ECLI:NL:RBNNE:2022:1454

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
LEE 22/1194
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van jachtakte na ongeoorloofd afschot van een ree

Op 10 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de Korpschef van Politie, eenheid Noord-Nederland. De zaak betreft de intrekking van de jachtakte van de verzoeker, die in bezwaar ging tegen het besluit van 10 maart 2022 waarin zijn jachtakte werd ingetrokken. De verzoeker had de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Tijdens de zitting op 4 mei 2022 is de zaak behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en de verweerder door zijn gemachtigde en een vertegenwoordiger van de politie.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker op 15 april 2021 een ree heeft geschoten zonder de benodigde toestemming, wat in strijd is met de Wet natuurbescherming. De politie had eerder een proces-verbaal van overtreding opgemaakt, waarin werd gesteld dat de verzoeker het dier had geschoten in een natuurgebied waar jacht niet is toegestaan. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de intrekking van de jachtakte door de verweerder gerechtvaardigd was. De verzoeker had geen bewijs kunnen leveren dat zijn handelen binnen de wettelijke kaders viel.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de intrekking van de jachtakte niet onevenredig was, gezien de ernst van de overtreding en de belangen van natuurbehoud. De verzoeker heeft ook geen gegronde redenen kunnen aanvoeren voor een lichtere maatregel. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/1194

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 mei 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. drs. P.M. Timmer Arends),
en

de Korpschef van Politie, eenheid Noord-Nederland, verweerder

(gemachtigde: mr. M. van der Werf).

Procesverloop

In het besluit van 10 maart 2022 heeft verweerder de jachtakte van verzoeker ingetrokken.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 mei 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door L. Edens.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De politie Noord-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Thematische Opsporing, Team Milieu, heeft op 7 juni 2021 een proces-verbaal van overtreding opgemaakt en afgesloten. De vermoedelijke overtredingen zouden op 15 april 2021 zijn gepleegd door verzoeker, als houder van een jachtakte, en door [voorletter]. [jachthouder] . [jachthouder] heeft ten westen van de Hooiweg te Eernewoude een jachtveld. De overtreding van verzoeker zou eruit bestaan dat verzoeker ten oosten van de Hooiweg, waar jacht niet is toegestaan, een ree zou hebben gedood. Het betreffende perceel is een natuurterrein van It Fryske Gea (IFG). Hieronder worden relevante gedeeltes van het proces-verbaal samengevat. Relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
2.1.
Een natuurbeheerder van IFG heeft verklaard dat hij op 15 april 2022 langs de Hooiweg een vogeltelling uitvoerde. Omstreeks 6:50 uur hoorde hij één hard schot. Vervolgens zag hij een auto verschijnen met daarin [jachthouder] . Een tweede man kwam uit het natuurgebied met een ree achter zich aan slepend. De mannen legden de ree in de auto en reden weg.
2.2.
Omstreeks 10 uur hebben twee buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) onderzoek gedaan op het natuurterrein van IFG naar sporen van het geschoten ree. Zij hebben de waarschijnlijke aanschotplek gevonden. Gelet op de hoeveelheid bloed en stukken long- en hartweefsel is dit de plek waar, naar hun mening, het schot is gevallen dat direct dodelijk is geweest. Het is onwaarschijnlijk dat het dier elders is geschoten en daarna nog een stuk is doorgelopen. Er zijn geen bloedsporen aangetroffen op of ten westen van de Hooiweg die erop zouden kunnen duiden dat het dier de weg overgestoken zou zijn nadat het was geschoten. Het wordt vrijwel onmogelijk geacht dat een ree met een longschot nog meer dan 150 meter kan lopen.
2.3.
Als overige bevindingen vermeldt het proces-verbaal dat het geschoten ree niet overeenkomstig de voorschriften is gemeld door [jachthouder] . Verder wordt vermeld dat in gebiedsplan nr. 6, bijlage 3van WBE Tytskjerksteradiel sûd (bijlage 7), is bepaald dat voor het gebied waar het ree is geschoten geen afschot is verleend. Voor het geschoten ree is dan ook geen toestemming verleend.
2.4.
[jachthouder] heeft verklaard dat verzoeker op 15 april 2021 met hem mee was om een ree te schieten in zijn jachtveld. Verzoeker heeft ten westen van de Hooiweg een ree geschoten. Het was een longschot en het ree is de weg overgestoken en ten oosten van de Hooiweg dood neergevallen.
2.5.
Bij onderzoek van de telefoon van [jachthouder] is onder meer gebleken dat verzoeker via Whatsapp heeft gesteld dat het schot super/perfect was en dat hij twee foto’s heeft gestuurd.
2.6.
Verzoeker heeft verklaard dat [jachthouder] hem had uitgenodigd om een ree te schieten. Hij heeft het ree vanaf 70 meter geschoten. Het was toen in jachtveld van [jachthouder] . Het ree heeft van het longschot de sloot en de weg overgestoken. Het ree heeft hij vervolgens van het terrein van IFG gehaald. Hij kan niet verklaren dat de boa’s geen sporen hebben gevonden van het oversteken van het ree. Hij kan niet verklaren waarom de boa’s concluderen dat het ree in het IFG-terrein is geschoten.
3.1.
Partijen zijn verdeeld over de vraag wat er op 15 april 2022 heeft plaatsgevonden. Verzoeker stelt dat hij het ree ten westen van de Hooiweg heeft geschoten, waarna het gewonde dier er nog in is geslaagd de Hooiweg over te steken voordat het aan de oostzijde dood is neergevallen. Verweerder stelt dat het ree is doodgeschoten door verzoeker toen het dier zich ten oosten van de Hooiweg bevond.
3.2.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder weergave van de feiten deugdelijk onderbouwd. Hierbij hecht de voorzieningenrechter in het bijzonder waarde aan de bevindingen van de boa’s die enkele uren later ter plaatse onderzoek hebben verricht. Zij hebben hun conclusie dat het dier direct dodelijk is getroffen in het natuurterrein van IFG goed toegelicht. Daar is zowel hart- als longweefsel aangetroffen. Verder zijn alleen bloedsporen aangetroffen op de route waarover verzoeker het ree naar de Hooiweg heeft gesleept. Sporen die de stelling van verzoeker zouden kunnen ondersteunen, hebben de boa’s niet aangetroffen. De algemene stelling van verzoeker dat de boa’s niet op de goede plekken hebben gekeken, is onvoldoende om aan de juistheid van de waarnemingen van de boa’s te twijfelen.
3.3.
De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat verzoeker het ree in het natuurterrein van IFK heeft geschoten. De voorzieningenrechter deelt daarom niet de opvatting van verzoeker dat verweerder het besluit onzorgvuldig heeft voorbereid en niet deugdelijk heeft gemotiveerd. In de omstandigheid dat de officier van justitie een sepotbeslissing heeft genomen wegens onvoldoende bewijs, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om tot een andere conclusie te komen omdat de strafrechtelijke bewijslast een andere is dan in een bestuursrechtelijke procedure als nu aan de orde is.
4.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder in redelijkheid, gezien de hierboven besproken feiten, het standpunt kunnen innemen dat er grond is om aan te nemen dat verzoeker van zijn bevoegdheden in het kader van beheer en schadebestrijding misbruik heeft gemaakt. Verzoeker was niet bevoegd het ree te doden in het natuurterrein van IFG. Dit betekent dat verweerder bevoegd is de jachtakte van verzoeker in te trekken.
4.2.
De voorzieningenrechter deelt niet de opvatting van verzoeker dat verweerder had dienen te volstaan met een lichtere maatregel zoals een schriftelijke waarschuwing. Gezien de ernst van de overtreding is de intrekking van de jachtakte niet onevenredig. Voorts heeft verweerder terecht het meeste gewicht toegekend aan de belangen van het beschermen en ontwikkelen van de natuur, het behouden en herstellen van de biologische diversiteit en het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van natuur en waardevolle landschappen. Dat verzoeker ernstige gezondheidsproblemen heeft, hoe betreurenswaardig ook, kan geen grond zijn om genoemde belangen niet te laten prevaleren.
4.3.
De voorzieningenrechter deelt verder niet de stelling van verzoeker dat er strijd is met het gelijkheidsbeginsel omdat verweerder het bezwaar van [jachthouder] gegrond heeft verklaard. Terecht heeft verweerder naar voren gebracht dat [jachthouder] een andere overtreding wordt verweten. Dit betekent per definitie dat de afweging van belangen een andere is geweest.
5. Gelet op het voorgaande is er geen aanleiding om een voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage
Wet natuurbescherming
Artikel 3.10
1. Onverminderd artikel 3.5, eerste, vierde en vijfde lid, is het verboden:
a.in het wild levende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers van de soorten, genoemd in de bijlage, onderdeel A, bij deze wet, opzettelijk te doden of te vangen;
Artikel 3.28
1. De jachtakte wordt verleend door de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.
Artikel 5.3
1. Aan een vrijstelling, vergunning of ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.
(…).
4. Het is verboden te handelen in strijd met de bij een vergunning of ontheffing gestelde voorschriften;
Artikel 5.4
(…)
6. De jachtakte of de valkeniersakte kan worden ingetrokken indien:
(…);
c. er grond is om aan te nemen dat de houder van zijn bevoegdheden in het kader van beheer en schadebestrijding op grond van de paragrafen 3.1, 3.2, 3.3 en 3.6, misbruik maakt.
7. De bevoegdheid tot het nemen van beschikkingen tot intrekking van jachtakten berust bij de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.