1.12.Nadat partijen meerdere keren – schriftelijk en per e-mail – contact hebben gehad over de fiscale kwalificatie van de woning en de gevolgen hiervan voor de bijbehorende schuld, rente en financieringskosten, heeft verweerder op 24 augustus 2021 aan eiseres de uitspraak op bezwaar verstuurd conform de vooraankondiging.
2. In geschil is of de aanslag IB/PVV 2019 tot het juiste bedrag is vastgesteld. Meer specifiek is in geschil of eiseres recht heeft op aftrek van kosten in verband met de financiering van de woning. Ook is in geschil of het motiveringsbeginsel is geschonden.
3. Eiseres voert aan dat zij recht heeft op de aftrek van kosten met betrekking tot de eigen woning ten bedrage van € 3.931, bestaande uit financieringskosten ten behoeve van de aankoop van de woning. Volgens eiseres was de woning op het moment van aankoop bestemd als eigen woning. Eiseres stelt dat zij wordt benadeeld doordat de kosten niet in aftrek worden toegestaan als gevolg van de tijdelijke verhuur van de woning vanaf het moment van de aankoop. Verder voert eiseres aan dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende gemotiveerd is, nu verweerder volgens haar niet deugdelijk gemotiveerd heeft hoe de woning van eiseres in de aangifte IB/PVV 2019 diende te worden opgenomen.
4. Verweerder stelt dat eiseres geen recht heeft op aftrek van (financierings)kosten voor de woning, omdat de woning in 2019 niet kwalificeerde als een eigen woning. De woning werd namelijk vanaf het moment van de aankoop ter beschikking gesteld aan derden. Volgens verweerder is het motiveringsbeginsel niet geschonden.
5. Belastbare inkomsten uit eigen woning zijn de voordelen uit eigen woning verminderd met de op die voordelen drukkende kosten.In artikel 3.111 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) wordt het begrip eigen woning gedefinieerd. In het eerste lid staat onder meer als voorwaarde dat de woning de belastingplichtige of personen die behoren tot zijn huishouden anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat. Op grond van het derde lid vormt een woning die niet het hoofdverblijf is toch een eigen woning als deze leeg staat of in aanbouw is en uitsluitend bestemd is in het kalenderjaar of in een van de daaropvolgende drie jaren als eigen woning ter beschikking te staan. Renten van schulden en kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld zijn aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning.Als eigenwoningschuld kwalificeren – kortgezegd – de schulden die zijn aangegaan in verband met de verwerving van een eigen woning of verbetering of onderhoud van de eigen woning.
6. Op eiseres rust de last aannemelijk te maken dat de door haar gemaakte financieringskosten ten behoeve van de woning aftrekbaar zijn.
7. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van het bepaalde in de gebruiksovereenkomst die eiseres en haar partner met de verkopers van de woning hebben gesloten, werd de woning na aankoop door eiseres en haar partner gedurende de periode
11 juli 2019 tot uiterlijk 1 juli 2020 bewoond door de verkopers. Dat is ook tussen partijen niet in geschil. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de woning eiseres gedurende deze periode niet als hoofdverblijf ter beschikking heeft gestaan als bedoeld in het eerste lid van artikel 3.111 van de Wet IB 2001. Omdat er ook geen sprake was van leegstand is het derde lid van artikel 3.111 van de Wet IB 2001 evenmin van toepassing. De woning is dan ook gedurende het kalenderjaar 2019 voor eiseres niet als eigen woning aan te merken. Dat eiseres vanaf de juridische levering de intentie heeft gehad om zelf in de woning te gaan wonen doet daaraan niet af.
8. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat eiseres in 2019 geen financieringskosten ten behoeve van de woning in aftrek kon brengen op haar inkomen uit werk en woning. Verweerder heeft de geclaimde financieringskosten daarom terecht gecorrigeerd. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt daarom niet.
9. Uit het dossier en hetgeen eiseres ter zitting heeft verklaard, begrijpt de rechtbank dat (de gemachtigde van) eiseres in de veronderstelling was dat, indien de woning niet als eigen woning kwalificeert, de woning en de hierop rustende hypotheekschuld in de aangifte IB/PVV 2019 dienden te worden opgenomen als onderdeel van de rendementsgrondslag voor het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3-vermogen). De financieringskosten zouden dan in aftrek kunnen worden gebracht op het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. De rechtbank merkt hierover op dat de heffing over het box 3-vermogen plaatsvindt over de bezittingen en schulden die op 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar aanwezig waren.Nu eiseres de woning (pas) op 11 juli 2019 heeft gekocht, vormden de woning en hypotheekschuld op 1 januari 2019 nog geen onderdeel van haar box 3-bezittingen en schulden. Daarom diende de woning in 2019 in het geheel niet in de aangifte IB/PVV van eiseres te worden opgenomen. Bovendien geldt voor kosten van schulden die tot het box 3-vermogen behoren dat deze niet aftrekbaar zijn .
10. Er is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een wettelijke basis om alsnog renteaftrek toe te staan. Voor zover eiseres, met de stelling dat zij wordt benadeeld omdat de kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschulden aftrekbaar zijn, heeft bedoeld te stellen dat de wettelijke bepalingen omtrent de eigen woning in de Wet IB 2001 onredelijk en/of onbillijk zijn, gaat de rechtbank hieraan voorbij. De rechter moet volgens de wet rechtspreken en mag de innerlijke waarde of billijkheid van de wet niet beoordelen.Dat betekent dat de rechter gehouden is de wet te volgen, ongeacht het antwoord op de vraag of de wetgever wellicht ook andere keuzes had kunnen maken.
11. Eiseres heeft ten slotte gesteld dat verweerder bij het doen van de uitspraak op bezwaar het motiveringsbeginsel heeft geschonden. Op grond van artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient de beslissing op bezwaar te berusten op een deugdelijke motivering die uiterlijk bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. De rechtbank is van oordeel dat de klacht van eiseres dat het motiveringsbeginsel is geschonden, geen doel treft. Tussen eiseres en verweerder heeft diverse malen (schriftelijk en per e-mail) contact plaatsgevonden, waarbij verweerder heeft toegelicht hoe de fiscale behandeling van een (eigen) woning uitwerkt in de situatie van eiseres. In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder gemotiveerd aangegeven waarom de betreffende kosten niet voor aftrek in aanmerking komen en waarom hij het bezwaar van eiseres heeft afgewezen. Gelet daarop kan niet worden gezegd dat het motiveringsbeginsel is geschonden.
12. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Eiseres heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de beschikking belastingrente. Hierbij wijst de rechtbank eiseres erop dat het bedrag van de belastingrente het bedrag van de aanslag volgt.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.