De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij vonnis van 21 maart 1979 heeft de rechtbank Leeuwarden veroordeelde ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, wegens een poging tot verkrachting.
De terbeschikkingstelling is aangevangen op 5 april 1979 en laatstelijk op 30 maart 2021 met één jaar verlengd. De verpleging van overheidswege is onder voorwaarden beëindigd op 30 maart 2021.
De adviezen van de deskundigen als bedoeld in artikel 6:6:12, lid 2 Sv.
In het hiervoor genoemde reclasseringsadvies van 10 februari 2022 wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen. Het advies houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Veroordeelde is een thans 60-jarige man die vanaf zijn negende jaar in instellingen verblijft. Na een jeugd-TBR is hij vanaf 1979 ter beschikking gesteld.
Tijdens de terbeschikkingstelling vonden incidenten plaats en de onbehandelbaarheid van de problematiek leidde tot een plaatsing in de long-stay afdeling van [instelling]. Veroordeelde werd in 2015 overgeplaatst naar de longcare-afdeling van de Pompekliniek, omdat de incidenten afnamen en de long-stay status werd opgeheven. De behandeling en bejeging sloeg dermate goed aan dat veroordeelde vanaf september 2016 onbegeleid verlof kreeg en in juni 2018 verhuisde naar de sociowoning [instelling]. De overgang naar [instelling] verliep boven verwachting. Veroordeelde groeide in zijn zelfstandigheid en hij kreeg en krijgt door het goede verloop meer zelfvertrouwen. De continuiteit in dit stabiele en positieve gedrag heeft geleid tot een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging in april 2021 in overeenstemming met de beslissing van de rechtbank daartoe.
Het afgelopen jaar stond in het teken van toewijzing van een RIBW plek. De planning is dat veroordeelde in maart 2022 kan verhuizen naar een RIBW. Veroordeelde heeft zich aan de gestelde voorwaarden gehouden en er waren geen overtredingen. Er zijn geen bijzonderheden die het leven van veroordeelde danig hebben beëinvloed.
De risico’s op recidive, letselschade en het onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat als laag. Naar het professionele oordeel van de reclassering wordt het recidiverisico eveneens als laag ingeschat binnen het huidige begeleidingskader. Veroordeelde voelt zich gehoord en gezien door de begeleiders van [instelling] en de reclassering en er is sprake van een goede samenwerking. Bij een verhuizing naar de RIBW zal het risico niet toenemen als de huidige zekerheden geleidelijk aan verminderen en hij gewend kan raken aan het leven zonder een tbs titel en begeleiding door (niet justitiële) medewerkers van de RIBW. Het voortzetten van de terbeschikkingstelling is wenselijk en noodzakelijk om het resocialisatie-traject tot een goed einde te brengen.
De deskundige dhr. J. Frouws heeft tijdens de terechtzitting van 24 maart 2022 het advies bevestigd en als volgt – zakelijk weergegeven – nader toegelicht:
Veroordeelde is vorige week verhuisd naar een RIBW. Dit is goed verlopen.
Een verlenging van de maatregel is noodzakelijk. Er is een stabiele periode – na de overgang naar een RIBW – van drie à vier maanden nodig voordat een beëindiging van de maatregel kan worden aangevraagd, omdat nog afgewacht moet worden of veroordeelde goed reageert op de nieuwe situatie. Verder is het noodzakelijk om het gevoel van veiligheid dat veroordeelde ontleent aan het tbs-kader niet ineens te ontnemen na deze verandering in zijn leven.
In het hiervoor genoemde psychiatrische onderzoek van 7 februari 2022 wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen. Het advies houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
De psychiater heeft geconcludeerd dat bij veroordeelde sprake is van hospitalisatie gecombineerd met een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken. De persoonlijkheidsstoornis met de onderliggende verlatingsangsten en bindingsangsten en bindingswensen is gecompenseerd met behulp van het huidige risicomanagement. Vanwege het huidige risicomanagement worden de verlatingsangsten niet getriggerd waardoor de motor tot nader antisociaal gedrag niet wordt gestart om de verlatingsangsten ongedaan te maken. Daardoor zijn er geen antisociale kenmerken zichtbaar of voelbaar, maar de onderliggende dynamiek blijft onveranderd.
De psychiater ziet geen discrepanties tussen zijn diagnostische conclusies en de laatste gestelde diagnostische conclusies binnen het beloop van de maatregel terbeschikkingstelling.
Verder heeft de psychiater geconcludeerd dat de coping om te voorkomen dat veroordeelde in een verlatingsangst terecht komt niet is veranderd. Veroordeelde blijft afhankelijk van een context die oog heeft voor deze onderliggende en blijvende kwetsbaarheid. Vanuit deze optiek kan worden gesteld dat zonder het huidige risicomanagement er een hoog risico is voor recidive. Er is een aantal beschermende factoren die verbonden zijn aan het huidige risicomanagement. Dit betekent dat het risico op een zedendelict in de toekomst, met een adequate omgeving die goed op de hoogte is van de problematiek van veroordeelde en goed kan inspelen op een eventuele verhoging van zijn stressniveau, als laag moet worden ingeschat. Maar zonder een dergelijke omgevingsprothese loopt het risico op naar hoog.
De risicofactoren zijn met het huidige risicomanagement onder controle. Veroordeelde stelt zich begeleidbaar op binnen een goed georganiseerde setting met 24-uurs zorg met als focus het handhaven van het huidige psychiatrische en somatische evenwicht, met beheersen van de risico’s en het optimaliseren van de kwaliteit van leven. Veroordeelde heeft voldoende probleembesef en kan van daaruit aangeven dat hij een rustig tempo voorstaat betreffende zijn proces van dehospitalisatie en het proces van (re)socialisatie. Hij is zich aan het oriënteren om “op kamers” te gaan. Hij is zich ervan bewust dat deze fase cruciaal is en voorheen leidde tot delicten. Veroordeelde wil graag onder de paraplu van de maatregel terbeschikkingstelling blijven. De psychiater onderschrijft dit standpunt.
De psychiater beoordeelt de meest recente risicoprognose binnen het beloop van de maatregel terbeschikkingstelling als adequaat. Het advies met betrekking tot het risicomanagement is in overeenstemming met het advies van de reclassering.
Geadviseerd is de verlenging van de (voorwaardelijke beëindigde) terbeschikkingstelling met één jaar conform de door de reclassering voorgestelde vormgeving.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met één jaar.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
De veroordeelde en zijn raadsman hebben zich uitgesproken voor een verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de inhoud van voormelde adviezen, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen vereist dat de termijn van de maatregel terbeschikkingstelling wordt verlengd.
De rechtbank acht het aangewezen, gelet op de recente verhuizing van veroordeelde naar een RIBW en zijn wens tot continuering van de huidige begeleiding teneinde stabiliteit te behouden, om de terbeschikkingstelling, overeenkomstig de vordering en de adviezen, met één jaar te verlengen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.