ECLI:NL:RBNNE:2022:1805
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit de handel in leads
Op 7 juni 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 18/235738-21, waarin de rechtbank heeft geoordeeld over een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde, geboren in 1986 en niet ingeschreven in de basisregistratie personen, heeft wederrechtelijk verkregen voordeel genoten ter hoogte van € 318.050,63, afkomstig uit de handel in leads. De officier van justitie had op 13 april 2022 gevorderd dat de rechtbank dit bedrag zou vaststellen en de veroordeelde zou verplichten tot betaling aan de staat.
De behandeling van de vordering vond plaats op 16 mei 2022, waarbij de veroordeelde werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. H. de Jong. Het Openbaar Ministerie was vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van strafbare feiten, waaronder het voorhanden hebben van gegevens bestemd voor het plegen van misdrijven. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op een rapport van 30 november 2021, waarin de illegale herkomst van de in beslag genomen cryptovaluta en andere activa werd aangetoond.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de veroordeelde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de legale herkomst van de bedragen en heeft het verweer verworpen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de betalingsverplichting vastgesteld op € 318.050,63 en de duur van de gijzeling bepaald op maximaal 1080 dagen. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer van de Noordelijke Fraudekamer en is openbaar uitgesproken op 7 juni 2022.