ECLI:NL:RBNNE:2021:5338

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
LEE 21-3483
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwen van een beachhouse op het Hof van Saksen; voorlopige voorziening en omgevingsvergunning

Op 22 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in verband met de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een beachhouse op het recreatiepark 'Hof van Saksen'. De vergunninghoudster had op 20 juli 2021 een aanvraag ingediend voor de bouw van het beachhouse, welke door de gemeente op 6 oktober 2021 was goedgekeurd. De verzoeker, eigenaar van een nabijgelegen recreatiewoning, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreest voor overlast en een aantasting van zijn woongenot.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunninghoudster kan beginnen met bouwen en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de omgevingsvergunning. De rechter heeft de argumenten van de verzoeker, waaronder de vermeende geuroverlast en de gebrekkige communicatie, niet gegrond bevonden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de aanvraag voldoet aan de redelijke eisen van welstand en dat de bezwaren van de verzoeker niet kunnen leiden tot een afwijzing van de vergunning. De rechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de houdbaarheid van het bestreden besluit als positief wordt ingeschat. Tevens is er geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Bestuursrecht
locatie Groningen
zaaknummer: LEE 21/3483

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 december 2021 in de zaak tussen

[verzoeker], te [plaats], verzoeker,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze, verweerder,
(gemachtigde: mr. T. Bruining).
Als
derde-partijheeft aan het geding deelgenomen: [vergunninghoudster], gevestigd te [plaats], vergunninghoudster,
(gemachtigde: mr. J. Kevelam).

Procesverloop

Bij besluit van 6 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan vergunning-houdster een omgevingsvergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend voor het bouwen van een beachhouse op het perceel [adres] te [plaats].
Tegen het bestreden besluit heeft verzoeker bezwaar ingediend. Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter bij brief van 12 november 2021 verzocht om een voorlopige voor-ziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 14 december 2021.
Verzoeker is in persoon verschenen, vergezeld door zijn echtgenote.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Namens vergunninghoudster is J.H.M. Kiekebosch verschenen, bijgestaan door voornoemde gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden

1. Bij haar oordeelsvorming betrekt de voorzieningenrechter de navolgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Verzoeker is eigenaar van een recreatiewoning op het recreatiepark “Hof van Saksen” in de nabijheid van het bestaande beachhouse.
1.2.
Vergunninghoudster heeft op 20 juli 2021 een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen van een beachhouse op het perceel [adres] te [plaats] bij verweerder ingediend.
Deze aanvraag om omgevingsvergunning heeft betrekking op de navolgende activiteit:
- bouwen van een bouwwerk.
1.3.
Verweerder heeft het bouwplan ter advisering voorgelegd aan de commissie voor de welstand (hierna: de welstandscommissie). In een advies van 18 augustus 2021 heeft de welstandscommissie te kennen gegeven dat het bouwplan, getoetst aan de door de gemeenteraad vastgestelde criteria, voldoet aan redelijke eisen van welstand.
1.4.
Bij het bestreden besluit van 6 oktober 2021 heeft verweerder aan vergunning-houdster een omgevingsvergunning ingevolge de Wabo verleend voor het bouwen van een beachhouse op het perceel [adres] te [plaats].

Toepasselijke regelgeving

2. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningen-rechter van de bestuursrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.1.
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo is het, voor zover thans van belang, verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo, voor zover thans van belang, wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning geweigerd indien de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de Woningwet (Bouwbesluit).
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo, voor zover thans van belang, wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning geweigerd indien de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij de bouwverordening.
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo voor zover thans van belang, wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan.
2.2.
Ingevolge het bestemmingsplan “Nooitgedacht – Hof van Saksen” is aan het perceel de enkelbestemming “Recreatie – Verblijfsrecreatie” toegekend alsmede de dubbel-bestemming “Waarde – Archeologie 6”.
Ingevolge artikel 3.1 van de planregels van dit bestemmingsplan zijn de voor “Recreatie – Verblijfsrecreatie” (R-V) aangewezen gronden bestemd voor:
a. recreatiewoningen;
b. groepsaccommodaties;
c. recreatieappartementen geclusterd in appartementengebouwen, uitsluitend ter plekke van de bouwaanduiding 'gestapeld';
d. dagrecreatie;
e. gebouwen ten behoeve van beheervoorzieningen, hieronder wordt in ieder geval begrepen een supermarkt, diverse winkels, een receptie, een business centre, fietsverhuur, opslagruimten;
f. gebouwen ten behoeve van recreatieve voorzieningen, hieronder wordt in ieder geval begrepen het zwembad met daarbij behorende ruimten, spa en wellness, een fitnessruimte, restaurants, overige horecavoorzieningen, bowlingbanen, overdekte speelruimten;
g. evenemententerrein;
h. water;
met daarbij behorende:
i. bedrijfswoningen;
j. (ontsluitings)wegen en paden;
k. parkeerplaatsen;
l. groen;
m. sport- en speelterreinen;
n. andere recreatieve buitenvoorzieningen;
o. nutsvoorzieningen;
p. waterhuishoudkundige voorzieningen;
q. andere bouwwerken.
Artikel 5.1 of 6.1 van de planregels.
Ingevolge artikel 3.2.3 van de planregels gelden voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van beheer- en recreatieve voorzieningen de volgende regels:
a. de maximum bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter, dan wel de op de verbeelding aangeduide maximum bouwhoogte, of niet meer dan bestaande bouwhoogte indien die meer bedraagt;
b. de maximum oppervlakte van de gebouwde voorzieningen ten behoeve van beheer en recreatie bedraagt niet meer dan 5% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak.

Overwegingen

3. Gesteld voor de vraag of er aanleiding bestaat om een voorlopige voorziening te treffen, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4. Aangezien vergunninghoudster op korte termijn kan beginnen met bouwen, acht de voorzieningenrechter het spoedeisende belang aan de zijde van verzoeker in dit geval gegeven.
5.1.
Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat er geen grond is om de omgevingsvergunning te weigeren. In dit verband heeft verweerder erop gewezen dat het bouwplan niet strijdig is met het bestemmingsplan en dat uit het bouwplan niet gebleken is dat het niet voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit en de bouwverordening. Onder verwijzing naar de advisering van de welstandscommissie heeft verweerder verder te kennen gegeven dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand.
5.2.
Verzoeker betoogt dat door het realiseren van dit gebouw op deze plek geen rekening wordt gehouden met zijn belangen als particuliere eigenaar van een vrijstaand zomerhuisje aan het water. In de visie van verzoeker moet het toch mogelijk zijn om op dit terrein van vele hectares het beachhouse te bouwen zonder overlast. Volgens verzoeker is er niet goed gecommuniceerd tussen Hof van Saksen/vergunninghoudster en de particuliere eigenaren. Gelet hierop voelt verzoeker zich overrompeld en niet volledig geïnformeerd.
5.3.1.
Uitgangspunt is dat verweerder heeft te beslissen op de aanvraag om omgevings-vergunning zoals die is ingediend. In hetgeen verzoeker heeft aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Nu niet is gebleken van een alternatief voorstel met hetzelfde resultaat en aanmerkelijk minder bezwaren, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder in dit geval terecht heeft beslist op de voorliggende aanvraag om omgevingsvergunning zonder daarbij mogelijke alternatieve locaties op het Hof van Saksen voor het bouwen van een beachhouse te betrekken. Deze grond van verzoeker slaagt niet.
5.3.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo imperatief en limitatief een aantal weigeringsgronden aangeeft. Dit brengt met zich dat verweerder gehouden is om de omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen, indien geen van de in voormeld artikel genoemde weigeringsgronden zich voordoet. De door verzoeker naar voren gebrachte gronden met betrekking tot de gebrekkige communicatie van verweerder en vergunninghoudster, de aantasting van zijn woongenot en de vermindering van zijn uitzicht zijn geen weigeringsgronden in de zin van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo. Dit betekent, dat nu vast staat dat zich in dit geval geen weigeringsgrond in voormelde zin voordoet, er voor verweerder niet de ruimte bestaat om deze door verzoeker naar voren gebrachte bezwaren in de beoordeling van de voorliggende aanvraag om omgevingsvergunning te betrekken. Deze grond van verzoeker slaagt niet.
6. Voor zover verzoeker ter zitting naar voren heeft gebracht dat het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Tussen partijen is niet in geschil, en de voorzieningenrechter neemt dit als een vaststaand gegeven aan, dat uit voormeld advies van de welstandscommissie volgt dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand. Uit dit welstandsadvies blijkt niet van een aanbeveling dat het te bouwen beachhouse door middel van beplanting deels aan het zicht dient te worden onttrokken. Gelet hierop volgt de voorzieningenrechter verzoeker niet in zijn niet nader onderbouwde stelling dat het onderhavige bouwplan uitsluitend voldoet aan redelijke eisen van welstand indien beplanting wordt aangebracht om het te bouwen beachhouse enigszins aan het zicht te onttrekken. Hierbij acht de voorzieningenrechter van belang dat verzoeker ter zitting heeft erkend dat een aanbeveling met een dergelijke strekking niet uit het welstandsadvies valt af te leiden. Nu ook overigens niet is gebleken dat het welstandsadvies op een onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen of inhoudelijk niet concludent is, heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter dit welstands- advies aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen. Deze grond van verzoeker slaagt niet.
7. Uitsluitend ter voorlichting van verzoeker overweegt de voorzieningenrechter met betrekking tot de door verzoeker naar voren gebrachte gronden voor wat betreft de vermeende te ondervinden (geur)hinder van het beachhouse dat dit aspect kan worden betrokken in een eventuele handhavingsprocedure die thans niet ter beoordeling voorligt.
8. Gelet op de voorgaande overwegingen dient de houdbaarheid van het bestreden besluit in de bezwaarfase als overwegend positief te worden ingeschat. Om die reden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe wordt afgewezen.
9. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om een proceskostenveroordeling, als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb, uit te spreken.
Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Visser, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.L.A. van Kats als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2021.
De griffier De voorzieningenrechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.