ECLI:NL:RBNNE:2022:1225

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
LEE 21/2997
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag schadevergoeding waardedaling door mijnbouwschade en de gevolgen van sloop/nieuwbouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een eigenaar van een woning in Groningen, en het Instituut Mijnbouwschade Groningen (verweerder). Eiser had een aanvraag ingediend voor vergoeding van waardedaling van zijn woning als gevolg van aardbevingen. De aanvraag werd afgewezen omdat de woning in aanmerking kwam voor de sloop/nieuwbouwregeling van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG). Eiser betoogde dat de afwijzing onterecht was, omdat de voorgevel van zijn woning tijdens herstelwerkzaamheden was ingestort, wat volgens hem overmacht was. De rechtbank oordeelde dat de waardestijging door de nieuwbouw als voordeel moest worden verrekend met de schade door waardedaling, conform artikel 6:100 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank concludeerde dat verweerder de aanvraag op goede gronden had afgewezen, omdat de waarde van de nieuwe woning ten tijde van het bestreden besluit nog niet was vastgesteld. Eiser heeft de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag in te dienen zodra de waarde van de nieuwe woning bekend is. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft en eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/2997

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder

(gemachtigde: mr. M.J.W. Timmer).

Procesverloop

In het besluit van 11 februari 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag voor vergoeding van waardedaling afgewezen.
In het besluit van 23 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 3 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door de heer [betrokkene] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiser is sinds 19 februari 1999 eigenaar van de woning aan de [adres] te [woonplaats] , met postcode [postcode] (de woning).
1.2.
Eiser heeft een aanvraag ingediend voor de vergoeding van de waardedaling aan zijn woning door (het risico op) aardbevingen.
1.3.
De woning is door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) beoordeeld als onveilig. In eerste instantie was het plan om de woning te versterken, met behoud van de voorgevel. Tijdens de verbouwing is, op 15 mei 2019, de voorgevel ingestort. Het versterkingsplan is vervolgens gestaakt en de NCG heeft de herbouw van de gevel (en de overige verbouwing van de woning) toen gekwalificeerd als ‘sloop/nieuwbouw’.
2. Verweerder heeft in het primaire besluit eisers aanvraag tot vergoeding van de waardedaling afgewezen omdat de woning in aanmerking komt voor de sloop/nieuwbouwregeling van de NCG. Bij de begroting van de waardevermindering wordt op grond van artikel 6:100 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de waardestijging door nieuwbouw in aftrek genomen. In de meeste gevallen overstijgt die waardestijging de waardevermindering zodat geen recht bestaat op schadevergoeding. Om hierover zekerheid te verkrijgen moet de waarde van de nieuwe woning bekend zijn. Vervolgens kan de waarde van de nieuwe woning berekend worden, zoals deze zou zijn geweest op 1 januari 2019 en kan de waardestijging afgezet worden tegen de waardedaling per 1 januari 2019. De daarvoor benodigde gegevens waren ten tijde van het bestreden besluit nog niet bekend. Zodra de waarde van de nieuwe woning wel bekend is, kan eiser een nieuwe aanvraag doen. Bij het bestreden besluit is deze beslissing gehandhaafd, aldus verweerder.
3. Eiser voert in beroep, samengevat weergegeven en onder meer, het volgende aan. De voorgevel van de woning is tijdens de herstelwerkzaamheden ingestort. Dit was overmacht. De herbouw kon daarna volgens de NCG niet meer worden gekwalificeerd als een versterkingsoperatie, waarna de herbouw werd gekwalificeerd als sloop/nieuwbouw. De werkzaamheden die werden uitgevoerd verschilden als zodanig niet, zij werden alleen anders geclassificeerd. Dit heeft ertoe geleid dat bij de beoordeling van de aanvraag voor de vergoeding van waardedaling opeens de waardestijging moet worden verrekend.
De indeling in de sloop/nieuwbouwregeling moet buiten beschouwing worden gelaten; het gaat om wat er in de periode 16 augustus 2012 tot 1 januari 2019 is gebeurd: de kwalificatie als sloop/nieuwbouw was van daarna.
Daarnaast wordt het rechtszekerheidsbeginsel met deze beslissing geschonden. Verweerder heeft nooit duidelijk aangegeven dat er bij een aanmelding voor sloop/nieuwbouw geen recht bestaat op een waardedalingsvergoeding.
De situatie is ook ontstaan door gebreken en vertraging in de afhandeling van de aanvraag. In de digitale aanvraag stonden verkeerde gegevens die vooraf ingevuld waren door verweerder. Eiser heeft toen eerst zelf moeten aantonen dat deze gegevens onjuist waren. Daarvoor heeft eiser bij andere instanties stukken op moeten vragen. Pas na de correctie van deze gegevens kon de aanvraag afgehandeld worden. Dit heeft tot vertraging geleid, waarna verweerder ineens sloop/nieuwbouw als afwijzingsgrond van de aanvraag tot schadevergoeding gebruikte. Dit was namelijk in eerste instantie niet het geval. Als de aanvraag meteen was afgehandeld, was er dan ook geen probleem geweest. De regels zijn tijdens het spel veranderd.
Er zijn mensen geweest die zowel in aanmerking kwamen voor de sloop/nieuwbouwregeling als dat ze een vergoeding voor waardedaling hebben gekregen. Er zijn ook mensen, die nu een waardedalingsvergoeding hebben gekregen terwijl zij misschien later ook in aanmerking komen voor sloop/nieuwbouw.
Er zijn in het kader van de herbouw ook veel eigen investeringen gedaan en kosten gemaakt. Die moeten worden meegenomen bij de berekening van het recht op vergoeding voor waardedaling.
4. In geschil is of eiser de aanvraag van eiser heeft mogen afwijzen, op de grond dat de schade door waardedaling ten tijde van het nemen van het bestreden besluit nog niet te begroten was. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
Verweerder is op grond van, artikel 2, zesde lid, van de Tijdelijke wet Groningen (TwG) verplicht om de bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek (BW) toe te passen bij de afhandeling van schade. Artikel 6:100 van het BW bepaalt dat als eenzelfde gebeurtenis naast schade ook voordeel heeft opgeleverd, dit voordeel, voor zover dat redelijk is, bij de vaststelling van de te vergoeden schade in rekening moet worden gebracht.
4.2.
Waardestijging van de woning door het in aanmerking komen voor de sloop/nieuwbouwregeling is een voordeel als bedoeld in artikel 6:100 BW. Deze waardestijging heeft dezelfde oorzaak als de waardedaling. De waardedaling wordt, gelet op artikel 3.4, eerste lid, van de Procedure en werkwijze van verweerder (de werkwijze), bepaald aan de hand van een vergelijking van de waarde van de woning op de peildatum (1 januari 2019) met de waarde die de woning zou hebben gehad zonder het effect van bodembeweging door mijnbouwactiviteiten op de peildatum. Vervolgens wordt het voordeel (de nieuwe woning) op grond van artikel 6:100 BW verrekend met de schade door waardedaling. Deze vergelijking is in dit geval niet mogelijk geweest omdat de marktwaarde van de herbouwde woning ten tijde van het bestreden besluit niet was vast te stellen. De WOZ-waarde was nog niet vastgesteld; zodat die waarde ook niet kon worden teruggerekend naar 1 januari 2019. [1]
4.3.
De verplichting tot voordeelverrekening volgt uit de wet en is niet afhankelijk van de vraag of verweerder hierover op zijn website heeft gecommuniceerd. Dat de aanvraag is blijven liggen, betekent dan ook niet dat opeens voordeel werd verrekend dat anders niet was verrekend. Eiser wijst op de omstandigheid dat als de voorgevel van de woning niet was ingestort, er nog steeds sprake was geweest van een versterkingsoperatie en in dat geval de waardestijging niet was verrekend. Die situatie, hoezeer een kwestie van overmacht, betekent niet dat het onredelijk is om de waardestijging als voordeel bij de berekening te betrekken. Ze neemt immers niet weg dat eiser een voordeel in zijn vermogen heeft door de deelname aan de sloop/nieuwbouwregeling. Hetzelfde geldt voor de andere omstandigheden die zijn aangevoerd.
4.4.
Iets anders is dat verweerder bij de behandeling van eerdere aanvragen fouten heeft gemaakt, waardoor er aanvragers zijn geweest die een vergoeding wegens waardedaling hebben ontvangen, hoewel ze in aanmerking kwamen voor de sloop/nieuwbouwregeling. Volgens vaste rechtspraak is verweerder echter niet gehouden om gemaakte fouten te herhalen: die fouten creëren geen recht voor eiser. [2] Ook het feit dat voor andere aanvragen al een vergoeding voor waardedaling is toegekend, terwijl er wellicht in de toekomst sprake zal zijn van sloop/nieuwbouw, kan eiser niet baten. Eisers situatie is anders, nu in zijn geval al wel vaststond dat hij in aanmerking kwam voor de sloop/nieuwbouwregeling op het moment dat de aanvraag tot vergoeding van waardedaling behandeld werd. Zoals onder 4.3 overwogen, is verweerder gehouden tot voordeelverrekening op grond van de wet en is de sloop/nieuwbouw een omstandigheid die meegewogen moet worden in de te nemen beslissing. Doet deze omstandigheid zich niet voor, dan kan verweerder dit ook niet meenemen in de afweging.
4.5.
De rechtbank is op grond van bovenstaande van oordeel dat verweerder het bestreden besluit heeft mogen baseren op het feit dat de waardestijging nog niet te berekenen was en daarmee de omvang van de schade door waardedaling nog niet te begroten viel. Verweerder heeft de aanvraag van eiser dan ook op goede grond afgewezen.
5. Voor eiser bestaat de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag te doen zodra de waarde van de nieuwe woning bekend is. In dat kader zal dan ook bekeken moeten worden of en, zo ja, welke door eiser gemaakte kosten bij de berekening kunnen worden betrokken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht ook niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Dijkstra, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 april 2022.
griffier (buiten staat te tekenen) rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie ook Rb. Noord-Nederland 17 januari 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:51.
2.Zie ook Rb. Noord-Nederland 17 januari 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:51, r.o. 6.3.