ECLI:NL:RBNNE:2021:5171

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
C/17/178966 / HA RK 21/58
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Landinrichting en recht van overpad in ruilplan met betrekking tot kaveltoedeling

In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Nederland, uitgesproken op 8 december 2021, wordt het beroep van [A] tegen de toedeling van kavel 214 in het kader van een ruilplan behandeld. [A], een melkveehouder, heeft bezwaar gemaakt tegen de toedeling van deze kavel, omdat deze niet ontsloten zou zijn aan de openbare weg en niet-courant zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kavel weliswaar op het openbare Filosofenpad ontsluit, maar dat dit gezien de situatie ter plaatse niet wenselijk is. De rechtbank oordeelt dat de aan te leggen dam over de watergang tussen kavel 214 en de westelijk daarvan gelegen kavel een interne ontsluiting creëert, waardoor de kavel als onderdeel van de bedrijfskavel kan worden aangemerkt.

De rechtbank concludeert dat de toedeling van kavel 214 niet onaanvaardbaar is, ondanks dat deze op afstand van de bedrijfsgebouwen ligt. De rechtbank wijst erop dat de erfdienstbaarheid van overpad over de Slachtedyk niet in het ruilplan is opgenomen, maar dat Gedeputeerde Staten heeft erkend dat deze erfdienstbaarheid alsnog moet worden opgenomen. De rechtbank wijzigt het ruilplan door de toevoeging van de erfdienstbaarheid, zodat [A] via de bestaande oversteek van de Slachtedyk kan komen en gaan van en naar zijn boerderij.

De rechtbank verklaart het beroep van [A] ongegrond en compenseert de proceskosten, zodat partijen hun eigen kosten dragen. Deze beschikking biedt inzicht in de juridische overwegingen rondom landinrichting en de rechten van betrokken partijen in het kader van ruilplannen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
Landinrichtingskamer
zaaknummer: C/17/178966/HA RK 21-58
beschikking van de enkelvoudige landinrichtingskamer van 8 december 2021
inzake
[A],
wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde: ing. D. Kooistra;
verzoeker inzake het ruilplan dat is opgemaakt door de
Bestuurscommissiein de Gebiedsinrichting
"Franekeradeel-Harlingen"en dat is vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 19 januari 2021, verweerster.
Verzoeker zal in het hierna volgende [A] worden genoemd. Verweerster zal hierna
- enkelvoudig - Gedeputeerde Staten worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het ontwerp-ruilplan van de Gebiedsinrichting 'Franekeradeel-Harlingen,'
  • de hiertegen ingediende zienswijze, geregistreerd onder nummer 5,
- het ruilplan, hierna aangeduid als het ruilplan, dat van 22 april 2021 tot en met 3 juni 2021 ter inzage heeft gelegen,
- het verzoekschrift van [A] 3 juni van 2021, bij de rechtbank binnengekomen op 3 juni 2021,
  • het verweerschrift van Gedeputeerde Staten met de stukken als bedoeld in artikel 69 derde lid van de Wet inrichting Landelijk Gebied (hierna: Wilg),
  • de mondelinge behandeling van 25 oktober 2021 ten overstaan van de enkelvoudige landinrichtingskamer van de rechtbank
  • de voortgezette mondelinge behandeling van 8 november 2021 ten overstaan van de enkelvoudige landinrichtingskamer van de rechtbank
  • de brief van It Fryske Gea van 30 november 2021, bij de echtbank binnengekomen op 3 december 2021.
1.2.
Bij de mondelinge behandelingen is [A] verschenen, bijgestaan door ing. Kooistra.
Verder zijn verschenen vertegenwoordigers namens Gedeputeerde Staten, de Bestuurscommissie en het Kadaster. Namens Gedeputeerde Staten en de Bestuurscommissie is het woord gevoerd door ing. mr. J. Heinen. De voor de voortgezette behandeling van
8 november 2021 opgeroepen belanghebbende It Fryske Gea is niet verschenen.
Van het behandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is beschikking bepaald.
RECHTSOVERWEGINGEN

2.De feiten

2.1.
De rechtbank gaat uit van de navolgende voor dit beroep van belang zijnde feiten. [A] exploiteert een melkveehouderij waarvan de bedrijfsgebouwen zijn gelegen ten noordoosten van Herbaijum, aan de weg genaamd De Leane. Het erf waarop de bedrijfsgebouwen staan is gelegen ten westen van en aangrenzend aan de in noord-zuidelijke richting gelegen Slachtedyk. De Slachtedyk is eigendom van It Fryske Gea en heeft ter plaatse een natuurbestemming. Over deze dijk loopt een wandelroute.
2.2.
De inbreng van [A] betreft een oppervlakte van ongeveer 84,2 hectare en de toedeling betreft ongeveer 86,6 hectare. De inbreng bestaat uit een drietal bij elkaar liggende veldkavels ten (noord)westen van Herbaijum en een kavel, met daarop de bedrijfsgebouwen ten westen van en aansluitende aan de Slachtedyk, alsmede een kavel ten oosten van en aansluitende aan de Slachtedyk, alles ten zuiden van en aangrenzende aan de rijksweg A31.
2.3.
In de huidige situatie is er vanaf het erf van [A] een overgang in oostelijke richting over de Slachtedyk, naar de oostelijk van de Slachtedyk gelegen kavel. Op deze kavel loopt vanaf de genoemde overgang naast de Slachtedyk in noordelijke richting een betonpad, tot aan het eind van de kavel bij de rijksweg A31. Daar buigt dit pad in noordoostelijke richting, evenwijdig aan de loop van de rijksweg A31, en stopt aan het einde van het meest noordwestelijke perceel van de kavel.
2.4.
In het vastgestelde ruilplan is [A] een deel van de percelen ten (noord)westen van Herbaijum kwijtgeraakt, waarbij de verst gelegen veldkavel is verkleind. De twee in inbreng dichterbij de bedrijfsgebouwen gelegen kavels zijn aaneengevoegd. Ten oosten van de oostelijk van de Slachtedyk gelegen kavel zijn een viertal percelen van derden, kadastraal aangeduid FNK00F00930, FNK00F00258, FNK00F00259 en FNK00F00260 samengevoegd aan [A] toegedeeld als kavel FNK00XX00214 (hierna aan te duiden als kavel 214). Tussen de oostelijk van de Slachtedyk gelegen kavel en kavel 214 bevindt zich een watergang en in het ruilplan is voorzien in een overschrijdbare dam in deze watergang waarmee de kavels zullen worden verbonden. Kavel 214 wordt aan de oostzijde begrensd door een bosstrook met daarnaast een fietspad, het Filosofenpad genaamd, en heeft in de inbreng op dat pad ontsluiting. Het Filosofenpad vormt de westelijke begrenzing van de woonbebouwing van Franeker.
2.5.
Na de mondelinge behandeling van 25 oktober 2021 bij de rechtbank heeft tussen partijen nader overleg plaatsgevonden over een aan te leggen pad naar kavel 214 over de gronden van [A] . Dit heeft niet tot een oplossing van het beroep van [A] geleid.

3.Het beroep en het verweer

3.1.
Het bezwaar van [A] richt zich tegen de toedeling van kavel 214. Volgens hem is kavel 214 niet ontsloten aan de openbare weg en niet-courant. Het Filosofenpad is gezien de breedte en het gebruik door fietsers en recreanten niet geschikt voor landbouwverkeer. [A] wil meewerken aan een oplossing waarbij de toegang tot de kavel aan het Filosofenpad wordt afgesloten en waarbij voor hem een intern kavelpad van 770 meter wordt vergoed. Het hiervoor onder 2.3. bedoelde betonpad moet daarvoor worden verlengd tot aan kavel 214 en dat betreft een afstand van ongeveer 707 meter. Anders wil hij door hem ingebrachte percelen ten westen van Herbaijum terug.
[A] beschouwt kavel 214 als een aparte veldkavel omdat er momenteel geen overschrijdbare dam over de sloot tussen deze kavel en zijn oostelijke kavel is. Dat het ruilplan daarin wel voorziet maakt dit volgens hem niet anders, waarbij hij verwijst naar een (niet gepubliceerde) uitspraak van de rechtbank Overijssel van 12 december 2018, nr. C/08/212629 HA RK 18-10.
Verder moet er volgens hem de erfdienstbaarheid van overpad over de Slachtedyk vanaf de Leane en vanaf de boerderij opnieuw worden gevestigd en verzwaard, zodanig dat deze ook voor koeien en gemotoriseerd verkeer geldt. Volgens [A] behoort de kavel ten oosten van de Slachtedyk niet tot de bedrijfskavel, omdat de Slachtedyk tussen deze kavel en de bedrijfskavel ligt. In de eerdere ruilverkaveling 'De Bjirmen' is deze kavel volgens [A] ook als veldkavel aangeduid.
3.2.
Gedeputeerde Staten concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep voor wat betreft kavel 214. In het algemeen stelt zij dat de bedrijfskavel in de toedeling aanmerkelijk is vergroot, het aantal veldkavels met één is verminderd en er een verbinding tussen een veldkavel en de bedrijfskavel is aangebracht. Er is aldus sprake van verbetering. De mate waarin een perceel in het economisch verkeer courant is speelt bij het ruilplan geen rol.
Gedeputeerde Staten beschouwt de kavel ten oosten van de Slachtedyk als een onderdeel van de bedrijfskavel omdat [A] door middel van de erfdienstbaarheid het recht heeft om de Slachtedyk te kruisen en de Slachtedyk geen openbare weg is. In de situatie waarover de rechtbank Overijssel besliste ging het om een tussenliggende openbare weg.
Kavel 214 zal door een dam met de kavel oostelijk van de Slachtedyk worden verbonden en wordt daarmee volgens Gedeputeerde Staten onderdeel van de bedrijfskavel. Ontsluiting aan het openbare Filosofenpad is daardoor niet meer nodig.
De Bestuurscommissie is bereid om een bijdrage te leveren aan een betonpad vanaf de bedrijfsgebouwen naar kavel 214 voor een lengte van 100 meter, totaal € 16.500,- (op basis van een bedrag van € 165,- per strekkende meter). De gemeente is verder bereid om een bedrag van € 10.000,- bij te dragen vanwege de afsluiting van kavel 214 van het Filosofenpad. Gedeputeerde Staten wil niet het volledige betonpad betalen en stelt zich op het standpunt dat dit verder een kwestie voor de kavelaanvaarding en de lijst der geldelijke regelingen is.
Per abuis is in het ruilplan de erfdienstbaarheid over de Slachtedyk niet opnieuw gevestigd en Gedeputeerde Staten stellen zich op het standpunt dat deze erfdienstbaarheid alsnog moet worden gevestigd. It Fryske Gea heeft de Bestuurscommissie bevestigd dat zij daartegen geen bezwaar heeft.

4.De beoordeling van het beroep

4.1.
De rechtbank oordeel als volgt. Het bezwaar van [A] richt zich in de kern tegen de toedeling van kavel 214 en de rechtbank zal de beoordeling voor wat betreft de toedeling daartoe beperken.
Op grond van artikel 55 Wilg wordt elke kavel zo gevormd dat deze een uitweg heeft op een openbare land- of waterweg en zo mogelijk daaraan grenst. Kavel 214 ontsluit op het openbare Filosofenpad, maar partijen verschillen er niet van mening over dat het gelet op de situatie ter plaatse niet gewenst is dat de kavel nog ontsluiting op dit pad zal hebben, zodat een alternatieve ontsluiting van deze kavel gewaarborgd moet zijn om aan artikel 55 Wilg te voldoen.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat met de aan te leggen dam over de watergang tussen kavel 214 en de westelijk daarvan gelegen kavel aan de hiervoor bedoelde ontsluiting wordt voldaan omdat daarmee een interne ontsluiting wordt gecreëerd. Omdat reeds nu in de aanleg van de dam door de Bestuurscommissie is voorzien is de rechtbank verder van oordeel dat kavel 214 en de westelijk daarvan gelegen kavel - de kavel ten oosten van de Slachtedyk - in het kader van het ruilplan als één kavel kunnen worden aangemerkt. Volgens vaste jurisprudentie wordt als een kavel beschouwd een aaneengesloten oppervlakte grond van een eigenaar, omgeven door grond van andere eigenaren of door openbare wegen of spoorwegen, of door niet overschrijdbare waterlopen. Dat er in de inbrengsituatie nog sprake is van een niet overschrijdbare waterloop doet in dit specifieke geval derhalve niet ter zake.
4.3.
De rechtbank is met betrekking tot de kavel ten oosten van de Slachtedyk verder van oordeel dat deze niet als onderdeel van de bedrijfskavel heeft te gelden. Blijkens de hiervoor weergegeven definitie van het begrip 'kavel' staat de doorsnijding door de Slachtedyk, die eigendom is van It Fryske Gea, dit in de weg. Dat de Slachtedyk door middel van een erfdienstbaarheid van overpad voor [A] overschrijdbaar is maakt dit niet anders. De erfdienstbaarheid bevestigt de eigendom van It Fryske Gea en doet deze niet teniet gaan.
4.4.
Dit oordeel leidt er niet toe dat de toedeling als niet aanvaardbaar moet worden beschouwd. Anders dan door Gedeputeerde Staten is aangevoerd is er geen sprake van vergroting van de bedrijfskavel met de oostelijk van de Slachtedyk gelegen kavel, maar er is sprake van vermindering van het aantal veldkavels met één (1) en van enige concentratie en afstandsverkorting bij de westelijke veldkavels. Kavel 214 ligt weliswaar op afstand van de bedrijfsgebouwen, maar dat gold voor de meest zuidwestelijke inbrengpercelen die niet meer zijn toegedeeld ook en bij een bedrijf met de omvang als dat van [A] is enige afstand vrijwel onvermijdelijk. Daarbij neemt de rechtbank de 'ingeklemde' ligging van het bedrijf van [A] in ogenschouw, gezien de ligging van de rijksweg A31 enerzijds en de woonbebouwing van Franekeer en Herbaijum anderzijds. De rechtbank ziet dan ook geen grond om de toedeling terug te draaien door een aantal aan derden toegedeelde percelen alsnog aan [A] toe te delen, te meer nu deze derden kennelijk geen bezwaar tegen deze toedeling hebben gemaakt en zij door het terugdraaien ervan zouden worden getroffen.
4.5.
Het voorgaande neemt niet weg dat de rechtbank constateert dat [A] door het ruilplan en waar hij in het kader van het algemeen belang bereid is om mee te werken aan het ontlasten van het Filosofenpad wordt geconfronteerd met een grotere interne ontsluiting. De rechtbank constateert verder dat zich in de kavel ten oosten van de Slachtedijk de kavel van een derde bevindt waar [A] omheen zal moeten rijden om kavel 214 te kunnen bereiken, zodat de door hem beoogde aansluiting op het reeds bestaande betonpad niet onredelijk lijkt.
De aanleg van een betonpad is niet een kwestie die het ruilplan als zodanig betreft en kan in de beoordeling derhalve geen rol spelen. De rechtbank is in de gegeven omstandigheden, zonder vooruit te willen lopen op de nog te volgen lijst der geldelijke regelingen, echter van oordeel dat van de Bestuurscommissie dan wel Gedeputeerde Staten gezien deze specifieke situatie een uiterste inspanning mag worden verwacht om [A] hierbij zoveel mogelijk tegemoet te komen en is nog niet overtuigd dat hetgeen in dat kader ter zitting is besproken daaraan voldoet.
4.6.
Voor wat betreft de erfdienstbaarheid van overpad over de Slachtedyk geldt dat [A] dit niet in zijn zienswijze en in zijn verzoekschrift heeft aangeroerd. Pas bij de mondelinge behandeling is gebleken dat deze bestaande erfdienstbaarheid niet in het ruilplan is opgenomen. Gedeputeerde Staten heeft deze omissie erkend en te kennen gegeven dat deze erfdienstbaarheid alsnog in het ruilplan moet worden opgenomen, waarbij zij ter zitting heeft aangevuld dat It Fryske Gea tegen haar heeft verklaard geen bezwaar heeft tegen hervestiging van de erfdienstbaarheid. It Fryske Gea heeft dat laatste bevestigd in haar brief van 30 november 2021, mits de te vestigen erfdienstbaarheid niet onredelijk bezwarend is ten opzichte van de bestaande erfdienstbaarheid. De daartoe door Gedeputeerde Staten voorgestelde tekst met de inhoud recht van weg om te komen en te gaan is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om het volledige, door [A] in het kader van zijn bedrijfsvoering benodigde gebruik van het overpad te omvatten, waarbij de bestaande erfdienstbaarheid wordt gerespecteerd. Voor de door [A] verzochte verzwaring of specificering met de toevoeging "met koeien en gemotoriseerd verkeer" is naar het oordeel van de rechtbank geen noodzaak. Omdat dit punt door [A] te laat is ingebracht zal de rechtbank dit niet als een bezwaargrond beschouwen, maar gelet op de standpunten van betrokkenen desondanks het ruilplan wijzigen door het opnemen van de erfdienstbaarheid zoals die hierna in het dictum van deze beschikking zal worden omschreven.
4.7.
Het beroep zal verder ongegrond worden verklaard.
4.8.
De rechtbank ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat partijen hun eigen kosten zullen dragen.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart het beroep ongegrond;
5.2.
bepaalt dat het ruilplan met betrekking tot [A] zal worden gewijzigd als volgt door toevoeging van de navolgende erfdienstbaarheid:
Recht van weg om via de bestaande oversteek van de Slachtedyk te komen en te gaan van en naar de boederij Leane [nummer] te [postcode] Herbaijum en van en naar de openbare weg.
Heersende erven: RIE XX 95, RIE XX 79, RIE XX 201, FNK XX 96, FNK XX 51, FNK XX 58,
FNK XX 212, FNK XX 214.
Dienend erf: FNK XX 102.
en voor het overige ongewijzigd zal blijven;
5.3
compenseert de proceskosten in die zin dat partijen hun eigen kosten zullen dragen.
Deze beschikking is gewezen door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, en door hem in het openbaar uitgesproken op 8 december 2021 in aanwezigheid van de griffier.
c. 439
Rechtsmiddelenverwijzing
Tegen deze beschikking staat voor de belanghebbenden, waaronder verzoeker, die voor de rechtbank zijn verschenen en voor de bestuurscommissie beroep in cassatie open bij de Hoge Raad te 's-Gravenhage overeenkomstig de artikelen 426 tot en met 429 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het beroep in cassatie moet worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak. Het beroep wordt aangebracht bij een door een advocaat bij de Hoge Raad getekend verzoekschrift en ingediend bij de griffie van de Hoge Raad.