In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en ontkenning van het vaderschap. De vrouw, die in Nederland woont en een verblijfsvergunning asiel heeft, heeft verzocht om het vaderschap van de man over haar kinderen te ontkennen en het vaderschap van de verwekker, [verwekker], vast te stellen. De man, die niet in rechte is verschenen, was gehuwd met de vrouw op het moment van de geboorte van de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de man Eritrese nationaliteit hebben, maar dat de vrouw op het moment van de geboorte van de kinderen in Nederland woonde. Hierdoor is Nederlands recht van toepassing op de verzoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man juridisch vader is van de kinderen, maar dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot ontkenning van het vaderschap van de man over het oudste kind, omdat dit verzoek te laat is ingediend. De bijzondere curator heeft het verzoek tot ontkenning van het vaderschap van de man over het jongste kind overgenomen, en dit verzoek is toegewezen. Tevens is het vaderschap van [verwekker] over beide kinderen vastgesteld, op voorwaarde dat de ontkenning van het vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan. De rechtbank heeft ook de verzoeken tot wijziging van de namenreeks van de kinderen afgewezen, omdat deze niet voldoen aan het Nederlandse namenrecht. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling van de namenreeks.