ECLI:NL:RBNNE:2021:5743

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
120706/ HA ZA 17-211
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na verkoop van een woning en de invloed van de staat van het dak

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, is op 6 oktober 2021 vonnis gewezen in een geschil tussen eisers en gedaagden over schadevergoeding. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.D.P. Mollema, hebben gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.J.T. Boersma, aangeklaagd vanwege schade die zou zijn ontstaan door het gebruik van zout riet bij het leggen van een rieten dak. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 14 april 2021 overwogen dat de verkoop van de woning door eisers mogelijk invloed heeft op de schadevergoeding die gedaagden aan eisers moeten betalen. Gedaagden stelden dat eisers geen schade lijden omdat de woning boven de aanschafprijs is verkocht zonder het dak te vervangen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de schadevergoeding niet alleen uit herstel van het dak bestaat, maar ook uit de verminderde verkoopwaarde van de woning door de staat van het dak. De rechtbank heeft eisers in de gelegenheid gesteld om hun standpunt over de gevolgen van de verkoop van de woning voor de schadevergoeding kenbaar te maken.

Eisers hebben hun vordering tot herstel omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding, waarbij de rechtbank heeft overwogen dat de schade moet worden begroot op basis van de vermogensvermindering ten tijde van de niet-nakoming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verkoop van de woning geen invloed heeft op de omvang en berekening van de schadevergoeding. Uiteindelijk heeft de rechtbank gedaagden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 30.984,43, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft zij ook buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten aan de zijde van eisers begroot op € 5.604,45.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
zaaknummer / rolnummer C/19/120706 / HA ZA 17-211
Vonnis van 6 oktober 2021
in de zaak van

1.[eiser],

wonende te [woonplaats 1] ,

2.[eiseres],

wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. M.D.P. Mollema te Groningen,
tegen
1 vennootschap onder firma [naam bedrijf] V.O.F.,gevestigd te [woonplaats 2] ,
2. [
[naam 1],
wonende te [woonplaats 2] ,
3. [
[naam 2],
wonende te [woonplaats 2], gedaagden,
advocaat mr. K.J.T. Boersma te Tiel.
Partijen zullen hierna [eisers] (mannelijk enkelvoud) en [gedaagden] (vrouwelijk enkelvoud) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 april 2021
- de akte uitlating van [eisers] op de rol van 12 mei 2021
- de antwoordakte van [gedaagden] op de rol van 26 mei 2021 - de akte uitlating (producties) van [eisers] op de rol van 14 juli 2021
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling Waar gaat het nog om?

Om de vraag of de verkoop van de woning door [eisers] van invloed is op de schadevergoeding die [gedaagden] aan [eisers] moet betalen vanwege het gebruiken van zout riet bij het leggen van het rieten dak.
2.2. [
[gedaagden] heeft in haar akte van 28 oktober 2020 gemeld dat [eisers] de woning ver boven de aanschafprijs heeft verkocht, zonder het dak te vervangen. [gedaagden] heeft zich op het standpunt gesteld dat [eisers] daarom geen schade lijdt als gevolg van de gestelde mindere kwaliteit van het riet. [gedaagden] meent dat [eisers] geen rechtens te respecteren belang heeft dat de oude toestand wordt hersteld. Zij verwijst naar een arrest van de Hoge Raad van 11 januari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BX9830). [gedaagden] meent dat door verkoop zonder vervanging van het dak geen sprake is van waardevermindering.
2.3.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis vervolgens overwogen (rechtsoverweging 2.8) dat, als een vergelijking wordt gemaakt tussen de situatie waarin [eisers] nu verkeert en de situatie waarin hij zou hebben verkeerd als de schadeveroorzakende gebeurtenis niet had plaatsgevonden, niet uit te sluiten is dat verkoop van de woning van invloed is op de omvang en berekening van de schadevergoeding. Zij heeft verder overwogen dat de schade door de verkoop dan niet langer bestaat uit herstel van het dak maar uit de verminderde verkoopwaarde vanwege de staat van het dak. Omdat [eisers] nog niet in de gelegenheid is geweest om zijn standpunt hierover kenbaar te maken, heeft de rechtbank [eisers] in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over wat de gevolgen van de verkoop van de woning zijn voor de schadevergoeding die [gedaagden] moet betalen.
2.4. [
[eisers] stelt in zijn akte dat hij de redenering van de rechtbank niet kan volgen. Hij wijst erop dat hij zijn vordering tot herstel al voor het uitbrengen van de dagvaarding heeft omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. [eisers] stelt, onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad van 26 april 2002 (ECLI:NL:HR:2002:AD:9339) dat dan voor de berekening van de schade de recente verkoop niet van belang is. Bij vervangende schadevergoeding wordt de omvang bepaald aan de hand van een objectieve waarderingsmethode. Daarbij gaat het om de vermogensvermindering ten tijde van de niet-nakoming. [eisers] wijst de rechtbank op de mogelijkheid om terug te komen op een in een tussenvonnis gegeven eindbeslissing.
Lijdt [eisers] door de verkoop geen of minder schade? De rechtbank komt terug op haar eerdere overweging
2.5.
De rechtbank komt terug op haar overweging in het tussenvonnis dat de schade door verkoop niet langer bestaat uit herstel van het dak maar uit de verminderde verkoopwaarde vanwege de staat van het dak. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
2.6. [
[eisers] heeft de verbintenis tot nakoming van [gedaagden] (leveren van een rieten dak dat aan de overeenkomst beantwoordt) omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding (artikel 6:87 BW). De vervangende schadevergoeding treedt dan in de plaats van de prestatie zelf en daardoor gaat het niet meer om de vraag of (zoals [gedaagden] veronderstelt) het dak wordt vervangen, maar om vergoeding van de waarde van de prestatie, gerekend naar het moment van de niet-nakoming. De waarde zal in het algemeen moeten worden bepaald aan de hand van een objectieve waarderingsmethode, waarbij wordt uitgegaan van de vervangingswaarde in het economisch verkeer. In een dergelijk geval moet de schade worden begroot op basis van de vermogensvermindering die ten tijde van de niet-nakoming door de tot de prestatie gerechtigde is geleden ten opzichte van de situatie waarin hij zou zijn geraakt bij behoorlijke nakoming van de verbintenis, en is de latere verkoop van het huis is een omstandigheid waaraan in het kader van een vordering tot vervangende schadevergoeding geen betekenis toekomt (Hoge Raad 26 april 2002 ECLI:NL:HR:2002:AD9339 en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 20 maart 2018 ECLI:NL:GHARL:2018:2699).
2.7.
De verkoop van de woning is dus niet van invloed op de omvang en berekening van de schadevergoeding. De rechtbank heeft in het tussenvonnis een onjuist criterium gehanteerd. De rechtbank mag daarop terugkomen: de eisen van een goede procesorde brengen mee dat de rechter, aan wie is gebleken dat een eerdere door haar gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing, berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich daarover uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, om te voorkomen dat zij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen.
2.8. [
[gedaagden] heeft de gelegenheid gehad om zich hierover uit te laten. [gedaagden] heeft namelijk bij antwoordakte van 26 mei 2021gereageerd op de akte van [eisers] . Daarin is zij niet ingegaan op het verzoek van [eisers] om terug te komen op de beslissing maar alleen op de stellingen van [eisers] dat bij de verkoop van de woning rekening is gehouden met de herstelkosten van het dak. Gelet op het oordeel in rechtsoverweging 2.7 doet niet ter zake of bij de verkoop rekening is gehouden met de herstelkosten aan het dak. De rechtbank gaat op die discussie niet meer in.
Welke schadevergoeding moet [gedaagden] [eisers] betalen?
2.9. [
[eisers] stelt bij akte van 30 september 2020 dat het hele dak van 368 m2 vervangen moet worden en dat - met inachtneming van de prijs van Russisch riet - uitgegaan kan worden van minimaal € 34.436,88 inclusief btw, het in 2012 geoffreerde bedrag. Volgens [eisers] moet rekening worden gehouden met prijsstijgingen in de loop der jaren. Hij komt dan uit op een bedrag van € 43.990,76 inclusief btw. Hij verwijst naar de offerte van [bedrijf 1] en de offerte van [bedrijf 2] . [eisers] is bereid om het gemiddelde van de beide offertes te nemen, € 40.768,98. [eisers] kan zich niet vinden in overweging 6.16 van het tussenvonnis van 5 juni 2019 maar zal respecteren dat 6/25 in mindering wordt gebracht.
2.10. [
[gedaagden] voert aan (bij akte van 28 oktober 2020) dat het dak destijds voor € 31.400,00 is gerealiseerd. Als wordt uitgegaan van een prijsstijging van 2 tot 3% per jaar zou dat een bedrag van € 37.900,00 opleveren. Dit is volgens [gedaagden] in overeenstemming met de prijsopgave van [bedrijf 3] die een prijs van € 84,00 exclusief btw per m2 hanteert, wat resulteert in een bedrag van € 37.403,52 inclusief btw. [gedaagden] meent dat de door [eisers] overgelegde offertes niet marktconform zijn. Verder voert [gedaagden] aan dat de kwaliteit van het dak beter is gebleken dan door de deskundigen was ingeschat zodat de schade aanmerkelijk lager is. Ook voert [gedaagden] aan dat de voor- en achterzijden van het dak (60 m2) niet met Russisch riet zijn gedekt en dat deze niet vervangen hoeven te worden.
2.11.
De rechtbank gaat uit van vervanging van het gehele dak. Wat [gedaagden] stelt over de kwaliteit van het dak is onvoldoende om de in deze procedure overgelegde rapporten, waaruit blijkt dat zout riet een negatieve invloed heeft op de levensduur van de rieten dakbedekking, terzijde te schuiven. Dat [gedaagden] vanaf de openbare weg kan waarnemen dat het dak in goede staat verkeert, is daarvoor onvoldoende. De rechtbank houdt vast aan de conclusies uit de beide rapporten dat de geschatte levensduur van het dak door het gebruik van zout riet ongeveer 10 jaar is. Verder is onvoldoende komen vast te staan dat kan worden volstaan met alleen het vervangen van de zijvlakken van het dak (noord- en zuidkant) en dat de voor- en achterzijde van voldoende kwaliteit zijn. Gedurende de procedure zijn beide partijen uitgegaan van de vervanging van het gehele dak en [gedaagden] heeft dit punt niet eerder naar voren gebracht zodat het debat daarover niet gevoerd is.
2.12.
De rechtbank neemt het gemiddelde van de door [eisers] overgelegde offertes als uitgangspunt. [gedaagden] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat deze offertes niet marktconform zouden zijn. Zij heeft een prijsopgave van [bedrijf 3] overgelegd, maar daarin is alleen vermeld dat een meterprijs van € 84,00 exclusief btw momenteel gebruikelijk is. [bedrijf 3] heeft echter geen rekening gehouden met de bijkomende kosten van het verwijderen van het dak. Het vermenigvuldigen van de meterprijs met het aantal te leggen meters is te kort door de bocht. Bovendien komt deze meterprijs overeen met de door volgens [gedaagden] door [bedrijf 1] gehanteerde meterprijs. [gedaagden] heeft in zijn conclusie van antwoord onder randnummer 41 immers uit die offerte afgeleid dat de meterprijs € 85,00 per m2 bedraagt.
2.13.
Dat betekent dat de rechtbank uitgaat van het gemiddelde van de twee offertes, dat is € 40.768,98 inclusief btw waarop 6/25 -dat is € 9.784,55- in mindering moet worden gebracht. De conclusie is dan ook dat [gedaagden] een bedrag van € 30.984,43 inclusief btw aan schade zal moeten vergoeden. [eisers] heeft met een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel onderbouwd dat de VOF [gedaagden] gevormd wordt door de heer en mevrouw [gedaagden] , zodat de rechtbank VOF onder firma en haar vennoten hiertoe hoofdelijk zal veroordelen.
2.14.
De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen vanaf 25 januari 2017, de dag waarop [gedaagden] in verzuim is geraakt. Dat [eisers] het dak nog niet heeft vervangen, betekent niet dat hij geen vermogensschade lijdt. [eisers] heeft zijn vordering tot nakoming immers omgezet in een verbintenis tot schadevergoeding. Bij een dergelijke vordering is vergoeding van wettelijke rente op zijn plaats.
2.15.
Ook zal de rechtbank de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten toewijzen. [eisers] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Of die kosten uiteindelijk door de rechtsbijstandsverzekering worden gedragen, laat de rechtbank buiten beschouwing. Het is immers vermogensschade van [eisers] , die mogelijk door de verzekering wordt gedekt. Wel zal de rechtbank voor de bepaling van de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten aansluiten bij het bedrag van het Besluit dat hoort bij de toe te wijzen hoofdsom, te weten € 1.312,66.
2.16. [
[gedaagden] heeft verzocht het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De rechtbank is van oordeel dat het belang van [eisers] bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad zwaarder weegt dan het belang van [gedaagden] bij behoud van de bestaande toestand totdat de uitspraak kracht van gewijsde heeft of op een eventueel rechtsmiddel is beslist. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de veroordeling bestaat uit betaling van een geldsom zodat executie van dit vonnis niet zo ingrijpend is dat het niet ongedaan gemaakt kan worden. Ook weegt mee dat het geschil sinds 2016 gaande is. Van [eisers] hoeft niet te worden gevergd dat hij nog langer in onzekerheid verkeert. Verder is van belang dat de rechtbank de verweren van [gedaagden] over de resterende levensduur van het rieten dak, het recht op herstel van [gedaagden] , het feit dat het rieten dak nog een technische functie vervult, heeft verworpen. Dat na vervanging van het dak geen onderzoek meer kan plaatsvinden is waar, maar het dak is reeds door twee deskundigen onderzocht. De rechtbank zal het vonnis dus uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
2.17.
VOF [naam bedrijf] en haar vennoten zullen als de in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank kent 1 punt toe aan de dagvaarding, 1 punt aan het verschijnen op de zitting, ½ punt voor de akte van 2 juli 2019, ½ punt voor de akte van 30 september 2020, ½ punt voor de akte van 11 mei 2021 en ½ punt voor de akte van 7 juli 2021. De rechtbank kent geen punten toe aan het getuigenverhoor omdat [eisers] het te bewijzen standpunt heeft ingetrokken. Verder heeft [eisers] op 2 juni 2020 verlof gekregen om conservatoir derdenbeslag te leggen en heeft hij dit verlof op 3 en 8 juni 2020 laten betekenen. Hij heeft verzocht bij de proceskosten hiermee rekening te houden. De rechtbank kent 1 punt toe aan salaris gemachtigde voor het leggen van beslag. Daarnaast heeft [eisers] recht op vergoeding van de betekeningskosten ad € 85,41 en € 211,46 (€ 296,87).
2.18.
De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 110,58
- griffierecht € 597,00
- griffierecht beslag € 304,00
- beslagkosten € 296,87
- salaris advocaat €
4.296,00(4,0 punten × tarief IV € 1.074,00)
Totaal € 5.604,45
Met betrekking tot het griffierecht merkt de rechtbank op dat aan [eisers] ten onrechte € 883,00 in rekening is gebracht. Van dat bedrag had het voor het beslagrekest in rekening gebrachte griffierecht moeten worden afgetrokken. In opdracht van de rechtbank heeft de griffier inmiddels een bedrag van € 304,00 gecrediteerd.
2.19.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagden] c.s. hoofdelijk, in die zin dat indien en voor zover de één betaalt, ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eisers] c.s. € 30.984,43 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2017 tot aan de dag van algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt [gedaagden] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eisers] c.s. te betalen de buitengerechtelijke kosten ad € 1.312,66, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
3.3.
veroordeelt [gedaagden] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om de proceskosten (inclusief beslagkosten) te betalen, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 5.604,45 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
3.4.
veroordeelt [gedaagden] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Schothorst en in het openbaar uitgesproken op
6 oktober 2021.
cd