ECLI:NL:RBNNE:2021:5761

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
LEE 21/3272
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring verzoek om voorlopige voorziening wegens niet betalen griffierecht

Op 5 oktober 2021 heeft verzoeker een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland. De voorzieningenrechter heeft op 18 november 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder zaaknummer LEE 21/3272. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. In dit geval was het griffierecht vastgesteld op €181,-. De griffier heeft verzoeker per aangetekende brief op 2 november 2021 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Verzoeker heeft echter het griffierecht niet tijdig betaald en heeft geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, conform artikel 8:82 van de Awb. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 november 2021, en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/3272

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 november 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

Procesverloop

Verzoeker heeft bij schrijven van 5 oktober 2021 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet op grond van artikel 8:82, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:82, tweede lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, tweede lid, aanhef en onder b, van de Awb €181,-. De griffier van de rechtbank stelt op grond van artikel 8:82, derde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:82, derde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, zesde lid, van de Awb het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 2 november 2021 verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief.
Verzoeker heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim.
Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van C. van der Bijl, griffier. De uitspraak wordt uitgesproken in het openbaar op de eerstkomende maandag, te weten 22 november 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.