ECLI:NL:RBNNE:2022:1695

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
18/192339-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van de rechtbank over kindermisbruik en kinderpornografie door een moeder en medeverdachte

Op 24 mei 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een moeder, verdachte, die beschuldigd werd van het vervaardigen, verspreiden en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal van haar eigen kinderen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks haar verstandelijke beperkingen en afhankelijkheidsstoornis, opzettelijk heeft gefaciliteerd dat haar kinderen, waaronder haar dochter [slachtoffer 1], slachtoffer werden van seksueel misbruik door medeverdachte [medeverdachte]. De verdachte heeft gedurende een periode van meer dan twee jaar haar kinderen blootgesteld aan de seksuele verlangens van [medeverdachte], die ook seksuele handelingen met hen heeft verricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de strafbaarheid van de handelingen en dat zij, uit angst om haar relatie met [medeverdachte] te verliezen, haar kinderen niet heeft beschermd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en heeft een maatregel tot gedragsbeïnvloeding opgelegd, om recidive te voorkomen en de veiligheid van de kinderen te waarborgen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten zwaar meegewogen, vooral gezien de rol van de verdachte als moeder, die haar kinderen had moeten beschermen.

Uitspraak

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/192339-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 mei 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] , thans in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis verblijvende in kliniek ‘ [instelling] ’ van [straatnaam] , [plaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 april 2022 (inhoudelijke behandeling). Het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 24 mei 2022.
Verdachte is ter terechtzitting van 28 april 2022 in persoon verschenen, bijgestaan door mr. F.A. Dronkers, advocaat te Roermond. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting van 28 april 2022 vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
Zij op één in of meer momenten in of omstreeks de periode van 1 september 2020 tot en met 26 juli 2021 te Roermond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) een hoeveelheid afbeeldingen, te weten 58 foto's - en/of een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen, te weten een Samsung GSM (beslagcode
1405498) – van seksuele gedragingen, waarbij iemand, te weten een of meer van haar kinderen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , die
(kennelijk) de leeftijd van achttien jaar nog niet had(den) bereikt, is/zijn betrokken of schijnbaar is/zijn betrokken heeft verspreid (door het verzenden via Whatsapp), vervaardigd (onder andere middels videobellen met medeverdachte [medeverdachte] ) en/of in bezit gehad welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met een voorwerp (thermometer) anaal penetreren van het lichaam van een persoon die (kennelijk) de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(bestandsnaam: - [bestandsnaam] , proces verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal (TBKK), p. 1046) en/of het met de/een vinger/hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de/een penis betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (bestandsnamen:
  • [bestandsnaam] , proces verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal (TBKK), p. 1048 en/of
  • [bestandsnaam] , proces verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal (TBKK), p. 1048 en/of[bestandsnaam] proces verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal (TBKK), p. 1048)
en/of het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (bestandsnamen:
- [ [ [ [bestandsnaam] , proces verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal (TBKK), p. 1049 en/of
[bestandsnaam] , proces verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal (TBKK), p. 1049 en/of
[bestandsnaam] , proces verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal (TBKK), p. 1049); ( art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht ) 2.
Zij op of omstreeks 1 april 2021 te Roermond, in elk geval in Nederland, met haar dochter, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2012, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte (telkens):
  • de billen en/of anus en/of vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 1] betast en/of
  • een of meer van haar vinger(s) in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
( art 244 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht ) subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Zij op of omstreeks 1 april 2021 te Roermond, in elk geval in Nederland, met haar dochter, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2012, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten (telkens) de billen en/of anus en/of vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 1] te betasten; ( art 247 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht ) 3.
[medeverdachte] op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 29 november 2018 tot en met 18 juni 2021 te Roermond en/of Echten, gemeente De Wolden, althans in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2012, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte (telkens):
  • de billen en/of anus en/of vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 1] betast en/of - een of meer van zijn vinger(s) in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of
  • een of meer voorwerpen, te weten een thermometer en/of een klysma (microlax), in de anus van die
[slachtoffer 1] geduwd/gebracht
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van [geboortedatum] 2018 tot en met 18 juni 2021 te Roermond, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door (als moeder van die [slachtoffer 1] ) bij voornoemde handelingen aanwezig te zijn en/of na te laten in te grijpen bij voornoemde handelingen;
( art 244 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht ) subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 29 november 2018 tot en met 18 juni 2021 te Roermond en/of Echten, gemeente De Wolden, althans in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2012, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten (telkens) de billen en/of anus en/of vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 1] te betasten en/of (hard) op de billen van die [slachtoffer 1] te slaan bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 29 november 2018 tot en met 18 juni 2021 te Roermond, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door (als moeder van die [slachtoffer 1] ) bij voornoemde handelingen aanwezig te zijn en/of na te laten in te grijpen bij voornoemde handelingen;
( art 247 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 2 en veroordeling gevorderd voor feit 1 en feit 3 primair.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 geen expliciete bewijsverweren aangevoerd, met uitzondering van foto [bestandsnaam] nu de op pagina 1041 en 1042 gegeven omschrijving van die foto, waarop [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] samen te zien zijn, niet past bij de omschrijving in de tenlastelegging. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken en ten aanzien van feit 3 heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 april 2022;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal(TBKK) d.d. 18 oktober 2021, opgenomen op pagina 1034 e.v. van het dossier van Politie NoordNederland met nummer 2021156587, onderzoek NNRBC21130_Minsk d.d. 17 januari 2022, inhoudend de relatering van verbalisant [verbalisant] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 oktober 2021,opgenomen op pagina 552 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de uitwerking van het studioverhoor van [slachtoffer 1] .
Met betrekking tot hetgeen door de raadsman is aangevoerd ten aanzien van de foto van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] samen, overweegt de rechtbank dat de in het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal en de daarbij horende collectiescan gegeven omschrijving van de foto voldoende overeenkomt met de omschrijving/categorisering van de foto in de tenlastelegging om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Feit 2
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat feit 2 niet bewezen kan worden. Het wettig bewijs ontbreekt, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Feit 3
Onder feit 3 wordt verdachte ervan verdacht medeplichtig te zijn geweest aan het seksueel misbruik van haar dochter door medeverdachte [medeverdachte] . De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe het volgende.
1
Gronddelict
Feiten en omstandigheden
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2012, heeft tijdens een verhoor in een kindvriendelijke studio verklaard dat een vriend van haar ouders genaamd [medeverdachte] , steeds aan haar zat als hij bij hen thuis op bezoek was. Ze moest haar broek en onderbroek omlaag doen en dan zat hij aan haar billen en overal aan. Ze was toen zes jaar en het is heel vaak gebeurd, zowel bij haar thuis in Roermond als bij [medeverdachte] thuis. Haar moeder heeft gezien dat hij aan haar billen zat.
2
De verdachte in de onderhavige zaak, [verdachte] , is de moeder van [slachtoffer 1] . Bij de politie heeft zij verklaard dat [medeverdachte] een vriend van de familie was en vaak bij hen thuis kwam. Toen [slachtoffer 1] ongeveer zes maanden oud was heeft ze gezien dat [medeverdachte] tijdens het verschonen de schaamlippen uit elkaar deed bij [slachtoffer 1] . Toen ze hem vroeg wat hij deed, zei hij dat hij haar daar wilde schoonmaken. Vanaf dat [slachtoffer 1] 6 jaar oud was bleef ze wel eens bij [medeverdachte] logeren, zowel bij hem thuis als op de camping in Echten. [slachtoffer 1] is meerdere keren thuis gekomen met het verhaal dat ze microlax kreeg toegediend. [slachtoffer 1] wilde toen niet meer bij [medeverdachte] logeren. Ook heeft verdachte gezien dat [medeverdachte] haar kinderen billenkoek gaf op hun blote billen en dat hij, toen [slachtoffer 1] 7 jaar oud was, met een van zijn vingers bij [slachtoffer 1] naar binnen is gegaan in haar vagina. Naar eigen zeggen moest hij controleren of [slachtoffer 1] opgewonden was.
3[medeverdachte] had richting [verdachte] ook geuit dat hij [slachtoffer 1] een keer wilde vingeren en seks wilde met haar.
4Hij had al meerdere meisjes gevingerd en hij had meerdere meisjes dat bij zichzelf laten doen.
5[naam 7] heeft hierover verklaard dat [medeverdachte] regelmatig aan haar vertelde dat [slachtoffer 1] zichzelf bevredigde voor het slapen gaan, dat ze dan met haar vinger in haar vagina ging.
6[verdachte] heeft ook nog verklaard dat [slachtoffer 1] tijdens de verhuizing op 18 juni 2021 erg geschrokken beneden was gekomen en dat [slachtoffer 1] toen vertelde dat zij van [medeverdachte] haar broek uit moest doen omdat hij wilde kijken of zij van onder schoon was.
7
Uit de whatsappgesprekken tussen verdachte [verdachte] en [medeverdachte] blijkt dat zij seksueel getinte gesprekken hebben waarbij [medeverdachte] onder andere aangeeft seks met [verdachte] te willen waar [slachtoffer 1] bij aanwezig is. Als [verdachte] aangeeft dat ze dat niet wil, reageert [medeverdachte] : “Zou wel af en toe met je pink er in gaan”. Dat stelt hij herhaaldelijk voor in de gesprekken. Daarnaast geeft [medeverdachte] aan dat hij wat voor [slachtoffer 1] voelt en vraagt vaak dingen aan [verdachte] zoals “Doe je muis nog?”
8en “Wil je samen muis doen of alleen?” Ook wordt erover gesproken dat [slachtoffer 1] “er al aan is gewend”.
9[verdachte] heeft hierover verklaard dat [medeverdachte] [slachtoffer 1] wilde voorbereiden op seks met [medeverdachte] .
10
In het dossier bevinden zich meerdere verklaringen van kinderen die verklaren dat [medeverdachte] met zijn vinger in hun vagina en/of anus is gegaan.
[naam 1] heeft verklaard dat toen zij bij [medeverdachte] logeerde op de camping, hij ’s nachts ging voelen of zij moest plassen. Ze moest haar onderbroek naar beneden doen en toen ging hij met zijn vinger in haar vagina.
11Na het plassen en afvegen, voelde hij weer aan haar vagina om te kijken of de vagina goed droog was.
12
[naam 2] heeft verklaard dat toen zij samen met haar zusje [naam 1] bij [medeverdachte] op de camping logeerde, [medeverdachte] altijd mee ging naar de wc en na het plassen ging kijken of ze goed afgeveegd had. Hij voelde dan met zijn vinger in haar vagina of het droog was. Ook is hij met zijn vinger in haar kont gegaan. Hij hielp haar ook met douchen en ging dan ook met zijn vinger in haar vagina en anus.
13
[naam 3] heeft verklaard dat zij vaak ging logeren bij [medeverdachte] omdat hij de vriend van haar nicht [naam 4] was. Ze moest op bed gaan liggen en haar broek en onderbroek uitdoen en dan stopte hij een vinger in haar vagina. “Je moet leren plassen”, zei hij dan. Ze heeft gezien dat hij dat ook bij haar zusje [naam 5] deed. Ook gingen ze vaak samen douchen en dan gebeurde het ook. Hij had ook gevraagd of ze wist wat vingeren was. Hij deed het voor en zei dat ze dat ook bij zichzelf moest doen. Hij is ook met zijn vinger in haar kont geweest en heeft haar op haar billen geslagen. Voor het slapen gaan kreeg ze wel eens een pilletje van [medeverdachte] .
14
[naam 5] heeft verklaard dat [medeverdachte] onder de douche met zijn vinger in haar poepgat ging en met zijn vinger in haar vagina is geweest. Ze heeft ook een keer een vitaminepilletje gehad. [medeverdachte] heeft aan de moeder van [naam 5] en [naam 3] verteld dat [naam 5] met zichzelf speelde en nat werd van onder.
15
Daarnaast bevinden zich verklaringen in het dossier van andere getuigen die over het handelen van [medeverdachte] verklaren.
[naam 4] , de toenmalige partner van [medeverdachte] , heeft verklaard over de gang van zaken wanneer er kinderen bij hen thuis kwamen logeren, onder wie [slachtoffer 1] . Zij verklaart dat [medeverdachte] de kinderen altijd wilde controleren en altijd oplette of ze wel schoon waren en niet in hun broek hadden geplast. [medeverdachte] douchte ook vaak met de kinderen. Aan alle kinderen die bleven slapen werd voor het slapengaan gevraagd of ze hadden gepoept. Als de kinderen niet hadden gepoept dan kregen ze microlax of een laxeerpilletje maar hij zei dan tegen de kinderen dat het een vitaminesnoepje was. [slachtoffer 1] kreeg ook microlax van [medeverdachte] . Als de kinderen iets deden wat niet mocht, dan sloeg hij hen op hun blote kont.
16
[naam 6] , de buurvrouw van [medeverdachte] op de camping, heeft verklaard dat zij op de camping heeft gezien dat [medeverdachte] met [slachtoffer 1] naar de douches ging en 20 tot 30 minuten in het gebouw is gebleven. Ook heeft ze gezien dat [medeverdachte] in het onderbroekje van [slachtoffer 1] keek en met zijn hand via de achterkant aan de vagina voelde omdat [slachtoffer 1] aangaf dat haar onderbroek nat was.
17
Juridisch oordeel
Naar het oordeel van de rechtbank wordt het aan [medeverdachte] verweten seksueel misbruik van
[slachtoffer 1] ondersteund door de verklaringen van de andere kinderen die stellen door
[medeverdachte] te zijn misbruikt, door de Whatsappgesprekken, door de verklaringen van verdachte [verdachte] zelf alsook door de verklaringen van [naam 4] , [naam 7] en [naam 6] .
Volgens vaste jurisprudentie mogen aangiften van andere slachtoffers in zedenzaken als schakelbewijs worden gebruikt indien sprake is van een modus operandi die in overwegende mate in de verschillende gevallen overeenkomt én bovendien in ten minste één van die zaken, naast de aangifte uit het dossier blijkt van onweerlegbaar steunbewijs.
Naar het oordeel van de rechtbank is in de zaak van [naam 5] sprake van onweerlegbaar steunbewijs, nu [naam 3] heeft gezien dat [medeverdachte] ook bij haar zusje [naam 5] met een vinger in haar vagina ging. Daarnaast worden hun verklaringen ondersteund door de verklaringen van [naam 4] (controleren of kinderen schoon zijn, slaan op billen, laxeerpilletjes geven als zijnde vitaminepilletjes) en door de verklaring van [verdachte] dat [medeverdachte] meisjes stimuleerde om zichzelf te vingeren.
Bovendien is ook in de zaak van [naam 1] en [naam 2] sprake van onweerlegbaar steunbewijs, te weten (onder meer) dat [naam 2] ’s nachts heeft gehoord dat [medeverdachte] aan [naam 1] vroeg of ze moest plassen en daarna mee is geweest naar de wc
18, hetgeen [medeverdachte] tegen [naam 4] en de moeder van [naam 1] en [naam 2] heeft gezegd over het schoonmaken tussen de schaamlippen en billen van [naam 2] omdat overal zand in zat
19en het in de onderbroek van [naam 2] aangetroffen DNA van verdachte
20. Zodoende mogen de verklaringen van de voornoemde kinderen als schakelbewijs worden gebruikt in de zaak van [slachtoffer 1] .
De rechtbank leidt voorts uit de hiervoor genoemde verklaringen een modus operandi van [medeverdachte] af die in de verschillende gevallen in overwegende mate overeenkomt.
[medeverdachte] ging vaak met de meisjes die bij hem kwamen logeren mee naar het toilet of samen met hen douchen om hen te ‘helpen’ bij het plassen, poepen of douchen. [medeverdachte] ging daarbij met een vinger in de vagina en/of anus van de meisjes waarbij hij vaak als reden gebruikte dat hij moest voelen of de meisjes moesten plassen, of ze droog waren na het plassen en meer in het algemeen of ze schoon waren. Het kwam ook herhaaldelijk voor dat [medeverdachte] meisjes die hij had gevingerd, stimuleerde om ook zichzelf te vingeren. Een ander element van de modus operandi is het anaal inbrengen van microlax bij de kinderen en het geven van laxeerpilletjes onder de noemer van vitaminepilletjes
.Ook blijkt uit meerdere verklaringen dat verdachte kinderen sloeg op de blote billen (billenkoek).
Nu duidelijk sprake is van een herkenbare, specifieke modus operandi van [medeverdachte] zal de rechtbank de verklaringen ván en óver seksueel misbruik van andere minderjarige meisjes als schakelbewijs gebruiken voor het tenlastegelegde misbruik door [medeverdachte] van [slachtoffer 1] . Dit betekent het volgende.
De hiervoor omschreven modus operandi van [medeverdachte] komt op essentiële punten overeen met het aan [medeverdachte] verweten handelen ten aanzien van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] logeerde bij [medeverdachte] , zowel thuis als op de camping, en [medeverdachte] ging bij die gelegenheden samen met [slachtoffer 1] douchen. Ze moest haar broek uit doen zodat
[medeverdachte] kon kijken of ze schoon was. Ze kreeg microlax toegediend door [medeverdachte] en kreeg, zoals zij zelf verklaart, billenkoek van [medeverdachte] . Ook vertelde [medeverdachte] aan anderen dat [slachtoffer 1] zichzelf vingerde, hetgeen hij bij andere meisjes stimuleerde nadat hij de meisjes zelf had gevingerd. Gelet op deze overeenkomsten tussen [slachtoffer 1] en de andere door [medeverdachte] misbruikte meisjes, in onderling verband en samenhang bezien met de verklaring van [slachtoffer 1] zelf dat [medeverdachte] aan haar heeft gezeten, de verklaring van verdachte [verdachte] dat [medeverdachte] een pink in de vagina van [slachtoffer 1] heeft gestopt en dat hij
[slachtoffer 1] wilde vingeren en seks met haar wilde, de Whatsappgesprekken tussen medeverdachte [medeverdachte] en verdachte [verdachte] waaruit eveneens de seksuele intentie en seksuele wensen van [medeverdachte] richting [slachtoffer 1] blijken en de verklaring van [naam 6] dat [medeverdachte] de vagina van [slachtoffer 1] heeft aangeraakt, is er naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het seksueel misbruik van [slachtoffer 1] door [medeverdachte] zoals onder 3 primair als gronddelict ten laste is gelegd.
Medeplichtigheid van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat zij heeft gezien dat [medeverdachte] toen [slachtoffer 1] 7 jaar oud was, met een van zijn vingers bij [slachtoffer 1] naar binnen is gegaan in haar vagina, dat
[medeverdachte] tegen haar heeft gezegd dat hij [slachtoffer 1] wilde vingeren, seks met haar wilde en [slachtoffer 1] daarop wilde voorbereiden en dat hij al meerdere meisjes had gevingerd. Dat [medeverdachte] seksuele handelingen wilde verrichten met [slachtoffer 1] volgt ook uit hiervoor aangehaalde Whatsappgesprekken tussen [medeverdachte] en verdachte. Zodoende wist verdachte ook dat [medeverdachte] gevoelens had voor [slachtoffer 1] . Ook wist verdachte dat
[medeverdachte] [slachtoffer 1] microlax toediende. Uit de Whatsappgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte] volgt voorts dat verdachte wist dat hetgeen met [slachtoffer 1] gebeurde strafbaar was en dat ze zelfs bang was om gepakt te worden. Zo schrijft verdachte dat ze moeten oppassen omdat de kinderen ouder worden, steeds meer gaan praten en soms meer snappen dan verdachte en [medeverdachte] denken. Ook schrijft ze in de Whatsappgesprekken “ [slachtoffer 1] is 8 en hartstikke strafbaar als het uitlekt” en “Het lekt uit dan hang(en) we.”
21
Ondanks al deze kennis die verdachte had van de handelingen die [medeverdachte] bij [slachtoffer 1] had verricht en uitdrukkelijk in duidelijke bewoordingen had aangegeven bij haar te willen verrichten, heeft verdachte [slachtoffer 1] toch steeds bij [medeverdachte] laten logeren en [medeverdachte] toegelaten in haar huis bij [slachtoffer 1] . Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte daarmee opzettelijk behulpzaam geweest bij en heeft gelegenheid verschaft tot het seksueel misbruik van [slachtoffer 1] door [medeverdachte] , zodat het onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen wordt geacht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 en feit 3 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
Zij op meer momenten in de periode van 1 september 2020 tot en met 26 juli 2021 te Roermond, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens een afbeelding, te weten 58 foto's van seksuele gedragingen, waarbij iemand, te weten haar kinderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , die de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt, zijn betrokken of schijnbaar zijn betrokken heeft verspreid (door het verzenden via Whatsapp), vervaardigd (onder andere middels videobellen met medeverdachte [medeverdachte] ) en in bezit gehad welke seksuele gedragingen zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met een voorwerp (thermometer) anaal penetreren van het lichaam van een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (bestandsnaam: - [bestandsnaam] ) en
het met een vinger/hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en het met de penis betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (bestandsnamen:
  • [bestandsnaam] , en
  • [bestandsnaam] , en- [bestandsnaam] )
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (bestandsnamen:
- [ [ [ [bestandsnaam] , en
[bestandsnaam] , en
[bestandsnaam] ) 3.
[medeverdachte] op meer momenten in de periode van 29 november 2018 tot en met 18 juni 2021 te Roermond en Echten, gemeente De Wolden, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2012, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte (telkens):
  • de billen en anus en vagina en de schaamstreek van die [slachtoffer 1] betast en
  • zijn vinger in de vagina en anus van die [slachtoffer 1] gebracht en
  • een voorwerp, te weten een klysma (microlax), in de anus van die [slachtoffer 1] gebracht
bij en tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 29 november 2018 tot en met 18 juni 2021 te Roermond, opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door als moeder van die [slachtoffer 1] bij voornoemde handelingen aanwezig te zijn en/of na te laten in te grijpen bij voornoemde handelingen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, vervaardigen, in bezit hebben, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
3 primair. medeplichtigheid aan met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Motivering straf en maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en feit 3 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk aan het voorarrest (ruim 6,5 maand) en het overige deel voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar en als voorwaarden een klinische behandeling en reclasseringstoezicht zoals ook reeds als voorwaarden verbonden aan de, op 17 februari 2022 ingegane, schorsing van de voorlopige hechtenis. Daarbij heeft de officier van justitie in aanmerking genomen dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en dat zij vanuit de bij haar vastgestelde stoornis makkelijk te beïnvloeden was en weinig weerstand kon bieden aan [medeverdachte] . Met het oog op een veilig opvoedingsklimaat voor de kinderen in de toekomst is het van belang dat de behandeling van verdachte in de kliniek, welke behandeling kortgeleden is opgestart, wordt afgemaakt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit zich grotendeels te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie gelet op de psychologische rapportage die is opgesteld over verdachte, zij het dat hij heeft bepleit de proeftijd te beperken tot 3 jaar omdat een proeftijd van 5 jaar ook nadelig zou kunnen werken voor de civiele maatregelen die van kracht zijn.
Oordeel van de rechtbank

Straf

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het psychologisch rapport Pro Justitia d.d. 25 november 2021, de reclasseringsrapporten d.d. 23 december 2021 en 2 februari 2022 en het voortgangsverslag van de reclassering d.d. 22 april 2022 met betrekking tot het verloop van de schorsingsvoorwaarden, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen, verspreiden en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal van haar eigen kinderen. Op verzoek van medeverdachte
[medeverdachte] – met wie zij een (seksuele) relatie had – heeft verdachte naaktfoto’s van haar dochter [slachtoffer 1] en haar zoons [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gemaakt en aan
[medeverdachte] toegestuurd. Ook werden de kinderen tijdens het videobellen tussen verdachte en [medeverdachte] naakt in beeld gebracht waarbij verdachte de geslachtsdelen en billen van haar kinderen filmde. Daarnaast is verdachte gedurende een periode van ruim 2,5 jaar medeplichtig geweest aan het seksueel misbruik van haar dochter [slachtoffer 1] door medeverdachte
[medeverdachte] . Ondanks dat verdachte wist dat [medeverdachte] verliefd was op [slachtoffer 1] , haar wilde vingeren en seks met haar wilde, heeft verdachte [medeverdachte] steeds opnieuw bij [slachtoffer 1] gelaten. Aan het begin van de bewezenverklaarde periode was [slachtoffer 1] 6 jaar oud. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] waren 3 respectievelijk 4 jaar oud toen ze werden gebruikt voor het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal. Het misbruik is enkel gestopt toen [medeverdachte] werd aangehouden in verband met een verdenking van seksueel misbruik van andere minderjarige meisjes. Niet alleen is verdachte een essentiële schakel geweest in het misbruik van [slachtoffer 1] door [medeverdachte] en daarmee mede verantwoordelijk hiervoor, ook heeft zij zich zélf schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van haar kinderen door hen te dwingen bepaalde handelingen te ondergaan dan wel te verrichten ten behoeve van het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal.
De rol van verdachte
Verdachte stelt dat zij alles onder dwang van [medeverdachte] heeft gedaan. [medeverdachte] kon volgens verdachte enorm zeuren en drammen. Als ze niet meewerkte, werd hij boos en verkrachtte hij haar zodat ze uiteindelijk geen nee meer durfde te zeggen. Ze deed wat hij vroeg om hem stil te houden. Hoewel de feiten, zoals hierna te bespreken, in verminderde mate aan verdachte zijn toe te rekenen en hoewel uit het dossier inderdaad blijkt dat [medeverdachte] de drijvende kracht was achter de bewezenverklaarde feiten, volgt de rechtbank het standpunt van verdachte dat zij willoos en weerloos was in de greep van [medeverdachte] , niet.
In het dossier bevinden zich 15.123 whatsappberichten tussen verdachte en [medeverdachte] over een periode van slechts een halfjaar. Dat sprake zou zijn geweest van dwang blijkt hier niet uit. Integendeel, de berichten geven, gelet op de grote hoeveelheid en de inhoud daarvan goed zicht op de aard en dynamiek van de relatie tussen verdachte en [medeverdachte] . Uit het berichtenverkeer komt het beeld naar voren dat verdachte vrijwillig een seksuele relatie met [medeverdachte] had, dat ze affectieve gevoelens voor hem had en dat ze vooral bang was om hem kwijt te raken. Zo verzendt ze uit zichzelf, zonder enige daaraan voorafgaande sturing van [medeverdachte] , veel seksueel getinte berichten, fantaseren verdachte en medeverdachte over seks met elkaar en stuurt verdachte het bericht: “Jij mijn vriendje al 8 jr. Beste in m’n leven”.
Daarnaast blijkt uit de whatsappberichten juist dat verdachte in staat is geweest weerstand te bieden aan [medeverdachte] als hij verzoeken en wensen bij haar neerlegde die naar haar maatstaven te ver gingen. [medeverdachte] accepteerde het als verdachte niet wilde voldoen aan zijn wensen. Zo zegt verdachte meerdere malen tegen [medeverdachte] dat ze [slachtoffer 1] niet kan dwingen om bij hem te komen logeren en dat ze [slachtoffer 1] niet kan dwingen op de foto te gaan. En wanneer [medeverdachte] opnieuw begint over seks met [slachtoffer 1] , zegt verdachte duidelijk tegen [medeverdachte] “nee ik laat haar echt niet mee doen no way”. [medeverdachte] reageert: “Oke is goed. (…) Snap ik.” Verdachte stelt herhaaldelijk duidelijke grenzen richting [medeverdachte] in wat ze wel en niet acceptabel vindt met betrekking tot [slachtoffer 1] . Geen enkele keer als verdachte ‘nee’ zegt, is te lezen dat [medeverdachte] boos wordt of zijn zin probeert door te drijven. Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte in de gevallen waarin zij [medeverdachte] wél faciliteerde in zijn wensen, zij ervoor koos dit te doen zonder dat sprake was van de door haar gestelde mate van druk.
Wanneer een en ander aan verdachte wordt voorgehouden, stelt zij dat de dwang één op één plaatsvond. Als ze ‘nee’ zei op Whatsapp, zou hij haar op de huistelefoon bellen en boos worden en hij zou haar verkrachten als ze alleen waren. De rechtbank acht deze beweringen ongeloofwaardig. Niet alleen gelet op de inhoud en intensiteit van de whatsappberichten, maar ook omdat verdachte haar verhaal continu bijstelt als haar kritische vragen worden gesteld of als zij geconfronteerd wordt met onderzoeksresultaten die niet passen bij haar verklaringen. In haar eerste verhoor verklaart verdachte nooit met [medeverdachte] te hebben gechat, dat er niks tussen hen speelde en dat ze nooit seks hadden gehad. Dan wordt ze geconfronteerd met de grote hoeveelheid whatsappgesprekken en verklaart ze dat ze alle dingen op whatsapp heeft gezegd om
[medeverdachte] tevreden te houden. Pas in haar derde verklaring komt ze met de lezing dat hij haar gedwongen heeft en dat hij haar verkrachtte als ze niet meewerkte. Ter terechtzitting heeft verdachte aanvankelijk verklaard dat de seks vrijwillig heeft plaatsgevonden en, geconfronteerd met deze inconsistenties, heeft zij vervolgens ter terechtzitting verklaard dat de seks tóch niet vrijwillig heeft plaatsgevonden maar dat ze wel altijd aan de seks heeft meegewerkt. Ook de vorm van dwang is telkens een andere. De ene keer heeft ze voldaan aan de wensen van [medeverdachte] omdat hij zo kon drammen en ze hem tevreden wilde houden, de andere keer was ze bang om verkracht te worden en weer een andere keer was ze bang dat hij haar en haar kinderen iets zou aandoen. De rechtbank hecht dan ook geen geloof aan de door verdachte gestelde mate van dwang en de wijze waarop deze zou zijn uitgeoefend.
Uit de meergenoemde whatsappberichten blijkt dat [medeverdachte] erg belangrijk was voor verdachte en dat zij vreesde hem te verliezen. Verdachte had er alles voor over om haar relatie met [medeverdachte] in stand te houden, zelfs als dat betekende dat zij seksueel misbruik van haar dochter [slachtoffer 1] moest gedogen en zelfs mogelijk moest maken en moest ondersteunen.
Ze wist dat [medeverdachte] seks met [slachtoffer 1] wilde, al aan haar schaamlippen had gezeten en een vinger in haar vagina had gestopt. Toch laat ze [slachtoffer 1] jarenlang steeds weer bij [medeverdachte] logeren. Verdachte stelde duidelijk haar eigen belangen en behoeften boven de bescherming en het welzijn van haar kinderen. Ze heeft daarbij een calculerende afweging gemaakt ten aanzien van hoever ze daarin bereid was te gaan. Pas toen [slachtoffer 1] oud genoeg was om aan te geven dat ze niet meer bij [medeverdachte] wilde logeren, heeft verdachte aan
[medeverdachte] laten weten haar dochter niet te willen dwingen. De reden voor het stellen van grenzen was daarbij vooral gelegen in haar angst om gepakt te worden. Zo schrijft verdachte dat ze moeten oppassen omdat de kinderen ouder worden en steeds meer gaan praten en als het uitkomt, dan zou verdachte op straat staan en niks meer hebben. Ook schrijft ze: “Nee ik laat haar echt niet mee doen no way. En dan de ruzie riskeren. Of het lekt uit dan hang(en) we. Minderjarige. Is het me niet waard. En geen zin ruzie met iedereen en risico lopen jou niet meer te zien.” Over de mogelijke gevolgen van het misbruik voor [slachtoffer 1] leest de rechtbank in de whatsappberichten niets.
De rechtbank kan niet anders dan uit de vele berichten die verdachte aan [medeverdachte] heeft gestuurd, afleiden dat zij haar kinderen en [slachtoffer 1] in het bijzonder als instrument dienstbaar heeft gemaakt aan haar eigen belangen en behoeften. Een onthutsende constatering. De rechtbank komt hiermee tevens tot een wezenlijk andere rol van verdachte bij de bewezenverklaarde feiten, alsook een wezenlijk andere positie ten opzichte van [medeverdachte] dan de rol en positie waarvan de officier van justitie is uitgegaan bij zijn vordering.
Ernst van de feiten
De rechtbank rekent het voorgaande verdachte bijzonder zwaar aan, temeer nu zij als moeder bij uitstek degene was die haar kinderen met alles wat in haar macht lag, had kunnen en moeten beschermen. Verdachte heeft als moeder van haar minderjarige, zeer jonge kinderen, het vertrouwen dat zij in haar hadden, de primaire loyaliteit die zij voor hun moeder voelden en haar feitelijke macht over en invloed op hen, misbruikt voor eigen gewin en hen overgeleverd aan de perverse behoeften van [medeverdachte] .
Het is van fundamenteel belang voor de ontwikkeling van kinderen dat zij kunnen vertrouwen op hun moeder. De ervaring leert dat wanneer dat vertrouwen beschaamd wordt, zeker op de wijze waarop verdachte dat hier heeft gedaan, dit zeer traumatisch en schadelijk is voor de kinderen.
Verdachte heeft haar kinderen (en [slachtoffer 1] in het bijzonder) daarmee ook een normale en gezonde seksuele en emotionele ontwikkeling ontnomen en ernstig inbreuk gemaakt op hun lichamelijke en geestelijke integriteit. De ervaring leert ook dat seksueel misbruik, ook in het geval van vervaardigen van kinderporno, zeer ernstige psychische en emotionele gevolgen voor de slachtoffers kan hebben die nog lange tijd -soms zelfs levenslang- kunnen doorwerken. De rechtbank merkt in dit kader op dat uit het studioverhoor van [slachtoffer 1] blijkt dat ze de naam van [medeverdachte] niet durft uit te spreken. Ook blijkt daaruit dat ze bang is om alleen op haar kamer te zijn omdat ze dan denkt dat [medeverdachte] naar boven komt. Daarnaast zijn de kinderen van verdachte naar aanleiding van de onderhavige zaak uit huis geplaatst waarbij [slachtoffer 1] gescheiden is van haar broertjes [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Dat de levens van de kinderen van verdachte zijn ontwricht en dat ze daardoor schade hebben opgelopen, kan naar het oordeel van de rechtbank als vaststaand worden aangenomen.
De persoon van verdachte
Over verdachte is op 25 november 2021 een Pro Justitia rapport uitgebracht door GZ-psycholoog N. van der Weegen.
De psycholoog concludeert dat verdachte lijdt aan een verstandelijke ontwikkelingsstoornis, matig van ernst, en lijft aan een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis. Samenhangend met deze stoornissen beschikt ze over onvoldoende probleemoplossende vaardigheden. Deze problematiek was ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
Door haar afhankelijke persoonlijkheidsstoornis is verdachte bang om verlaten te worden. Zowel de gebrekkige probleemoplossende vaardigheden als de angst voor verlating hebben haar belemmerd in het maken van andere keuzes aangaande de tenlastegelegde feiten.
Verdachte was zelfstandig niet in staat om anders om te gaan met het contact met medeverdachte. Door haar afhankelijke persoonlijkheidsstoornis durfde ze ook niet om hulp te vragen, uit angst voor afwijzing en mogelijke verlating. Verder was verdachte, door haar verstandelijke ontwikkelingsstoornis, onvoldoende in staat de gevolgen van haar gedrag en het gedrag van medeverdachte, voor haar kinderen te overzien. Daar de stoornissen van verdachte haar hebben belemmerd in het maken van andere keuzes, adviseert rapporteur haar de tenlastegelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze laatste conclusie verenigen, maakt die tot de hare en concludeert dat de bewezen verklaarde feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend. De rechtbank zal hier rekening mee houden bij de strafoplegging.
Over de rol van verdachte in het seksueel misbruik van haar kinderen, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hierover reeds heeft overwogen. De rechtbank heeft kunnen vaststellen dat verdachte heeft gehandeld naar aanleiding van verzoeken en opdrachten van medeverdachte [medeverdachte] . De rechtbank heeft echter ook kunnen vaststellen dat zij daarin haar eigen keuze heeft gemaakt om het laten voortduren van haar seksuele relatie met [medeverdachte] te laten prevaleren boven de bescherming van haar eigen kinderen.
De straf
Naar het oordeel van de rechtbank doet een gevangenisstraf conform het voorarrest, zoals geëist door de officier van justitie, geen recht aan de ernst van de feiten en het handelen van verdachte. In het licht van hetgeen de rechtbank heeft overwogen over de ernst van de door verdachte gepleegde feiten en haar rol daarin, is de rechtbank van oordeel dat een langdurige gevangenisstraf de enige passende reactie is op het gedrag van verdachte en de rechtbank acht deze ook geboden. De rechtbank houdt daarbij rekening met de verminderde toerekenbaarheid en zal alles afwegende komen tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
Dit heeft tot gevolg dat de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking

De rechtbank acht het aangewezen dat verdachte, na ommekomst van de vrijheidsstraf, langdurig wordt begeleid om recidive te voorkomen en zal daarom ambtshalve de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen. De feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld zijn gericht tegen of veroorzaken gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en zijn feiten waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of meer is gesteld. Voorts is oplegging van de maatregel naar het oordeel van de rechtbank in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en overweegt daartoe het volgende.
De psycholoog beschrijft in voornoemd Pro Justitia rapport dat het recidiverisico is gelegen in de mensen met wie verdachte omgaat. Zo lang daar zicht en toezicht op blijft, lijkt het recidiverisico laag te zijn. Er zal langdurig met verdachte mee moeten worden gekeken met wie ze contact heeft en hoe die contacten verlopen. Om de overstap van de penitentiaire inrichting naar een situatie waarin verdachte weer met echtgenoot en kinderen samenwoont, mogelijk te maken, adviseert de psycholoog om verdachte klinisch te laten behandelen. Er dient gewerkt te worden aan de probleemoplossende vaardigheden en verdachte en haar echtgenoot dienen begeleid te worden in de omgang met elkaar en met hun kinderen.
De reclassering onderschrijft de conclusie dat het recidiverisico is gelegen in de personen met wie verdachte omgaat en dat een behandeling noodzakelijk is. Verdachte dient assertiever en weerbaarder te worden. In het voortgangsverslag van 22 april 2022 wordt beschreven dat als het verdachte lukt om assertiever te worden, het nog een hele uitdaging zal zijn om dit te borgen in de woonsituatie. Het is haar immers niet gelukt met haar huidige systeem om voldoende weerbaar te zijn. Het COSA, een organisatie van de reclassering voor re-integratie van zedendelinquenten in de samenleving waarbij het zwaartepunt ligt op het voorkomen van recidive, kan daar volgens de reclassering een belangrijke rol spelen. Daarnaast wordt een vorm van professionele thuisbegeleiding wenselijk geacht.
Uit vorenstaande volgt dat het ter voorkoming van recidive en ter bescherming van de kinderen van verdachte, van groot belang is dat verdachte langdurig wordt begeleid en dat er langdurig toezicht op haar is. Nu dat gelet op de duur van de opgelegde vrijheidsstraf niet mogelijk is in de vorm van bijzondere voorwaarden, acht de rechtbank de GVM een geschikt en passend middel om het benodigde voor een verantwoorde terugkeer in de samenleving te bewerkstelligen. De GVM biedt de mogelijkheid om verdachte na de vrijheidsstraf in een forensisch kader te ondersteunen, begeleid en gemonitord door de reclassering en biedt een ruimer forensisch vangnet richting resocialisatie dan de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling. In het kader van de GVM kan de door de deskundigen nodig geachte begeleiding van het COSA en thuisbegeleiding vorm krijgen, kan er gewerkt worden aan de probleemoplossende vaardigheden van verdachte en kan er langdurig toezicht worden uitgeoefend op de contacten van verdachte. Aldus is de GVM noodzakelijk en geëigend om het recidiverisico, op de langere termijn, onder controle te kunnen houden. Voorts is de GVM blijkens de memorie van toelichting bij uitstek in het leven geroepen ten behoeve van de reintegratie van zedendelinquenten nu de terugkeer van zedendelinquenten in de maatschappij regelmatig tot maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid leidt, met name wanneer bij het strafbare feit kinderen betrokken waren.
22
In hoeverre en op welke wijze invulling aan deze maatregel moet worden gegeven is aan de officier van justitie die na ommekomst van de vrijheidsstraf een vordering tot tenuitvoerlegging van bedoelde maatregel kan indienen bij de rechtbank.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 38z, 47, 48, 49, 57, 240b, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van heden.
Legt op de maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. R. Depping en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. L. Lamers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 mei 2022.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De door de rechtbank in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 oktober 2021 inhoudende de uitwerking van het studioverhoor van [slachtoffer 1] , opgenomen op pagina 552 e.v. van het dossier van Politie NoordNederland met nummer 2021156587, onderzoek NNRBC21130_Minsk d.d. 17 januari 2022 (hierna te noemen: “het p-v”).
Eerste verklaring van verdachte bij de politie op 27 juli 2021, p. 1058 e.v. van het p-v.
Tweede verklaring van verdachte [verdachte] op 27 juli 2021, p. 1076 e.v. van het p-v.
Vijfde verklaring van verdachte [verdachte] op 21 oktober 2021, p. 1150 e.v. van het p-v.
Proces-verbaal van aangifte van [naam 7] d.d. 12 oktober 2021, p. 520 e.v. van het p-v.
Informatief gesprek zeden op 26 juni 2021 met verdachte [verdachte] , p. 535 e.v. van het p-v.
Verklaring verdachte ter zitting van 28 april 2022: [medeverdachte] en ik noemden [slachtoffer 1] ‘muis’.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juli 2021, p. 928 e.v. van het p-v met als bijlage een excel extractie met Whatsapp gesprekken tussen verdachte [verdachte] en [medeverdachte] .
Vijfde verklaring van verdachte [verdachte] op 21 oktober 2021, p. 1150 e.v. van het p-v.
Proces-verbaal van uitwerking studioverhoor d.d. 13 juli 2021, p. 250 e.v. van het p-v.
Proces-verbaal van aangifte [naam 9] d.d. 16 juni 2021, p. 311 e.v. van het p-v.
Proces verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2021, p. 273 e.v. van het p-v inhoudende de uitwerking van het studioverhoor van [naam 2] en proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden met [naam 9] d.d. 15 juni 2021, p. 222 e.v. van het p-v.
Proces-verbaal uitwerking studioverhoor [naam 3] d.d. 7 september 2021, p. 380 e.v. van het p-v en proces-verbaal aangifte [naam 8] d.d. 26 juni 2021, p. 361 e.v. van het p-v.
Proces-verbaal uitwerking studioverhoor [naam 5] d.d. 7 september 2021, p. 424 e.v. van het p-v
en proces-verbaal aangifte [naam 8] d.d. 26 juni 2021, p. 361 e.v. van het p-v.
16. Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden met [naam 4] d.d. 21 juni 2021, p. 51
e.v. van het p-v en haar getuigenverklaring op 31 augustus 2021, p. 75 e.v. van het p-v.
17. Proces-verbaal van aangifte [naam 6] d.d. 27 juni 2021, p. 465 e.v. van het p-v.
17. Proces verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2021, p. 273 e.v. van het p-v inhoudende de uitwerking van het studioverhoor van [naam 2] .
17. Getuigenverklaring van [naam 4] op 22 juni 2021, p. 55 e.v. van het p-v en aangifte [naam 9] d.d. 16 juni 2021, p. 311 e.v. van het p-v.
17. Een rapport van het NFI d.d. 24 juni 2021, zaaknummer 2021.06.18.068 (aanvraag 001), p. 1515
e.v. van het p-v en een rapport van het NFI d.d. 22 oktober 2021, zaaknummer 2021.06.18.068 (aanvraag 004), p. 1522 e.v. van het p-v.
21. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juli 2021, p. 928 e.v. van het p-v met als bijlage een excel extractie met Whatsapp gesprekken tussen verdachte [verdachte] en [medeverdachte] .
21. MvT,
Kamerstukken II, 2013/2014, 33816, nr 3.