2.1.De Adviescommissie bezwaarschriften Sociale zekerheidskamer (hierna: de commissie) heeft op 20 februari 2021 verweerder geadviseerd het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, vanwege het volgende. Er is geen schriftelijk besluit - ook het aanbod van de arbeidsovereenkomst is dat niet - en het is dan ook niet mogelijk bezwaar te maken. Daarom is het bezwaar niet-ontvankelijk. Tegen het uitblijven van een besluit op aanvraag staat de weg van de dwangsomprocedure van artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) open. Eiser heeft weloverwogen gekozen voor de bezwaarprocedure en daarom ziet de commissie geen ruimte om het bezwaarschrift door te sturen ter behandeling als schriftelijke ingebrekestelling. Voor het toekennen van schadevergoeding bestaat geen aanleiding, zo heeft de commissie overwogen. Onder overname van het advies van de commissie heeft verweerder bij het bestreden besluit het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
3. In beroep heeft eiser gesteld dat hij het aanbod van 11 november 2020 om een arbeidscontract te tekenen ziet als een positief besluit op zijn verzoek om hem een beschutte werkplek toe te kennen. Met de ingangsdatum en de omvang van de dienstbetrekking kon hij zich niet verenigen. Eiser is het niet eens met verweerders standpunt dat geen sprake is van een besluit in de zin van de Awb en dat het bezwaar niet-ontvankelijk is.
4. In het verweerschrift heeft verweerder aangegeven dat het trajectplan op 11 november 2020 is verlengd, totdat er een ondertekende arbeidsovereenkomst is en dat eiser heeft geweigerd het arbeidscontract dat hem op 11 oktober 2020 is aangeboden te tekenen. Daarom is nog steeds geen besluit beschut werk afgegeven.
5. Onder de op 13 januari 2022 van verweerder nader ontvangen stukken bevindt zich een besluit van 22 september 2021. In reactie op de ingebrekestelling van 2 maart 2021 heeft verweerder in dat besluit een dwangsom toegekend van € 1.442,- wegens het niet tijdig beslissen op de aanvraag tot toekenning van de voorziening beschut werken. Verder bevindt zich onder de nader ontvangen stukken een besluit van 29 september 2021, bij welk besluit verweerder eiser heeft geïndiceerd voor beschut werken. De indicatie geldt vanaf de datum van het advies van het Uwv. Verder is sprake van een op 30 september 2021 door eiser en de werkgever ondertekende arbeidsovereenkomst, waaruit blijkt dat eiser met ingang van
6 oktober 2021 in dienst treedt van de werkgever en dat het dienstverband eindigt op
5 oktober 2022. Naar aanleiding van het besluit van 29 september 2021 en de arbeidsovereenkomst heeft eiser in de brief van 4 november 2021 verweerder verzocht om schadevergoeding vanwege onrechtmatige besluitvorming als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb. Bij brief van 15 februari 2022 heeft [naam persoon 1] , namens verweerder, gereageerd op de brief van 4 november 2021.
6. In zijn schrijven van 11 februari 2022 heeft eiser aangegeven dat hij voldoende belang heeft bij een uitspraak over de vraag of hij met het bezwaar van 20 november 2020 een rechtsingang had in verband met vermeende onrechtmatige besluitvorming. Niet is doorslaggevend dat verweerder in een later stadium alsnog positief op de aanvraag heeft beslist.
7. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.