ECLI:NL:RBNNE:2022:1802

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2559
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting door invoeren verkeerde parkeerzone in parkeerapp

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser, die eigenaar is van een Skoda Citigo, ontving een naheffingsaanslag van € 69,30 omdat zijn dochter op 25 maart 2021 per ongeluk een verkeerde parkeerzone had ingevoerd in de parkeerapp. De parkeercontrole vond plaats aan de Verlengde Visserstraat te Groningen, waar op dat moment parkeerbelasting verschuldigd was voor zone 3033. Eiser stelde dat zijn dochter wel degelijk parkeerbelasting had betaald, maar voor de onjuiste zone 3013. Hij betoogde dat deze vergissing niet voor haar rekening zou moeten komen.

De rechtbank oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor het invoeren van de juiste parkeerzone bij de gebruiker van de parkeerapp ligt. De dochter van eiser had moeten controleren of de ingevoerde zone overeenkwam met de zone waarin de auto geparkeerd stond. De rechtbank concludeerde dat de vergissing van de dochter voor haar eigen risico komt en dat er geen sprake is van een boete, maar van een naheffingsaanslag. De rechtbank baseerde haar oordeel op de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2021 van de gemeente Groningen, waaruit bleek dat de Verlengde Visserstraat onder een duurder tarief viel dan waarvoor de dochter had betaald.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/2559

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 7 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van het Noordelijk Belastingkantoor, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 10 april 2021 aan eiser een naheffingsaanslag opgelegd in de parkeerbelasting ten bedrage van € 69,30.
Bij uitspraak op bezwaar van 15 juli 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2022. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1.
Op 25 maart 2021 heeft verweerders tijdens een parkeercontrole omstreeks 13:47 uur vastgesteld dat een Skoda Citigo met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) was geparkeerd aan de Verlengde Visserstraat te Groningen. Dit kenteken staat op naam van eiser. Op deze locatie is op het hiervoor genoemde tijdstip parkeerbelasting verschuldigd.
1.2.
Tijdens de controle op de hiervoor genoemde datum, tijdstip en plaats is geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan voor de parkeerzone 3033 waarin de auto van eiser geparkeerd stond. Er was parkeerbelasting voldaan voor zone 3013 in plaats van zone 3033. Naar aanleiding van deze constatering is aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 69,30. (kosten: € 65,30, naheffing: € 4,00).
Geschil en beoordeling
2. In geschil is of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
3. Eiser stelt dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting ten onrechte is opgelegd. Eiser voert daartoe aan dat zijn dochter – die op 25 maart 2021 de auto mee naar school had – wel parkeerbelasting heeft betaald. Weliswaar voor de onjuiste parkeerzone doordat zij de onjuiste parkeerzone had ingetoetst in de parkeerapp, maar dat kan haar volgens eiser niet worden aangerekend. In de meeste gevallen komt namelijk na het parkeren de juiste parkeerzone in beeld in de parkeerapp. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft eiser gewezen op een schermprint van Parkmobile, waaruit volgens hem valt af te leiden dat op 25 maart 2021 voor de periode 12:47 tot en met 15:59 ter zake van de auto parkeerbelasting is voldaan.
4. Verweerder stelt dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd. Volgens verweerder is de gebruiker van de parkeerapp zelf verantwoordelijk voor het invoeren van de juiste parkeerzone in de parkeerapp. De dochter van eiser had dus moeten controleren of de parkeerzone waarin de auto stond geparkeerd, overeenkwam met de parkeerzone die de parkeerapp aangaf. De omstandigheid dat de dochter van eiser dit heeft verzuimd dient volgens verweerder dan ook voor eisers risico te komen.
5. De rechtbank merkt op dat uit artikel 4 van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2021 van de gemeente Groningen (de Verordening) en de daarbij behorende tarieventabel blijkt dat de Verlengde Visserstraat onder het gebied Westerhaven valt, waarvoor een uurtarief van € 4,- geldt. De dochter van eiser heeft in de parkeerapp parkeerbelasting betaald voor een andere parkeerzone (3013) met een uurtarief van € 2,40.
6. De rechtbank maakt uit het beroepschrift op dat de dochter van eiser per ongeluk een verkeerde parkeerzone heeft ingetoetst in de parkeerapp. Dit is een vergissing die naar het oordeel van de rechtbank voor haar rekening en risico komt. De rechtbank begrijpt dat eiser dit als een onredelijke uitkomst ervaart. Er is echter geen sprake van een boete, zoals eiser stelt, maar van een naheffingsaanslag parkeerbelasting (zie 1.2.). Dit betekent dat met persoonlijke omstandigheden, zoals in dit geval het ontbreken van enige opzet of schuld, geen rekening wordt gehouden. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Bontsema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.