ECLI:NL:RBNNE:2022:1342

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
18-000970-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld tijdens de nachtrust door meerdere personen

Op 15 april 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld, gepleegd in de nacht van 10 juli 2021 te Farmsum. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. F.H. Kappelhof, werd beschuldigd van het samen met anderen binnendringen in de woning van twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en hen daarbij geweld aan te doen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal, waarbij een horloge van het merk Cluse werd weggenomen. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, DNA-bewijs en de omstandigheden van de overval. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict, de impact op de slachtoffers en de aanbevelingen van de reclassering. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan beide slachtoffers.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18-000970-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 april 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte].

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats], thans gedetineerd te [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 april 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 juli 2021 te Farmsum, in de gemeente Eemsdelta omstreeks 00:45 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning (gelegen aan de [straatnaam]) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge (merk Cluse), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
  • de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] binnen te dringen en/of
  • voornoemde [slachtoffer 1] bij de keel te pakken en/of (vervolgens) door de woning en/of tegen detrap te duwen en/of (daarbij) te zeggen: "Ik kom voor de wiet" en/of
Ik heb van iemand uit de straat gehoord dat hier wiet moet liggen", althans woorden van gelijke strekking en/of
- de slaapkamer waarin die [slachtoffer 2] zich bevond binnen te dringen en/of (vervolgens) detelefoon uit de handen van die [slachtoffer 2] te grissen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
A.
hij op of omstreeks 10 juli 2021 te Farmsum, in de gemeente Eemsdelta tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1]
(met kracht) bij de keel te pakken en/of (vervolgens) tegen de trap te duwen;
en/of
B.
hij op of omstreeks 10 juli 2021 te Farmsum, in de gemeente Eemsdelta, omstreeks 00:45 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning (gelegen aan de [straatnaam]), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge (merk Cluse), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd. De herkenning door de aangevers van verdachte op een Facebookfoto als zijnde één van de daders van de overval is onbetrouwbaar en kan niet bijdragen aan het bewijs. De foto is aan aangevers verstrekt door een persoon die anoniem wenst te blijven en voldoet niet aan de vereisten van een officiële fotoconfrontatie. Verder heeft de raadsman betoogd dat wat betreft het aangetroffen DNA mogelijk sprake is van contaminatie. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat tussen de inbraak en het moment waarop het DNA in de hals van aangever is afgenomen een tijdsbestek van anderhalf uur zit. Mogelijk heeft aangever bij zijn achtervolging van de daders met zijn handen aan de railing van de in het dossier genoemde brug gezeten en daarna met zijn handen aan de krassen in zijn nek gevoeld. Omdat verdachte (eveneens) dicht in de buurt van deze brug woont en regelmatig bij wandelingen langs deze brug komt, is het mogelijk dat het DNA van verdachte op die manier in de hals van aangever terecht is gekomen en dat dus geen sprake is van een DNA-daderspoor. Gelet op het voorstaande is de herkenning van de foto noch de DNA-match bruikbaar voor het bewijs en dient een algehele vrijspraak te volgen.
Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de diefstal met geweld omdat niet kan worden vastgesteld dat bij de overval daadwerkelijk een horloge is meegenomen. Aangeefster heeft pas twee à drie maanden na de vermeende inbraak in een telefoongesprek (dat plaatsvond op initiatief van de politie) aangegeven dat zij een horloge miste. Het horloge kan in de tussentijd op meerdere manieren zijn verdwenen. Daarbij is van belang dat het wegnemen van een horloge niet past bij de modus operandi, nu uit het dossier blijkt dat de inbrekers kennelijk opzoek waren naar wiet. Mocht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen achten dat het horloge is weggenomen, dan kan niet worden vastgesteld dat verdachte opzet heeft gehad op diefstal van het horloge. Gelet op het voorgaande kan alleen mishandeling wettig en overtuigend worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2021, opgenomenop pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021184455 d.d. 20 januari 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1]:
“Op zaterdag 10 juli 2021 was in mijn woning aan de [straatnaam] te Farmsum. Ik zag drie (3) personen in mijn achtertuin. Mijn tuindeur was aan de binnenzijde op slot en zij zijn er vermoedelijk overheen geklommen. In mijn bijkeuken is er deur welke toegang geeft tot mijn achtertuin. Ik voelde aan de deurklink om vast te stellen of deze op slot zat. Op het moment dat ik de deurklink aan de binnenzijde vast had, zag ik dat één (l) van deze personen naar de deur toe liep. Hij opende de deur vanuit de buitenzijde en liep naar binnen. Toen hij een stap naar binnen zette hoorde ik hem zeggen: "Ik kom voor de wiet". Ik zag dat hij mij met zijn rechterhand bij mijn keel greep. Ik voelde dat hij mij bewoog in de richting van mijn keuken met zijn rechterhand. Hij hield zijn hand bij mijn keel en hield mij steeds voor zich. Ik voelde dat hij mij met kracht bij mijn keel duwde in de richting van de trap. Ik viel hierdoor op de trap. Ik hoorde hem zeggen: "Ik heb van iemand uit de straat gehoord dat hier wiet moet liggen", of woorden van gelijke strekking. Ik hoorde hem meerdere keren zeggen: "Vertel waar het ligt". Ik heb hem verteld dat ik niet wist waar hij het over heeft en dat hij verkeerd was. Ik stond op en zag dat overige twee (2) personen welke eerder bij hem in de tuin stonden de gang opliepen. Ik zag dat ze de trap opliepen en naar boven liepen. Toen ik de trap opliep zag ik dat deze personen bezig waren om mijn trap die toegang geeft tot mijn zolder te openen. Ik heb vervolgens de trap naar beneden getrokken waarna één (l) van deze personen de trap op liep. Vrij snel kwam deze persoon naar beneden en liepen deze personen vervolgens de trap af naar beneden. Ik liep achter deze persoon aan naar beneden en ik zag dat zij weer via de achterdeur mijn woning verlieten. Ik zag dat alle drie (3) de personen geen handschoenen droegen.”
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2021, opgenomenop pagina 15 e.v. van voormeld dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2]:
“Op zaterdag 10 juli 2021 omstreeks 0:45 uur werd ik wakker van geklop op de voordeur. Mijn vriend stapte vervolgens uit bed en keek uit het raam de achtertuin in. Ik hoorde hem zeggen dat er iemand in de achtertuin stond. Hierop is [slachtoffer 1] naar beneden gegaan. Ik ben vervolgens uit bed gestapt. Ik heb een shirt aangetrokken en heb 112 gebeld. Ik hoorde vervolgens [slachtoffer 1] schreeuwen dat ik de politie moest bellen en dat ik de deur dicht moest doen. Ik voelde na enkele seconden dat de deur open werd gedrukt. Dit is met zo’n kracht gedaan dat ik hem niet tegen kon houden. Ik zag dat er een man de kamer binnen kwam. Ik zag vervolgens dat er een tweede man de trap op kwam lopen met [slachtoffer 1]. Op enkele seconden gevolgd door een derde man. Nader te noemen als verdachte 3. Ik hoorde dat de mannen riepen, “waar is het? Waar is het?” Ik hoorde [slachtoffer 1] reageren met, “wij hebben niets”. Ik zag dat de mannen zoekend rondkeken. Zij waren duidelijk naar iets opzoek. Ondertussen probeerde verdachte 1 de vlizotrap naar zolder open te doen.
Hierop heeft [slachtoffer 1] verdachte 1 geholpen. (...) Ik zag dat hij door de zolderkamer keek. Vervolgens zijn de 3 mannen naar beneden gerend. Ik zag dat de lade van de schoenenkast naast de trap open was. Deze lade was dicht toen ik op bed ging. Ik zag dat een doosje voor een ring zo lag dat de lade niet meer dicht kon. Vermoedelijke heeft een van de verdachten deze in zijn handen gehad."
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 15 juli 2021,opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1]:
"In de nacht van vrijdag 9 op zaterdag 10 juli 2021 ben ik met geweld overvallen. (…) Zoals ik in mijn aangifte hebt verklaard werd ik door de man vastgepakt. De man pakte mij bij mij keel beet. Ik werd door de keuken en door de woonkamer naar de gang geduwd. Hij gooide mij bij de trap achterover. Hij bleef op een dreigende manier vragen stellen en zeggen dat hij wat zocht. Hij pakte mij bij de keel. Totdat ik op de trap werd gegooid bleef hij mij vasthouden aan mijn keel en hals. Ik had krassen van zijn nagels in mijn hals zitten. Toen het gebeurde voelde ik niet direct pijn maar toen ik later op het bureau aangifte deed voelde ik wel pijn. Het was een brandend gevoel op de plek waar de krassen zaten. Ik had ook een kras en een afdruk van een duimnagel op de binnenkant van mijn linker bovenarm zitten. Ook had ik een stijf gevoel in mijn nek. Ik had de dag erna hoofdpijn. Ik heb nog steeds hoofdpijn. Over de man die ik omschreef kan ik het volgende verklaren. Een kennis van mij heeft mij benaderd. Deze kennis heeft mij een paar dagen geleden enkele foto's gestuurd van mensen die er volgens hem bij betrokken konden zijn. De eerste foto's heeft hij een dag of twee dagen na het voorval naar mij gestuurd. Dat waren foto's van Facebook. Ik denk dat ik in totaal drie à vier foto's gezien heb. Van de eerste foto's heb ik niemand herkend. De kennis stuurde mij eergisteren een andere foto. Dit was een foto van een stevige man. Ik herkende de man direct als de man die op 10 juli 2021 onze woning binnendrong en mij bij de keel pakte. Direct nadat ik de foto binnenkreeg liet ik de foto op mijn telefoon zien aan mijn vrouw. Zij herkende de man ook direct als de man die in onze woning is binnengedrongen. Mijn vrouw zei direct: “dat is hem”. De naam van de man is [verdachte].”
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 16 juli 2021,opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2]:
“V: Wanneer kreeg jouw man de foto binnen van iemand die jullie wel herkenden?
A: Dat was op dinsdag 13 juli 2021. Ik herkende hem meteen. Ik heb later ook zijn Facebookaccount opgezocht. Daar staat hij heel duidelijk op.
V: Weet je zijn naam ook?
A: Ja, [verdachte], dat staat tenminste op Facebook. Ik weet zeker dat dit de man is die in onze woning is binnengedrongen. V: Hoe duidelijk heb je hem gezien?
A: Heel duidelijk, hij had geen masker op, het licht in onze woning was aan, ik stond er denk ik twee meter vanaf, misschien nog wel dichterbij. Ik weet zeker dat dit de man is die in onze woning is binnengedrongen.”
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2021,opgenomen op pagina 46 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
“Gebeld met aangeefster i.v.m. verzoek contact. Er bleek dat er toch een horloge was weggenomen tijdens de overval in de woning van aangeefster. In de hal van de woning staat een witte ladenkastkast. Daar in de bovenste lade lag haar horloge. Horloge zat in doosje. Aangeefster had wel gezien dat de daders van de overval het doosje hadden verplaatst, echter toen had zij niet gezien dat het doosje leeg was. Merk horloge: Cluse. Waarde circa 100,-. Model: rond, witte wijzerplaat, goudkleurige kast (dunne rand), romeinse cijfer XII bovenaan, de rest goudkleurige streepjes. Zwarte leren band.”
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juli 2021,opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
“Het slachtoffer wees mij op de beide zijden van zijn hals en nek waar ik oppervlakkige rode krasachtige beschadigingen zag. Verder zag ik een soortgelijke beschadiging aan de binnenzijde van de linker onderarm. De hals/nek van het slachtoffer werd door mij bemonsterd in verband met de mogelijke aanwezigheid van humaan biologisch celmateriaal van een dader.

Biologische sporen

Spoornummer: PL0100-2021184455-72204
SIN: AA0F0287NL
Spooromschrijving: Epitheel
Wijze veiligstellen: Wattenstaafje
Datum/tijd veiligstellen: 10 juli 2021 om 02:25 uur
Plaats veiligstellen: Hals linkerzijde
Spoornummer: PL0100-2021184455-72205
SIN: AA0F0288NL
Referentie: AA0F0288NL
Spooromschrijving: Epitheel
Wijze veiligstellen: Wattenstaafje
Datum/tijd veiligstellen: 10 juli 2021 om 02:30 uur
Plaats veiligstellen: Hals rechterzijde
7. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2021.10.12.109, d.d. 2 november 2021 opgemaakt door Y. Hoiting, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
SIN
(omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AA0F0287NL#01
(hals linkerzijde)
minimaal drie personen
- getuige [slachtoffer 1]
- [verdachte]
- minimaal één onbekende persoon
- niet berekend (zie toelichting)
- meer dan 1 miljard
- niet van toepassing
AA0F0288NL#01
(hals rechterzijde)
minimaal twee oersonen
- getuige [slachtoffer 1]
- [verdachte]
- niet berekend (zie toelichting)
- meer dan 1 miljard
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
AA0F0287NL#01 (hals linkerzijde)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van drie niet-verwante personen. Ook is aangenomen dat een deel van het DNA in de bemonstering afkomstig is van getuige [slachtoffer 1].
DNA-mengprofiel AA0F0287NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van getuige [slachtoffer 1], [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van getuige [slachtoffer 1] en twee willekeurige onbekende personen.
AA0F0288NL#01 (hals rechterzijde)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee niet-verwante personen. Ook is aangenomen dat een deel van het DNA in de bemonstering afkomstig is van getuige [slachtoffer 1].
DNA-mengprofiel AA0F0288NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van getuige [slachtoffer 1] en [verdachte], dan wanneer de bemonstering DNA bevat van getuige [slachtoffer 1] en één willekeurige onbekende persoon.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen in de hals van aangever. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat dit DNA-materiaal een daderspoor betreft nu uit het dossier blijkt dat aangever [slachtoffer 1] door één van de overvallers bij zijn hals is gegrepen, dat de overvallers geen handschoenen droegen en dat het DNA-materiaal anderhalf uur na de overval aan beide zijden van de hals van aangever [slachtoffer 1] is afgenomen. Het door de raadsman geschetste alternatieve scenario acht de rechtbank op basis van deze omstandigheden, in combinatie met het feit dat uit het dossier niet blijkt dat aangever [slachtoffer 1] bij zijn achtervolging over de in het dossier genoemde brug is gelopen, volstrekt onaannemelijk.
De rechtbank is voorts van oordeel dat er geen reden bestaat om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenningen door de aangevers en acht om die reden de herkenningen bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank merkt daarbij op dat de bewijswaarde van de herkenning op zichzelf genomen, gelet op de wijze waarop die heeft plaatsgevonden, gering is, maar in combinatie met de het aangetroffen DNA-materiaal wel degelijk kan bijdragen aan het bewijs.
De rechtbank is op basis van het vorenstaande van oordeel dat vaststaat dat verdachte in de nacht van 10 juli 2021 met anderen de woning van aangevers is binnengedrongen en daarbij geweld heeft gebruikt.
De rechtbank is voorts van oordeel dat er die nacht een horloge is weggenomen uit de woning van aangevers. De omstandigheid dat aangeefster [slachtoffer 2] pas in een later stadium heeft ontdekt dat het horloge is weggenomen, doet daar niet aan af, nu uit de aangifte van [slachtoffer 2] al blijkt dat één lade van een ladekast, de la waarin het horloge in een doosje werd bewaard, na de overval openstond en dat er leek te zijn gerommeld in die la.
Gezien het betoog van de verdediging dient de rechtbank vervolgens de vraag te beantwoorden verdachte juridisch gezien opzet heeft gehad op het wegnemen van dat horloge. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de bewijsmiddelen niet volgt wie van de drie daders het horloge heeft meegenomen. Uit bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt wél dat de overvallers tezamen en in vereniging de woning hebben betreden en daarbij het oogmerk hadden zich wederrechtelijk een goed dat aan een ander toebehoorde toe te eigenen. Dat zij kwamen met het idee met wiet te vertrekken en dat zij vervolgens met een horloge zijn vertrokken maakt dat niet anders. Naar het oordeel van de rechtbank is voor de aanwezigheid van het oogmerk niet van belang welk specifiek goed uiteindelijk weggenomen wordt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van een woningoverval.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 10 juli 2021 te Farmsum, in de gemeente Eemsdelta omstreeks 00:45 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning (gelegen aan de [straatnaam]) tezamen en in vereniging met anderen, een horloge (merk Cluse), aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, door:
  • de woning van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] binnen te dringen en
  • voornoemde [slachtoffer 1] bij de keel te pakken en (vervolgens) door de woning en tegen de trap teduwen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. primair diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde – conform de richtlijn van het openbaar ministerie – wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4,5 jaar. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat het een zeer brutale overval betreft waarbij ernstige inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijk integriteit van de slachtoffers. Als strafverzwarende omstandigheden geldt dat gebruik is gemaakt van geweld, dat verdachten tezamen en in vereniging hebben gehandeld en dat de overval plaatsvond in de voor de nachtrust bestemde uren. Bovendien heeft verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen. Door de reclassering zijn bijzondere voorwaarden geadviseerd, maar verdachte heeft ter terechtzitting niet aangetoond gemotiveerd te zijn om daaraan mee te werken. De officier van justitie heeft gesteld dat er geen aanleiding bestaat om van de richtlijn van het openbaar ministerie af te wijken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat – zelfs wanneer het primair ten laste gelegde bewezen zou worden verklaard – sprake is van een buitensporig hoge strafeis van de officier van justitie. Bovendien gaat de officier van justitie ten onrechte voorbij aan het reclasseringsadvies. Verdachte is wel degelijk bereid om mee te werken aan bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft tot nu toe een redelijk passief leven en het zou goed voor verdachte zijn als hij in samenwerking met de reclassering daar iets aan kan doen. De raadsman heeft gesteld dat een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden een passende straf is. Indien de rechtbank komt tot bewezenverklaring van mishandeling, kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport d.d. 31 maart 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig gemaakt aan een zeer brutale nachtelijke overval op een woning. Verdachte is willens en wetens de confrontatie met slachtoffers aangegaan door terwijl zonder meer duidelijk was dat de bewoners thuis waren de woning te betreden en geweld te gebruiken jegens slachtoffer [slachtoffer 1] door hem bij de keel te pakken en hem op de trap te duwen. Verdachte was in de woning verbaal en fysiek zeer agressief aanwezig. Beide slachtoffers hebben zich ten tijde van het delict angstig en onveilig gevoeld. Verdachte heeft door aldus te handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Uit de vorderingen benadeelde partij van de slachtoffers blijkt dat, naast het lichamelijk letsel van slachtoffer [slachtoffer 1], beide ernstige psychische gevolgen hebben ondervonden van het bewezenverklaarde.
Een overval op een woning met gebruik van (licht) geweld rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank, mede in het licht van de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS, in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.
In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden dat het feit in vereniging is gepleegd tijdens voor de nachtrust bestemde uren en dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daad. In strafmatigende zin houdt de rekening met het feit dat verdachte de laatste jaren niet in aanraking is gekomen met politie en justitie.
Uit het reclasseringsrapport volgt dat verdachte mogelijk problemen heeft op het gebied van financiën, dagbesteding, houding, gedrag en/of vaardigheden. Het ontbreken van zinvolle dagbesteding en mogelijk het ontbreken van vaardigheden om praktische zaken te regelen, kunnen als risico worden beschouwd. De reclassering stelt dat het goed zou zijn als verdachte binnen reclasseringstoezicht wordt begeleid en hulp krijgt op bovengenoemde gebieden. De reclassering adviseert aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, een ambulante behandeling en dagbesteding.
Gezien het advies van de reclassering en de toezegging van verdachte ter zitting zich aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden te houden, acht de rechtbank het wenselijk dat er, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, ook deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd om verdachte te ondersteunen in het op orde brengen van zijn leefgebieden en hem ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
De rechtbank zal alles overwegende aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 42 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank, naast een proeftijd van twee jaren, de bijzondere voorwaarden koppelen zoals geadviseerd door de reclassering.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1], tot een bedrag van € 1967,95 ter zake van materiële schade en € 880,- tervergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2], tot een bedrag van € 880,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd metwettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van de gevorderde materiële kosten alleen de kosten die gemaakt zijn voor de aanschaf van het camerabewakingssysteem in voldoende causaal verband staan met het ten laste gelegde. De overige gevorderde materiële kosten (de huur van een verhuis-bus en de overname van goederen) staan in een te ver verwijderd verband van het ten laste gelegde, waardoor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De gevorderde immateriële schade is voldoende onderbouwd en komt voor toewijzing in aanmerking. De officier van justitie heeft verzocht aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en de wettelijke rente toe te wijzen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de gevorderde materiële kosten niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard vanwege een gebrek aan causaal verband. De raadsman heeft gesteld dat dit ook geldt voor de gemaakte kosten voor camerabewaking aangezien de slachtoffers kennelijk verhuisd zijn. De raadsman heeft zich ten aanzien van de gevorderde immateriële kosten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de gemaakte kosten voor de aanschaf van een camerabewakingssysteem, dat werd geïnstalleerd bij de woning waar de overval heeft plaatsgevonden, voldoende onderbouwd en staat deze schade in voldoende causaal verband met het bewezen verklaarde. Deze schade kan daarom aan verdachte worden toegerekend. Ten aanzien van de overige gevorderde materiële schade is de rechtbank van oordeel dat deze (in de herziene versie van de vordering van de benadeelde partij) onvoldoende is onderbouwd.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Ook deze schade kan daarom aan verdachte worden toegerekend.
De rechtbank zal derhalve de vordering van [slachtoffer 1] ter hoogte van een bedrag van
€ 1.942,90 toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2021. Dit bedrag bestaat uit
€ 1.062,90 aan materiële schade en € 880,- aan immateriële schade. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
Standpunt van de officier van justitie
De gevorderde immateriële schade is voldoende onderbouwd en komt voor toewijzing in aanmerking. De officier van justitie heeft verzocht aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en de wettelijke rente toe te wijzen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Deze schade kan daarom aan verdachte worden toegerekend.
De rechtbank zal derhalve de vordering van [slachtoffer 2] ter hoogte van een bedrag van € 880,toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2021. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf (
een gedeelte, groot 12 maanden), niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclasseringdat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
dat de veroordeelde actief deelneemt aan de gedragsinterventie COVA of een anderegedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
dat de veroordeelde zich laat behandelen/begeleiden door ZIENN of een soortgelijke zorgverlenergericht op de ondersteuning van praktische zaken, te bepalen door de reclassering. De behandeling/begeleiding start na aanmelding door de toezichthouder. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
dat de veroordeelde een zinvolle dagbesteding heeft.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 juli 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 1]aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.942,90 (zegge: negentienhonderd tweeënveertig euro en negentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 1.062,90 aan materiële schade en € 880,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 29 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 juli 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 2]aan de Staat te betalen een bedrag van € 880,- (zegge: achthonderd tachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 17 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Veen, voorzitter, mr. S. Zwarts en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. T.D. Pel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 april 2022.