaalt deze als volgt:
- verleent de GI toestemming om de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] vast te stellen;
- belast de GI met de regie over de uitvoering van de zorgregeling;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Coster, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. I. Schaafsma als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.