Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde. Met betrekking tot het onder 2 primair ten laste gelegde heeft zij aangevoerd dat uit de gedragingen en de uitlatingen van de verdachte blijkt van een bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans op de dood van aangeefster. Daarmee is in juridische zin sprake van voorwaardelijk opzet.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van beide feiten.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat er wellicht voldoende wettig bewijs is, maar dat de overtuiging ontbreekt dat verdachte het ten laste gelegde heeft gedaan. De foto's van het letsel laten niet zien om wie het gaat, zijn ongedateerd en zeggen niets over de toedracht van het letsel. Daarnaast bevat de medische verklaring geen directe constateringen door de huisarts na een melding van huiselijk geweld. Ook de appberichten en e-mails zijn geen bewijs dat verdachte aangeefster heeft mishandeld. Tot slot zijn er geen getuigen die de verklaring van aangeefster ondersteunen.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde aangevoerd dat er voor het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Verdachte heeft verklaard dat aangeefster direct hysterisch begon te gillen en tegen de douchedeur trapte. De getuigen hebben zelf niet waargenomen wat er is gebeurd. De getuigenverklaringen ondersteunen zowel de verklaring van aangeefster als die van verdachte. Daarnaast is er geen letsel bij aangeefster geconstateerd. Tot slot gaat aangeefster -zoals blijkt uit de door de verdediging aangeleverde berichtgeving- wel vaker geraffineerd te werk en is het gelet daarop niet onaannemelijk dat aangeefster zich zo heeft gedragen als verdachte in zijn verklaring heeft aangegeven.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor een bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde. De rechtbank overweegt daartoe dat van een poging om iemand opzettelijk van het leven te beroven sprake kan zijn indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank overweegt dat aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar hoofd in de kussens duwde en dat zij daardoor geen lucht meer kreeg. Aangeefster heeft verklaard dat het zwart voor haar ogen werd en dat zij denkt dat zij even het bewustzijn is verloren. Dit duidt erop dat er gedurende enige tijd sprake is geweest van zuurstoftekort. Uit het dossier blijkt echter niet dat verdachte het hoofd van aangeefster dusdanig lang in de kussens heeft geduwd dat kan worden vastgesteld dat een aanmerkelijk te achten kans heeft bestaan dat aangeefster ten gevolge hiervan zou komen te overlijden.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 november 2020, opgenomen op pagina 15 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020321069 d.d. 18 januari 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
Ik ben door mijn ex-vriend [verdachte] in het jaar dat wij een relatie hebben gehad heel vaak mishandeld. Hij heeft mij veel geslagen en gestompt. Ook heeft hij vaker mijn keel dichtgeknepen. Hij heeft mij onder heet water gezet. Ik heb vaker een gekneusde rib gehad en heel vaak blauwe plekken van het geweld wat hij op mij heeft gebruikt. Op 1 november 2019 heb ik [verdachte] leren kenen. Na een aantal weken begonnen de eerste ruzies en mishandelingen. De ruzies en mishandelingen gingen door tot 23 oktober 2020. Die dag begon [verdachte] mij op een gegeven moment met kracht en met de rechtervuist op mijn armen en benen te slaan. Hij heeft mij diverse stompen gegeven. Hij sloeg met kracht en deed mij erg veel pijn. [verdachte] slaat altijd op mijn lichaam omdat hij niet wil dat anderen het kunnen zien. Ook heeft hij mij deze avond met een pollepel geslagen. Ik had de volgende morgen blauwe plekken op mijn enkels, armen en benen. Ook had ik striemen in mijn hals omdat hij met beide handen mijn keel dichtkneep. Dit heeft hij wel vaker tijdens ruzies gedaan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 19 november 2020, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
November 2019 kreeg ik een relatie met [verdachte]. Hij is een nachtje blijven slapen in mijn woning, gevestigd aan de [straatnaam] te Groningen. Vanaf dat moment is hij eigenlijk ook nooit meer weggegaan. Door het jaar heen dat wij een relatie hadden, ben ik meerdere keren mishandeld door [verdachte]. Hij heeft mij veelvuldig geslagen, gestompt, geschopt en mijn keel dichtgeknepen. Als ik niet stil was, dan greep hij mij bij mijn keel. Meestal sloeg hij mij, waardoor ik blauwe plekken opliep. Hij heeft ook een paar keer mijn keel dichtgeknepen en dan kreeg ik geen lucht. [verdachte] sloeg mij dagelijks. Hij sloeg en schopte mij soms total loss. Ik kon dan vaak dagenlang niet lopen. Ik heb vaker een gekneusde rib gehad en veel blauwe plekken van het geweld. Op 23 oktober 2020 heeft [verdachte] mij met zijn rechtervuist op mijn armen en benen geslagen. Dit ging gepaard met veel kracht, waardoor ik erg veel pijn had. Van het geweld die avond had ik blauwe plekken op mijn armen en benen opgelopen. Ik had toen ook veel wondjes in mijn nek.
3. Een schriftelijk bescheid, op 18 november 2020 opgemaakt en ondertekend door J.A. Bruggers, huisarts, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als zijn verklaring:
Hierbij de verslagen van enkele consulten van [slachtoffer] bij ons op het spreekuur.
2-7-2020: Ik heb mijn zorgen uitgesproken over die jongen (de rechtbank begrijpt: verdachte). Het lijkt of hij aangeefster als bezit ziet. Ze durft het ook niet aan Elker te vertellen. Zij moet echter zelf eerst de knoop doorhakken: als ze deze relatie wil beëindigen, kan ze hulp vragen bij Elker, maar als ze bij hem wil blijven en zich onderwerpt, dan kan niemand daar wat aan doen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 november 2020, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik hoorde de medewerker van de school waar [slachtoffer] afgelopen schooljaar, tot september 2020, een opleiding had gevolgd, het volgende zeggen: Ik kende [slachtoffer] een klein jaartje. Ik heb meerdere gesprekken met haar gevoerd in verband met haar verzuim. Uit die gesprekken kon ik concluderen dat haar vriend haar mishandelde. Ik heb haar gezegd dat ze hulp moest zoeken bij de politie en Elker. Dit durfde ze niet. Als school hebben wij melding gemaakt bij Veilig Thuis. Ze bevestigde wel dat ze mishandeld werd.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 november 2020, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik ontving van aangeefster [slachtoffer] screenshots van chatgesprekken tussen haar en de verdachte gedurende hun relatie. Enkele screenshots van de gesprekken zijn bij gevoegd.
- bedankt voor de blauwe plekken
- Geen dank als je niet zo als een kk hoer deed
- die klap op me hoofd heeft me gewoon focktop gemaakt
- heb daar nog steeds kk veel pijn van
- en heb gewoon zo veel hoofdpijn dat ik dr ziek van word en misselijk
- heb al overgegeven op werk
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 januari 2021, opgenomen op pagina 66 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Aangeefster [slachtoffer] heeft meer screenshots aangeleverd. Alle screenshots van de gesprekken die door de aangeefster zijn aangeleverd worden bij dit proces verbaal gevoegd.
- kan je me straks helpen met die dekbed
- ik heb echt kk veel pijn
7. De door verdachte ter zitting van 25 februari 2021 afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Het telefoonnummer [telefoonnummer] is mijn telefoonnummer. De berichten die u voorhoudt, heb ik gestuurd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 november 2020, opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
Zaterdag 14 november 2020 ben ik mijn appartement aan de [straatnaam] te Groningen binnengegaan. Toen ik mijn voordeur opendeed, zag ik dat [verdachte] voor mij stond in de hal. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij bij mijn keel pakte met één hand en met zijn andere hand mijn mond bedekte. Ik zag en voelde vervolgens dat [verdachte] mij op de bank smeet. Ik voelde dat hij mijn hoofd met kracht in de kussens duwde. Ik voelde dat ik geen lucht meer kreeg en het werd zwart voor mijn ogen. Ik hoorde [verdachte] tegen mij zeggen: "Ga dan dood! Ik zei toch dat je vandaag dood ging? Je gaat ook dood vandaag!". Volgens mij ben ik toen bewusteloos geraakt. Ik ben in ieder geval een stuk van de film kwijt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 november 2020, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1]:
Ik hoorde een harde schreeuw van [slachtoffer] uit het trappenhuis komen. Ook ging vrij kort daarop haar deur met enig geweld zodanig dicht dat de muur van mijn kamer vibreerde. Ik hoorde een hamerend geluid tegen de muur van de woning. Ik hoorde vervolgens dat mijn buurvrouw om hulp riep. En ik hoorde geluiden alsof er een vechtpartij gaande was. Op het moment dat ik het geschreeuw van mijn buurvrouw niet meer hoorde, had ik het idee dat iemand haar een hand voor de mond hield. Ik dacht dit omdat haar kreten tussendoor gedempt en niet volledig luid klonken. Ik zag dat de man uit de woning van [slachtoffer] kwam. Ik zag [slachtoffer] naast de deur staan. Ze was op dat moment aan het huilen. Ik zag dat zij tegen de deur naar beneden zakte. Ik zag dat [slachtoffer] psychisch aan het eind van haar latijn was en veel gehuild had.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 19 november 2020, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2]:
Ik hoorde aangeefster heel hard gillen. Er werd ook een paar keer op de muur gebonkt vanuit haar woning. Toen ben ik op de gang gaan kijken. Ik zag dat aangeefster door haar benen zakte en dat ze heel erg begon te huilen. Ik hoorde haar zeggen dat de ruzie uit de hand liep. Toen ze wilde schreeuwen had hij haar mond afgedekt met zijn hand en later had hij een kussen op haar gezicht gedrukt waardoor zij heel even het bewustzijn verloor.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De aangifte vindt voldoende steun in het overige bewijs, namelijk in de verklaring van de huisarts, de verklaring van de schoolmedewerker en de berichten die aangeefster en verdachte gedurende hun relatie naar elkaar hebben gestuurd. De rechtbank ziet anders dan verdachte heeft betoogd geen aanleiding om aan te nemen dat aangeefster de beschuldigingen verzonnen heeft en dat zij niet alleen in haar aangifte heeft gelogen, maar ook tegen haar vertrouwenspersonen, in het bijzonder de vertrouwenspersoon van school op het moment dat zij nog een relatie met verdachte had.
Ten aanzien van onder 2 subsidiair ten laste gelegde
Met betrekking tot het onder 2 subsidiair ten laste gelegde gaat de rechtbank eveneens wat betreft de feitelijke gang van zaken uit van hetgeen aangeefster daarover heeft verklaard. Er zijn geen getuigen die het incident hebben waargenomen, maar er zijn wel getuigenverklaringen die de aangifte op essentiële onderdelen ondersteunen. Getuige [getuige 1] heeft aangegeven dat hij hard gebonk en geschreeuw hoorde. Het geschreeuw klonk op een gegeven moment gedempt en niet volledig luid. Dit past bij de verklaring van aangeefster dat verdachte zijn hand voor haar mond deed en/of haar hoofd in de kussens duwde. Daarnaast heeft getuige [getuige 2] verklaard dat aangeefster direct na het voorval door haar benen zakte en begon te huilen. Zij heeft vervolgens direct aan de aanwezige buren verteld wat er was gebeurd. Daar komt nog bij dat verdachte heeft verklaard dat hij niet in de woning van aangeefster is geweest terwijl getuige [getuige 1] aan heeft gegeven dat hij verdachte uit de woning van aangeefster zag komen.
Ten aanzien van de vraag of bij verdachte sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft het hoofd van aangeefster in elk geval dusdanig lang in de kussens geduwd dat het zwart voor haar ogen werd en zij een stuk van de film kwijt is. De kans op het optreden van (ernstig) hersenletsel ten gevolge van zuurstoftekort is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. De gedragingen van verdachte en de uitlatingen die hij daarbij heeft gedaan, kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is niet gebleken. De rechtbank is van oordeel dat het onder 2 subsidiair ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wettig en overtuigend is bewezen.