ECLI:NL:RBNNE:2022:1710

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
18-158195-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en diefstal met geweld in Assen

Op 25 mei 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging doodslag en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 4 op 5 juni 2021, waarbij de verdachte de aangever, [slachtoffer], ernstig heeft mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld door de aangever meermalen te slaan en te schoppen, en zijn keel dicht te knijpen, wat leidde tot ernstig letsel. De rechtbank achtte de verklaringen van de aangever betrouwbaar, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte op basis van tegenstrijdigheden in de verklaringen van de aangever. De rechtbank vond voldoende bewijs voor de bewezenverklaring van de feiten, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan diefstal van de telefoon van de aangever, die hij had weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. Tevens zijn er vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen behandeld, waarbij de rechtbank besloot tot tenuitvoerlegging van een eerdere gevangenisstraf van 3 maanden.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Assen
parketnummer 18-158195-21
vorderingen na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18/147707-19, 18/111619-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 mei 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ), verblijvende in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 mei 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.M. Veld, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.P. Senior.
Daarnaast zijn verschenen, als deskundigen mw. E. van Cruchten en A. de Jong, reclasseringsmedewerkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 4 juni 2021 tot en met 5 juni 2021 te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer]
  • meermalen in zijn gezicht en/of tegen zijn hoofd en/of zijn lichaam heeft/hebben geslagen, en/of
  • meermalen tegen zijn hoofd en/of zijn ribben, althans tegen zijn lichaam heeft/hebben geschopt,en/of
  • op het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben gestaan, en/of
  • de keel dicht heeft/hebben geknepen/gedrukt, althans hem (stevig) bij zijn keel vast heeft/hebbengepakt,
(waardoor die [slachtoffer] meermalen het bewustzijn heeft verloren), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 4 juni 2021 tot en met 5 juni 2021 te Assen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas en/of een gebroken kaak, heeft toegebracht door die [slachtoffer]
  • meermalen in zijn gezicht en/of tegen zijn hoofd en/of zijn lichaam te slaan, en/of
  • meermalen tegen zijn hoofd en/of zijn ribben, althans tegen zijn lichaam te schoppen, en/of
  • op het hoofd van die [slachtoffer] te staan, en/of
  • de keel dicht heeft/hebben geknepen/gedrukt, althans hem (stevig) bij zijn keel vast te pakken;
2.
hij op of omstreeks 5 juni 2021 te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde met dien verstande dat vrijspraak moet volgen voor het onder 1 ten laste gelegde voor zover het gaat om het staan op het hoofd van aangever. Ook vordert de officier van justitie vrijspraak voor zowel het onder feit 1 als 2 ten laste gelegde medeplegen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor beide ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaringen van aangever niet betrouwbaar zijn, omdat de verklaringen tegenstrijdigheden en onmogelijkheden bevatten. Omdat de verklaringen van aangever volgens haar niet betrouwbaar zijn en er verder geen ondersteunend bewijs is, kan het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen worden en dient er vrijspraak te volgen. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat er onvoldoende bewijs is voor het onder 1 ten laste gelegde voor zover het gaat om het dichtknijpen van de keel van aangever en het schoppen tegen diens hoofd.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte niet kan verklaren waarom zijn simkaart in de telefoon van aangever zat. Verdachte had op dat moment ook niet de beschikking over zijn eigen telefoon. Medeverdachte [medeverdachte] had hun spullen, waaronder de telefoon van verdachte, meegenomen uit de woning van aangever. Geconcludeerd dient te worden dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte de diefstal heeft gepleegd.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever overweegt de rechtbank het volgende.
Aangever heeft op 7 juni 2021 aangifte gedaan en heeft op 8 juni 2021 en 22 juni 2021 aanvullende verklaringen afgelegd bij de politie. Op 17 november 2021 is verdachte gehoord bij de rechtercommissaris. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, acht de rechtbank de verklaringen van aangever betrouwbaar, nu deze in essentie consistent zijn en steun vinden in overige bewijsmiddelen. Het door aangever omschreven en op hem toegepaste geweld vindt ondersteuning in het bij hem geconstateerde letsel. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat aangever van meet af aan verdachte noemt als degene die het geweld op hem heeft uitgeoefend. De discrepanties in de verklaringen van aangever zijn niet dusdanig dat zijn verklaringen als ongeloofwaardig of onbetrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Daarbij neemt de rechtbank tevens het tijdsverloop tussen de aangifte op 7 juni 2021 en het verhoor bij de rechter-commissaris op 17 november 2021 in aanmerking. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangever op belangrijke punten en in voor de rechtbank overtuigende mate worden ondersteund door overige bewijsmiddelen.
De rechtbank acht de verklaringen van aangever daarom betrouwbaar en zij zal deze voor het bewijs bezigen.
Bewijs feit 1 primair en 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 mei 2022:
Ik heb niet gezien dat aangever in de nacht van 4 op 5 juni door iemand is mishandeld.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 juni 2021
1, opgenomen op pagina 56 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021146937, onderzoek MUFASA d.d. 14 juli 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
V: Waar woon jij?
A: Assen, [straatnaam] . Vrijdagavond 4 juni 2021 is [verdachte]
2samen met [medeverdachte] in mijn kamer geweest. Ze waren er rond 22.00/22.30 uur.
Ze hebben mij, gelijk in elkaar geslagen. Meteen begon [verdachte] uit het niets te slaan. Ze zijn de hele avond gebleven. Ik ben twee keer bewusteloos geweest. Eén keer heel lang. Ze hebben mij weer bewusteloos geslagen toen ik bijkwam. [verdachte] schopte mij meerdere keren tegen mijn hoofd. Morgens toen ik wakker werd, kon ik niks meer zien door mijn dichtgeslagen ogen. Ze zijn een kwartier voordat de politie kwam, vertrokken. [verdachte] heeft mijn keel dichtgeknepen, dit was na de eerste bewusteloosheid. Ik kreeg geen lucht meer. Ik kon niet ademhalen. Ook sloeg hij mij twee keer hard op mijn hoofd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 8 juni 2021,opgenomen op pagina 66 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik heb overal gezocht, maar mijn telefoon is weg. Ik heb mijn telefoon, 4 juni 2021, om 17.00 uur nog in mijn bezit. Deze moet door [verdachte] en/of [medeverdachte] zijn meegenomen. Het betreft een Motorola, kleur zwart, prepaid Lyca mobil. Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer] .
4 Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige bij de rechtercommissaris d.d. 17 november 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
U houdt mij voor dat ik heb verklaard bij de politie dat [verdachte] , die ik [verdachte] noem, mijn kamer binnen kwam en meteen begon te slaan. lk zei eerst dat hij weg moest gaan, dat deed hij ook, maar hij kwam terug, deed zelf de deur open en begon te slaan.
(…)
U vraagt hoe [verdachte] mijn keel heeft dichtgeknepen. Ik wilde opstaan en toen kneep hij mijn keel dicht en heeft hij mij geslagen en geduwd. Hij kneep mijn keel dicht met één hand en met de andere hand heeft hij mij geslagen. Ik kon niet schreeuwen doordat hij zo kneep. Ik viel de eerste keer flauw door het slaan tegen mijn hoofd. Dat was toen [verdachte] binnen kwam en mij direct sloeg. De tweede keer kwam het door het dichtknijpen van mijn keel.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juni 2021,opgenomen op pagina 110 en 111 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 5 juni 2021, omstreeks 09:33 uur, waren wij op [straatnaam] te Assen ter plaatse. Ik zag dat [slachtoffer] behoorlijk letsel in zijn gezicht had en dat er bloed uit het rechter oog van [slachtoffer] kwam. Ik zag dat zijn wangen/gezicht zo gezwollen waren, dat hij niet meer kon zien. Tevens zag ik dat er opgedroogd/gestold bloed in en rondom het rechter oor van [slachtoffer] zat. Ik hoorde de ambulance verpleegkundige welke [slachtoffer] onderzocht vervolgens zeggen dat hij kon zien dat de keel van [slachtoffer] was dicht geknepen en gewurgd zou zijn. Ik keek in de ambulance en zag inderdaad striemen in de nek van [slachtoffer] zitten.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek persoon d.d. 12 juli2022, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op zaterdag 5 juli 2021
3, omstreeks 12.15 uur, arriveerde ik in het UMCG. Ik zag dat de beide ogen van [slachtoffer] zodanig waren opgezwollen dat ze helemaal dicht zaten. Het slachtoffer verklaarde dat hij niets meer kon zien hierdoor. Ik zag dat er bloed uit het rechter oog van [slachtoffer] , kwam. Ik zag dat de onderkaak aan de rechter zijde gezwollen/verdikt was. Op het voorhoofd werd door mij nog een zwelling/verdikking, waargenomen.
7. Een geneeskundige verklaring, op 9 augustus 2021 opgemaakt en ondertekend door S.P.H.Letmaath, arts Maatschappij en Gezondheid, forensisch arts KNMG, voor zover inhoudend, als zijn/haar verklaring:

Hoofd

1. De oogleden (onder en boven) van het rechteroog zijn gezwollen en paarsrood verkleurd. Op hetbovenste ooglid is aan de buitenzijde een streepvormige huidonderbreking met licht gerafelde wondranden zichtbaar waarbij aan de neuszijde een inkeping aanwezig is. De afmeting is ca. 10 bij 2 mm.
Op het onderste ooglid aan de binnenzijde is een huidonderbreking zichtbaar met licht gerafelde wondranden. De afmeting is ca. 10 bij 1 mm.
Het letselbeeld betreft een bloeduitstorting op de oogleden met scheurverwondingen. (opnames 1, 2, 3,7 en 8).
2. Op de rechterwang is sprake van een zwelling. Het betreft een bloeduitstorting (opname 1).
3. De oogleden van het linkeroog (onder en boven) zijn paarsrood/paarsblauw verkleurd. Hetoogslijmvlies is rood verkleurd. Het betreft een bloeduitstorting (opnames 1,4, 5 en 9).
4. Aan de binnenzijde van de bovenlip aan de linkerzijde zijn meerder onderbrekingen van hetslijmvlies zichtbaar. Deze zijn scheurletsels (opnames 13 en 14).

Aanvullende medische informatie:

Tijdens het letselonderzoek is mij medische informatie ter beschikking gesteld, welke aan betrokkene is meegegeven bij het ontslag uit het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG).
Er was sprake van een ongecompliceerde opname vanwege een blow-outfractuur van de bodem van de rechteroogkas met inklemming van oogspieren en een licht traumatische hersenletsel.

Globale duiding van de letsels

Bloeduitstortingen
Bloeduitstortingen zijn een uiting van een kneuzing. Kneuzingen kunnen ontstaan door stomp botsend en drukkend geweld zoals bij stoten, slaan, stompen, knijpen, schoppen of vallen.
Scheurletsels
Een scheurletsel ontstaat onder invloed van een stompe krachtsinwerking met een in twee richtingen werkende kracht zoals schoppen, vuistslagen en slaan met voorwerpen.
Blowoutfractuur
De blow-out fractuur ontstaat doordat een stomp voorwerp de oogkas recht van voren treffen een drukverhoging veroorzaakt die op de zwakste plek (de orbitabodem of de mediale orbitarand) een fractuur veroorzaakt.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juni 2021, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Onderstaande beelden zijn van het pand [straatnaam] te Assen over de periode 4 juni 2021, 18:00 uur t/m 5 juni 2021, 11:00 uur. Het tijdstip van de beelden is gecontroleerd en toen bleek dat de tijd 71 minuten en 47 seconden voorliep met de daadwerkelijke tijd. Het tijdstip van de beelden opgenomen door de camera aan de [straatnaam] te Assen loopt gelijk met de daadwerkelijke tijd.
  • Foto 2: Zaterdag 5 juni 2021, 10.29.26 uur. (daadwerkelijke tijd 09.17.39 uur). Op de foto is te ziendat er iemand met de fiets aankomt. Dit is ter hoogte van de ingang van perceel [straatnaam] te Assen.
  • Foto 3: Zaterdag 5 juni 2021, 10.29.31 uur (daadwerkelijk tijd 09.17.44 uur). Op de foto zijn eenman en vrouw te zien. Man heeft een donkere huidskleur en draagt een petje. Vrouw is blank, blond en slank postuur. Zij is herkend door collega [verbalisant 4] als zijnde [medeverdachte] . Man zit op de fiets en de vrouw loopt naast de fiets.
  • Foto 4: Zaterdag 5 juni 2021, 10.29.32 uur (daadwerkelijke tijd 09.17.45 uur). Op de foto zijn eenman en vrouw te zien. Man heeft een donkere huidskleur en draagt een petje. Vrouw is blank, blond en slank postuur. Zij is herkend door collega [verbalisant 4] als zijnde [medeverdachte] . Man zit op de fiets en de vrouw loopt naast de fiets.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 juni 2021, opgenomen op pagina 121 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
[slachtoffer] verklaarde dat hij het volgende telefoonnummer had: [telefoonnummer] . Vervolgens zijn op 16 juni 2021 de historische verkeersgegevens telefonie van zijn telefoonnummer gevorderd over de periode 4 juni 2020, 17.00 uur tot en met 16 juni 2021, 16.30 uur. Hieruit blijkt dat het imei-nummer [nummer] is.
Vervolgens zijn op 22 juni 2021 de historische verkeersgegevens telefonie gevorderd van het inmiddels bekend geworden imei-nummer [nummer] over de periode van 5 juni 2021, 05.00 uur tot en met 22 juni 2021, 12.00 uur. Hieruit bleek dat op 5 juni 2021, om 11:29:43 uur er een ander telefoonnummer gekoppeld was aan de weggenomen GSM, namelijk het telefoonnummer [telefoonnummer] .
De ontvreemde GSM is op 5 juni 2021, om 11:29:43 uur als startpaal aangeeft: Hertenkamp 1A,
Assen. Aangever/slachtoffer was op dat moment al opgenomen in het ziekenhuis in Groningen, waaruit blijkt dat de ontvreemde GSM niet in het bezit was van aangever/slachtoffer.
Op 17 juni 2021 is verdachte [verdachte] aangehouden. Tijdens de aanhouding van [verdachte] is er een GSM bij hem in beslag genomen. Uit de veiliggestelde data van de inbeslaggenomen GSM van verdachte [verdachte] bleek dat [verdachte] gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit bleek onder anderen uit een whats-App gesprek tussen “ [naam] ” en “I Love the City" (owner).
Op 8 juni 2021 was verdachte [verdachte] nog steeds in het bezit van telefoonnummer [telefoonnummer] , zijnde het telefoonnummer welke op 5 juni 2021, omstreeks 11.29 uur in de ontvreemde GSM heeft gezeten van aangever/slachtoffer [slachtoffer] .
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juli 2021,opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op maandag 21 juni 2021 is verdachte [medeverdachte] aangehouden. Verdachte [medeverdachte] had twee GSM’s bij haar. Door de digitale opsporing is de data van één van beide GSM’s veilig gesteld en ter beschikking gesteld aan het onderzoeksteam. Dit betreft de data van de zwarte Samsung, goednummer PL0100-2021146937-1395710.
Uit onderzoek van genoemde GSM bleek dat er op zaterdag 5 juni 2021 tussen 09.32 uur en 09.39 uur meerdere keren op internet is gezocht op het resetten van een Motorola telefoon.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte]
d.d. 2 juli 2021, opgenomen op pagina 199 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
V: Wat wil je verklaren?
A: (…). Ik heb foto’s gezien en jullie gaan er van uit dat wij veel later uit die woning zijn gegaan. We zijn ook nog naar de markt gegaan en dan kom je ook weer door de [straatnaam] . Daarom staan wij op de foto van de camera.
V: Je telefoons zijn in beslag genomen. Wat ons opvalt, is dat er op zaterdag 5 juni 2021 om 09.32 uur gezocht wordt naar Motorola telefoon resetten. Je hebt zelf geen Motorola telefoon. Waarom zoek je hier naar? [slachtoffer] heeft een Motorola.
A: Ik heb zelf niet gezocht. Ik denk dat iemand anders dat heeft gedaan. Ik denk de vriend van [verdachte] .
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen met dien verstande dat zij verdachte vrij zal spreken van het medeplegen. De rechtbank spreekt verdachte ook vrij van het onder 1 ten laste gelegde voor zover het gaat om het staan op het hoofd van aangever. Met betrekking tot de bewezenverklaring overweegt de rechtbank het volgende.

Feit 1

Vast staat dat verdachte in de nacht van 4 op 5 juni 2021 bij aangever thuis is geweest aan de [straatnaam] en aangever daar op 5 juni 2021 om 09:33 uur is aangetroffen door de politie met hevig letsel aan zijn hoofd. Aangever heeft verklaard dat verdachte een kwartier voordat de politie ter plaatse kwam, is vertrokken. Deze verklaring wordt bevestigd door de camerabeelden van het pand gelegen aan de [straatnaam] op nummer [nummer] , waaruit blijkt dat verdachte om 09:17 uur uit de richting van de woning van aangever kwam fietsen. Voorts heeft aangever van meet af aan – en in elke verklaring herhaald – dat het verdachte is geweest die het geweld op hem heeft uitgeoefend. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting van 12 mei 2022 verklaard dat hij, bij het verlaten van de woning van aangever in de ochtend van 5 juni 2021, niet heeft gezien dat aangever die nacht door iemand is mishandeld. Bovendien biedt het bij aangever geconstateerde letsel, in het bijzonder de hoeveelheid letsels, steun aan de verklaring van aangever dat hij veelvuldig is geslagen en geschopt. Aangever verklaart ook dat zijn keel is dichtgeknepen door verdachte. De waarneming van verbalisant [verbalisant 1] dat hij de ambulance verpleegkundige heeft horen zeggen dat hij letsel aan de hals van aangever zag en dat verbalisant [verbalisant 1] dit letsel zelf ook heeft geconstateerd biedt volgens de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het dichtknijpen van de keel van aangever.
De rechtbank stelt op grond van het vorengaande, in onderling verband en samenhang bezien, vast dat verdachte de persoon is geweest die aangever het letsel heeft toegebracht.
Verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij al tussen 07:00 en 07:15 uur is vertrokken bij aangever zijn huis. De rechtbank volgt verdachte niet in zijn verklaring gelet op de hiervoor besproken camerabeelden en het feit dat verdachte zich onvoldoende rekenschap kan geven over wat hij heeft gedaan in de tijd tussen het vertrekken bij aangever zijn woning en het fietsen door de [straatnaam] om 09:17 uur.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte met zijn gedragingen (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel op zware mishandeling van aangever had. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Voorts is van belang dat naar vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan, dan dat degene die die handelingen heeft verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld. Het veelvuldig en hard tegen het hoofd en lichaam van een persoon slaan, tegen het hoofd en de ribben schoppen en het dichtknijpen van de keel van die persoon, roept naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans in het leven dat die persoon daardoor van het leven wordt beroofd, in het bijzonder omdat het hoofd een vitaal en zeer kwetsbaar deel van het lichaam is. Dit gedrag van verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de dood van die ander, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van contra-indicaties is niet gebleken. De rechtbank acht daarom bewezen dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van aangever.

Feit 2

Aangever heeft verklaard dat zijn telefoon is weggenomen door verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte] . Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van aangever blijkt dat op 5 juni 2021 om 11:29 uur het telefoonnummer [telefoonnummer] aan de weggenomen telefoon gekoppeld werd, zijnde het telefoonnummer van verdachte. Ook blijkt uit het onderzoek aan de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] dat er op zaterdag 5 juni 2022 tussen 09:32 en 09:39 uur meerdere keren op internet is gezocht op het resetten van een Motorola telefoon. Dit is een kwartier nadat verdachte en [medeverdachte] volgens het slachtoffer de woning hadden verlaten en zij op de camerabeelden van het pand op nummer [nummer] te zien zijn. De bij aangever weggenomen telefoon betrof een Motorola. De rechtbank stelt gelet op het vorenstaande vast dat het verdachte is geweest die de telefoon van aangever heeft weggenomen.
De stelling van de raadsvrouw dat het medeverdachte [medeverdachte] is geweest die de telefoon van aangever heeft meegenomen en de beschikking had over de telefoon van verdachte, volgt de rechtbank niet. De simkaart met het telefoonnummer van verdachte zat zeer kort na de diefstal in de telefoon van aangever en verdachte heeft hier geen aannemelijke verklaring voor gegeven.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair.
hij in de periode van 4 juni 2021 tot en met 5 juni 2021 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer]
  • meermalen in zijn gezicht en tegen zijn hoofd en zijn lichaam heeft geslagen, en
  • meermalen tegen diens hoofd en zijn ribben, heeft geschopt, en
  • de keel van die [slachtoffer] dicht heeft geknepen,
(waardoor die [slachtoffer] meermalen het bewustzijn heeft verloren), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 5 juni 2021 te Assen een telefoon, die geheel aan [slachtoffer] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair. poging doodslag
diefstal
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden (met aftrek van voorarrest) waarvan 15 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, indien de rechtbank tot een veroordeling komt, gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis. Daarnaast verzoekt de raadsvrouw om een voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met dien verstande om het innemen van medicijnen niet op te nemen als bijzondere voorwaarde.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over verdachte opgemaakte rapportages, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 29 oktober 2021 waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor zowel vermogens- als geweldsdelicten, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is in de nacht van 4 op 5 juni 2021 de woning van slachtoffer binnengegaan en heeft de keel van slachtoffer dichtgeknepen en hem geslagen en geschopt tegen zijn hoofd en lichaam. Verdachte heeft daarbij zoveel kracht gebruikt dat slachtoffer meermalen bewusteloos is geraakt en ernstig letsel heeft opgelopen. Slachtoffer had als gevolg hiervan kunnen overlijden. Het is niet aan het handelen van verdachte te danken dat dit gevolg niet is ingetreden. De rechtbank acht dit handelen van verdachte volstrekt ontoelaatbaar. Dat de gedragingen in de woning van slachtoffer hebben plaatsgevonden, een plek waar hij zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen, maakt een en ander nog ernstiger. Voorts is door een gewelddadig feit als het onderhavige de rechtsorde ernstig geschokt en brengt een dergelijk feit in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg. Na het uitoefenen van het geweld als voornoemd omschreven heeft verdachte de telefoon die aan slachtoffer toebehoorde weggenomen waardoor slachtoffer zelf telefonisch niet om hulp kon vragen. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Toerekenbaarheid
Anders dan de raadsvrouw ziet de rechtbank geen aanleiding om de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte is zowel door een psychiater als een psycholoog onderzocht. Naar aanleiding van deze onderzoeken is door H.T.J. Boerboom, psychiater en door L. Vermeulen, GZ-psycholoog, op 24 maart 2022, rapport uitgebracht.
Beide deskundigen komen tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met vermijdende en afhankelijke trekken. De persoonlijkheidsontwikkeling van betrokkene is beïnvloed door traumatische ervaringen in het verleden, acculturatie, de onveilige hechting, de identiteitsdiffuusheid, symbiose en later het middelengebruik, en heeft geleid tot een inadequate coping die hem op alle levensgebieden parten heeft gespeeld en heeft geleid tot maatschappelijke teloorgang. Verdachte is een ontkennende verdachte en daardoor is het niet mogelijk geweest een delictscenario op te stellen. Door de vele onbekende factoren is het niet mogelijk een doorwerking van de psychopathologie in de tenlastelegging (indien bewezen) te beschrijven en is het dus niet mogelijk een advies te geven over de mate van toerekening.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de hiervoor weergegeven conclusies in het Pro Justitia rapport, verdachte volledig toerekeningsvatbaar geacht dient te worden.
Daarnaast acht de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden noodzakelijk om het recidiverisico terug te dringen. Uit het reclasseringsrapport d.d. 29 april 2022 blijkt dat de reclassering zich ook geen helder beeld heeft kunnen vormen van wat verdachte heeft bewogen ten tijde van de tenlastelegging omdat verdachte ontkent. Het risicotaxatie-instrument OXREC geeft een hoge (algemene) kans op recidive weer en een hoog-gemiddelde kans op een geweldsdelict. De reclassering sluit zich hier vanuit hun professioneel oordeel op aan gezien het feit dat verdachte sinds 2019 steeds vaker in beeld komt en hierbij sprake is van (ernstige) geweldsdelicten. Eerdere toezichten van de reclassering zijn niet op gang gekomen vanwege nieuw delictgedrag. De reclassering adviseert derhalve om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden, zoals opgenomen in haar advies.
Gelet op bovenstaande, in het bijzonder de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, en gelet op de strafmaat in soortgelijke zaken acht de rechtbank het aangewezen verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, zoals bepleit door de verdediging, acht de rechtbank, niet passend gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden (met aftrek van voorarrest) waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden is. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals geadviseerd door de reclassering. Verdachte heeft ter terechtzitting ingestemd met die voorwaarden. Het voorwaardelijk strafdeel dient er toe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.210,- ter vergoeding van materiële schade, € 455,79 ter vergoeding van tandartskosten opgevoerd als immateriële schade en € 125,- proceskosten bestaande uit kosten voor het gebruik van openbaar vervoer, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd, deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Zij heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd met betrekking tot de vraag of de rechtbank gebruik zal maken van haar bevoegdheid tot het schatten van de immateriële schade gelet op het ontstane letsel bij de benadeelde partij.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel afgewezen dient te worden, gelet op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de gevorderde schade, ofwel geen rechtstreeks gevolg is van de ten laste gelegde feiten, ofwel onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, evenals de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de vordering tot schadevergoeding onvoldoende onderbouwd is. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de vordering niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

Parketnummer 18-111619-20
Bij onherroepelijk vonnis van 6 oktober 2020 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank NoordNederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 20 oktober 2020. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. De officier van justitie heeft bij vordering van 8 november 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Parketnummer 18-147707-19
Bij onherroepelijk vonnis van 11 november 2019 van de politierechter van de rechtbank NoordNederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een taakstraf voor de duur van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 25 november 2019. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. De officier van justitie heeft bij vordering van 8 november 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tenuitvoerlegging gevorderd van beide voorwaardelijke veroordelingen. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat de voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren, opgelegd onder parketnummer 18-147707-19, omgezet dient te worden in 10 dagen vervangende hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging afgewezen dienen te worden gelet op het volgende. Vorige reclasseringstoezichten zijn niet van de grond gekomen vanwege omstandigheden die niet aan verdachte zijn toe te rekenen en het is wenselijk dat bij een veroordeling de behandeling van verdachte snel zal starten.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18-111619-20
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbaar feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Parketnummer 18-147707-19
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering echter afwijzen. Daartoe overweegt de rechtbank dat de gevorderde tenuitvoerlegging in geen verhouding staat tot het bewezen verklaarde feit en de straf die in deze zaak aan verdachte wordt opgelegd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 287, 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf van 30 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 15 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden, dat:
de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan hetnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d,tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat:
de veroordeelde zich na uitnodiging meldt bij de Reclassering Midden-Noord Nederland op de doorhen aangegeven tijdstip en locatie(s). Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak, zolang en waar de reclassering dat nodig vindt. Dit kan ook huisbezoeken inhouden. Veroordeelde volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden voor zover niet reeds in andere voorwaarden benoemd. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd waar veroordeelde aan zal werken deze te behalen;
de veroordeelde zich laat opnemen in [instelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen doorde justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zodra de opnamedatum bekend is. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
de veroordeelde geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurtmet urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Beide controles kunnen zowel aangekondigde als niet aangekondigde controles betreffen;
4. de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [slachtoffer]
(aangever) en met [medeverdachte] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op dit verbod;
5. de veroordeelde meewerkt, indien van toepassing, aan het aflossen van zijn schulden en hettreffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
6. de veroordeelde zich in zet bij het vinden en behouden van dagbesteding in de vorm van(vrijwilligers) werk, en accepteert zo nodig hulp hierbij.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Benadeelde partij

Verklaart de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij zijn eigen proceskosten draagt.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.147707-19:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 6 oktober 2020, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.111619-20:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 11 november 2019.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. M.W. ten Brinke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 mei 2022.
Mr. M. van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Uit het naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal op pagina 65 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021146937 d.d. 14 juli 2021, inhoudend als relaas van verbalisant Zuiderveld volgt dat de aangifte is opgenomen op 7 juni 2021.
De rechtbank begrijpt uit het verhoor van aangever bij de rechter-commissaris dat aangever hiermee bedoeld: verdachte, [verdachte] .
De rechtbank begrijpt: 5 juni 2021.