Ter zitting is op de rapportages een toelichting gegeven door vertegenwoordigers van Jeugdbescherming Noord en de Raad voor de Kinderbescherming.
Motivering gedragsbeïnvloedende maatregel
De rechtbank heeft acht geslagen op voornoemd (en ter terechtzitting toegelichte) advies van de Raad voor de Kinderbescherming, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uit de Pro Justitia rapportage blijkt dat er bij verdachte sprake is van een reactieve hechtingsstoornis en een normoverschrijdende gedragsstoornis. Er wordt met name een verband aanwezig geacht tussen de normoverschrijdende gedragsstoornis en het plegen van het ten laste gelegde feit onder 1. De Raad onderschrijft het behandeladvies en is van mening dat de komende periode voor verdachte van groot belang is voor zijn toekomst. Gezien de wisselende motivatie en inzet van verdachte in de afgelopen periode acht de Raad het van belang dat de behandeling door middel van een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) uitgevoerd zal worden. De Raad vindt het noodzakelijk dat verdachte het behandeltraject binnen het [instelling] gaat doorlopen, dat intensief, langdurig en vooral niet vrijblijvend is. Hier wordt gewerkt met een forensisch programma op maat (FMP), waarbinnen verschillende erkende gedragsinterventies
(modules) ingezet kunnen worden. Naast deze modules zal verdachte tweemaal per week een gesprek hebben met zijn behandelaar, waarvan eens per week tezamen met zijn moeder. Ook zal hij tweemaal per week een afspraak hebben met de sociaal maatschappelijk werker om te werken aan zijn toekomstperspectief. Binnen de GBM kan via de Harde Kern aanpak (ITB-HK) aanvullend aandacht geschonken worden aan de dagbesteding, scholing, en relaties van verdachte en kan door inzet van Elektronische Controle toezicht worden gehouden op tijd- en locatieafspraken. De jeugdreclassering heeft een strikt programma opgesteld en de haalbaarheid daarvan getoetst. Voortzetting van de jeugdreclassering na afronding van het
ITB-HK traject en de behandeling bij het [instelling] acht de Raad van belang om verdachte te kunnen bijsturen en de voortgang te blijven volgen. Naast bovengenoemde zal er binnen de GBM aandacht geschonken moeten worden aan het contact tussen verdachte en zijn ouder(s). De gehechtheidsrelaties tussen verdachte en zijn ouders zijn niet goed tot stand gekomenen en dit kan deel uitmaken van de behandeling. In het geval verdachte zich niet aan de gestelde voorwaarden houdt, kan de zogenoemde time-out plaatsvinden. Daarnaast wordt een voorwaardelijke detentiestraf van belang geacht als een forse stok achter de deur.
De vertegenwoordiger van de Jeugdbescherming Noord heeft ter terechtzitting het advies van de Raad ondersteund.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op voornoemd psychologisch rapport van D. Breuker, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij verdachte kan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens worden vastgesteld in de zin van een reactieve hechtingsstoornis en een ernstige normoverschrijdende gedragsstoornis met beperkte prosociale emoties, gebrek aan empathie en een weinig uitgediept affect. Mogelijk zijn er onverwerkte trauma’s en er is sprake van veel disharmonie in het intelligentieprofiel. Geadviseerd wordt om het plegen van het ten laste gelegde feit onder 1. verdachte in een verminderde mate toe te rekenen. Geadviseerd wordt ter verkleining van de hoge recidivekans om betrokkene een hoog specialistisch (maatwerk) en stevig dwingend, geïntegreerd zorgaanbod op te leggen waarbij er op meerdere terreinen (individueel, systeem, verblijf, leren/werken) interventies kunnen worden gepleegd. Het zorgaanbod vanuit de [instelling] of het [instelling] sluit goed aan bij de ernst van de problematiek en het delictgedrag. De behandeling en een toezicht kunnen het beste worden opgelegd in het kader van een gedragsbeïnvloedende maatregel. In dit kader kan worden gewerkt met timeouts (3x), wat goed werkt bij jongeren met de ernstige en complexe gedragsproblematiek zoals bij onderzochte (in de praktijk blijkt dit ook bij de jongeren die in zorg zijn bij [instelling] ).
De rechtbank neemt voormelde conclusie van de psycholoog Breuker over en acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar voor het bewezenverklaarde.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het onder 1. begane misdrijf aanleiding geeft tot de oplegging van de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige en dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een gedrag beïnvloedende maatregel en bij de inhoud van de maatregel in het bijzonder laten meewegen, hetgeen hiervoor door de Raad en de Pro Justitie deskundige, D. Breuker, gezondheidszorg- en forensisch psycholoog, is gerapporteerd en geadviseerd.
De rechtbank zal echter aan het - in het kader van de maatregel - op te leggen ITB Harde Kern programma, geen elektronische monitoring verbinden zoals door de officier van justitie is gevorderd en door de Raad is geadviseerd, nu zij hierin thans geen meerwaarde meer ziet.
De rechtbank zal bevelen dat het programma dadelijk uitvoerbaar is, nu er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte, zonder de in te zetten behandeling, opnieuw een strafbaar feit zal plegen en de dadelijke uitvoerbaarheid in het belang van de verdachte is.
strafmotivering
De rechtbank is tevens op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie, waarvan de duur van het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest, dient te worden opgelegd. Het voorwaardelijke strafdeel dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat de verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Daarnaast zal aan dit strafdeel, ter voorkoming van recidive, als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering en een middelenverbod en controle op de naleving daarvan, worden verbonden.