ECLI:NL:RBNNE:2022:19

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
C/18/199667 / HA ZA 20-141
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van een buitengerechtelijk ontbonden koopovereenkomst activa met betrekking tot Apothekersgroep Groningen B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], directeur-grootaandeelhouder van [eiser] Holding B.V., en Apothekersgroep Groningen B.V. en PAN-AG B.V. De zaak betreft de afwikkeling van een buitengerechtelijk ontbonden koopovereenkomst van een apotheek. De koopovereenkomst, die op 25 april 2014 tot stand kwam, werd ontbonden door Apothekersgroep Groningen c.s. op 27 juni 2014, waarna [eiser] aanspraak maakte op schadevergoeding en vergoeding van kosten die hij had gemaakt in verband met de apotheek. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen, onder meer omdat hij niet had aangetoond dat Apothekersgroep Groningen c.s. onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de ongedaanmakingsverplichting door Apothekersgroep Groningen c.s. was nagekomen door de apotheek en de inventaris op 4 januari 2016 terug te geven. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van [eiser] niet toewijsbaar waren, omdat hij geen vorderingsrecht had op basis van de akte van cessie en omdat de gestelde schade onvoldoende was onderbouwd. De proceskosten werden aan [eiser] opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/199667 / HA ZA 20-141
Vonnis van 19 januari 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te Groningen,
eiser,
advocaat mr. E.T. van Dalen te Groningen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APOTHEKERSGROEP GRONINGEN B.V.,
gevestigd te Groningen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PAN-AG B.V.,
gevestigd te Groningen,
gedaagden,
advocaat mr. T.F. de Jong te Groningen.
Partijen zullen hierna [eiser] en Apothekersgroep Groningen c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 mei 2021
  • de akte wijziging van eis van [eiser] van 30 november 2021 waarbij tevens de producties 8 tot en met 13 in het geding zijn gebracht
  • de mondelinge behandeling van 7 december 2021 en het proces-verbaal van die zitting.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is directeur-grootaandeelhouder van de besloten vennootschap [eiser] Holding B.V. (hierna: de holding). De holding houdt de aandelen in de besloten vennootschap [eiser] Beheer en Exploitatie B.V. (hierna: [eiser] Beheer en Exploitatie).
2.2.
Apothekersgroep Groningen c.s. exploiteren gezamenlijk een aantal apotheken in Groningen.
2.3.
De besloten vennootschap Apotheek Musselkanaal B.V. (hierna: Apotheek Musselkanaal) was de exploitant van een apotheek te Musselkanaal aan de [adres 1] . [eiser] was indirect bestuurder van Apotheek Musselkanaal en tweede apotheker van de apotheek.
2.4.
Verhuurder van het pand aan de [adres 1] was [eiser] Beheer en Exploitatie.
2.5.
Op 25 april 2014 is een koopovereenkomst tot stand gekomen inhoudende de verkoop van de apotheek aan de [adres 1] door Apotheek Musselkanaal aan Apothekersgroep Groningen c.s. voor een koopprijs van € 1.378.040,00. In de koopovereenkomst is opgenomen dat een bedrag van € 800.000,00 op 1 mei 2014 zou worden betaald en de restantsom van € 578.040,00 zou worden omgezet in een geldlening met een looptijd van maximaal vijf maanden.
2.6.
In de koopovereenkomst van 25 april 2014 is (verder) onder meer het volgende
opgenomen:
"(…)
II CONSIDERANS
(…)
(D) Koper en Verkoper wensen de uitvoering van deze overeenkomst afhankelijk te maken van het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak waarin de Apotheek thans wordt geëxploiteerd en die in eigendom toebehoort aan [eiser] Beheer en Exploitatie
(...)
Artikel 2 - Opschortende voorwaarden voor Overdracht
2.1
De overdracht door verkoper aan koper op grond van deze koopovereenkomst zal zijn opgeschort, totdat de Koopprijs zal zijn voldaan overeenkomstig artikel 3.4 (hierna te noemen: "de Opschortende voorwaarde ").
Voorts zal Koper gerechtigd zijn zijn medewerking aan de Overdracht en de betaling van de Koopprijs geheel of gedeeltelijk op te schorten, totdat zal zijn voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de medewerking van de contractuele wederpartijen voor de contractoverneming als bedoeld in artikel 6:159 BW van de Contracten als vermeld op Bijlage 2 zal bij voorbaat schriftelijk en zonder voorbehoud zijn verstrekt:
b. tussen Koper en [eiser] Beheer en Exploitatie zal een huurovereenkomst zijn ondertekend ten aanzien van de onroerende zaak waarin de Apotheek wordt geëxploiteerd - aan de [adres 1] te Musselkanaal - overeenkomstig het concept dat als Bijlage 3 aan deze Koopovereenkomst is gehecht. [eiser] Beheer en Exploitatie zal zich voorzien van schriftelijke toestemming van de hypotheekhouder, de Abn Amro Bank NV, als bedoeld in de hypotheekakte van 19 september 2011 onder het kopje 'Huurbeding ", waaruit de onvoorwaardelijke toestemming van de hypotheekhouder blijkt tot het aangaan van deze huurovereenkomst en zal deze verklaring aan Koper ter beschikking stellen;
c. Verkoper zal zich voorzien van een schriftelijke verklaring van alle partijen, waaronder haar financier(s), dat zij onvoorwaardelijk afstand doen van alle pandrechten die rusten op de over te dragen Activa en zal deze verklaring(en) aan Koper ter beschikking stellen. [eiser] Beheer en Exploitatie zal zich voorzien van een schriftelijke verklaring van de hypotheekgever, de Abn Amro Bank NV, dat zij onvoorwaardelijk afstand doet van het pandrecht dat zij op grond van de hypotheekakte van 19 september 2011 heeft of mocht hebben op de roerende zaken die zich in de onroerend zaak bevinden waarin de apotheek wordt geëxploiteerd.
2.2
Partijen zullen zich inspannen om te bewerkstelligen dat de in artikel 2.1. opgenomen voorwaarden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op 1 mei 2014 zullen zijn vervuld.
(…)”
2.7.
De feitelijke overdracht van de apotheek aan Apothekersgroep Groningen c.s. heeft op 1 mei 2014 plaatsgevonden. Op die datum heeft [eiser] de vennootschap Apotheek Musselkanaal ontbonden wegens gebrek aan baten. Vanaf dat moment was deze vennootschap derhalve 'in liquidatie'.
2.8.
[naam 1] is één van de leveranciers van de apotheek en heeft voor en na 1 mei 2014 medicijnen geleverd onder eigendomsvoorbehoud.
2.9.
Bij brief van 19 juni 2014 heeft Apothekersgroep Groningen c.s. het volgende meegedeeld aan [eiser] :
"U stelt dat de "hobbels " zijn weggenomen. Dat is echter geenszins het geval. Wij hebben contact gezocht met de bank naar aanleiding van de wens dat we goed willen hebben vastgelegd dat de bank de zekerheden vrijgeeft en dat het huurbeding uit de hypotheekakte vervalt (zie bijgaande correspondentie met de bank). Verder hebben wij aangegeven dat wij op grond van de overeenkomst recht hebben op de onbezwaarde activa. (...)
Wij staan nu bloot aan het risico dat als niet snel een oplossing wordt bereikt die voldoet aan de bepalingen uit de koopovereenkomst, schuldeisers (waaronder in het bijzonder ook [naam 1] ongeduldig gaan worden. Daarbij is het niet louter denkbeeldig dat er zal worden overgegaan tot het inroepen van het eigendomsvoorbehoud of zelfs wordt overgegaan tot een faillissementsaanvraag. Dat risico kunnen wij niet (langer) accepteren. Wij overwegen daarom de koop wegens niet nakoming te ontbinden. Daarbij zullen wij aanspraak maken op een schadevergoeding wegens de inmiddels gemaakte kosten. Om deze reden stellen wij u hierbij in gebreke met betrekking tot de nakoming van de verplichting tot levering van het actief vrij van rechten van derden. Tevens stellen wij u in gebreke met betrekking tot de nakoming van de verplichting tot levering tot het sluiten van een huurovereenkomst waarbij het huurbeding van de bank niet langer van kracht is. Wij geven u vanaf heden vijf werkdagen de tijd om alsnog volledig na te komen, dat wil zeggen tot uiterlijk donderdag 26 juni as 17:00 uur. (...)"
2.10.
Apothekersgroep Groningen c.s. heeft Apotheek Musselkanaal bij brief van 19 juni 2014 in gebreke gesteld met betrekking tot de nakoming van de verplichting tot levering van het actief, vrij van rechten van derden, alsmede met betrekking tot de nakoming van de verplichting tot het sluiten van een huurovereenkomst waarbij het huurbeding van de bank niet langer van kracht is.
2.11.
Apotheek Musselkanaal heeft op haar beurt bij brief van 23 juni 2014 een ingebrekestelling aan Apothekersgroep Groningen c.s. gestuurd in verband met de openstaande huurtermijnen en betaling van de eerste tranche van de koopsom.
2.12.
Bij brief van 27 juni 2014 heeft Apothekersgroep Groningen c.s. de koopovereenkomst ontbonden.
2.13.
Apotheek Musselkanaal heeft Apothekersgroep Groningen c.s. en haar vennoten op 11 juli 2014 gedagvaard voor de civiele rechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen en heeft betaling van de gehele koopsom gevorderd (zaaknummer/rolnummer C/18/150114 / HAZA 14-211). Bij vonnis van 27 mei 2015 heeft de rechtbank de vorderingen van Apotheek Musselkanaal afgewezen.
2.14.
Bij brief van 21 juli 2014 aan Apothekersgroep Groningen c.s. heeft [naam 1] onder dreiging van de uitoefening van het eigendomsvoorbehoud en het niet langer verstrekken van medicijnen, betaling door Apotheek Musselkanaal gevorderd van € 279.180,33 ter zake van levering medicijnen vóór 1 mei 2014. Apothekersgroep Groningen c.s. heeft daarvan € 78.348,87 (de waarde van de voorraden op 1 mei 2014) voldaan en dat deel van de vordering aan haar laten cederen.
2.15.
Apotheek Musselkanaal heeft per faxbericht van 2 september 2014 van haar raadsman het volgende medegedeeld aan de advocaat van Apothekersgroep Groningen c.s.:
"U heeft namens uw cliënten bij brief van 27 juni 2014 de overnameovereenkomst van 25 april 2014 buitengerechtelijk ontbonden en heeft daarin aanspraak gemaakt op medewerking van cliënten tot ongedaanmaking van de overname van de feitelijke exploitatie van de apotheek in Musselkanaal zoals die door uw cliënten op 1 mei 2014 ter hand is genomen.
Cliënten hebben aanvankelijk ingezet op zowel nakoming van de huurovereenkomst als de koopovereenkomst en op die beide stellingen zijn de beide procedures gebaseerd.
Er heeft zich evenwel een nieuwe ontwikkeling voorgedaan, in die zin dat zich een nieuwe koper bij cliënten heeft gemeld die bereid is om de exploitatie van de apotheek in Musselkanaal met onmiddellijke ingang over te nemen zonder daarbij het voorbehoud te maken dat door uw cliënten is gemaakt.
Dat betekent dat ik uw cliënten hierbij laat weten dat cliënten alsnog akkoord gaan met de buitengerechtelijke ontbinding van zowel de overnameovereenkomst van 25 april 2014 als de huur-gebruiksovereenkomst ter zake de apotheek in Musselkanaal.
Juridisch heeft dat tot gevolg dat daarmee beide overeenkomsten zijn ontbonden en op beide partijen rust derhalve de verplichting tot ongedaanmaking.
In de praktijk komt het er dus op neer dat uw cliënten op de kortst mogelijke termijn de apotheek Musselkanaal moet ontruimen zodat cliënten de apotheek kan verkopen aan de nieuwe koper.
Gaarne verneem ik binnen twee dagen na heden van u of uw cliënten daartoe bereid zijn en zo ja, per welke datum zij dan de apotheek zullen ontruimen en weer ter beschikking van cliënten zullen stellen.
(...)"
2.16.
Apotheek Musselkanaal heeft Apothekersgroep Groningen c.s. in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter van deze rechtbank. In dat kort geding heeft Apotheek Musselkanaal het volgende gevorderd: 1) het ontruimen van [adres 1] te Musselkanaal door Apothekersgroep Groningen c.s., 2) het verbieden van Apothekersgroep Groningen c.s. tot het exploiteren van een apotheek in Musselkanaal en 3) het verbieden van het gebruik van patiëntenbestanden e.d. betrekking hebbend op Apotheek Musselkanaal. Bij vonnis van 22 september 2014 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen afgewezen.
2.17.
Op 4 januari 2016 heeft Apothekersgroep Groningen c.s. (de sleutels van) de apotheek ter beschikking gesteld aan Apotheek Musselkanaal/ [eiser] . Diezelfde dag heeft [naam 2] , gerechtsdeurwaarder te Emmen, op verzoek van [eiser] een proces-verbaal van constatering opgemaakt, waarin een beschrijving is gemaakt van de toestand van de apotheek. In het proces-verbaal van constatering staat, voor zover van belang:
"Op de balie stond een kassa, met een lege kassa lade.
(…)
Buiten staat een auto met kenteken: [kenteken 1] met reklame van Apotheek Musselkanaal erop."
2.18.
Op 13 september 2017 is Apotheek Musselkanaal failliet verklaard, met benoeming van mr. S. van Gessel tot curator (hierna: de curator).
2.19.
Door partijen is (incidenteel) appel ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank van 27 mei 2015. Bij arrest van 14 november 2017 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, samengevat geoordeeld dat de door Apothekersgroep Groningen c.s. ingeroepen buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst op 27 juni 2014 effect sorteert en dat het vonnis van de rechtbank van 25 mei 2015 wordt bekrachtigd. Verder is onder meer overwogen:
“- Positief contractsbelang
3.26
Apotheek Musselkanaal maakt op grond van artikel 6:277 althans 6:272 BW, althans het leerstuk van de redelijkheid en billijkheid en ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212 BW) subsidiair aanspraak op betaling van haar positieve contractsbelang (goodwill) tot een bedrag van € 1.225.000,-, te vermeerderen met rente. Het hof oordeelt daarover als volgt.
3.27
Artikel 2:277 BW biedt geen basis voor de vordering van Apotheek Musselkanaal, omdat zij de partij is wier tekortkoming grond voor ontbinding heeft opgeleverd.
3.28
Op grond van artikel 2:272 BW verplicht de ontbinding van de koopovereenkomst Apothekersgroep Groningen tot ongedaanmaking van de door Apotheek Musselkanaal verrichte prestatie. Sluit de aard van die prestatie uit dat zij ongedaan wordt gemaakt, dan treedt daarvoor ingevolge het eerste lid van dit artikel een vergoeding in de plaats ten belope van haar waarde op het tijdstip van de ontvangst. Op die bepaling is de vordering van Apotheek Musselkanaal naar het hof begrijpt gestoeld. Het gaat daarbij om het geheel van wat in de stukken niet nader wordt omschreven, maar naar gangbaar taalgebruik kan worden gedefinieerd als het in geld uitgedrukt niet-tastbaar vermogen van een onderneming, gelegen in het imago, klantenbestand, de kwaliteiten en de potentie van de onderneming. Goodwill is daarmee onlosmakelijk verbonden met de feitelijke uitoefening van die onderneming en kan dus, met die onderneming, in beginsel worden terug geleverd. Zonder nadere onderbouwing - die ontbreekt - valt niet in te zien dat een vordering tot betaling van goodwill desondanks op artikel 2:272 lid 1 BW kan worden gebaseerd.
3.29
Het leerstuk van de redelijkheid en billijkheid vormt geen zelfstandige bron van verbintenissen, en is reeds om die reden als onderbouwing van de vordering ongeschikt.
3.3
Wat het beroep op het leerstuk van de ongerechtvaardigde verrijking betreft: de enkele stelling dat Apotheek Musselkanaal tot een bedrag van € 1.250.000,- is 'verarmd (goodwill kwijtgeraakt)' en Apothekersgroep Groningen is 'verrijkt (goodwill verkregen)' volstaat niet ter onderbouwing van een geldvordering ten belope van dat bedrag - ook niet in deze bijzondere casus.”
2.20.
Bij akte van cessie van 15 mei 2019 heeft de curator eventuele vorderingen aan [eiser] , [eiser] Exploitatie en Beheer en de holding gecedeerd. In deze akte staat, voor zover relevant:
IN AANMERKING NEMENDE:
(…)
2. dat de gefailleerde vennootschap in de visie van [eiser] c.s. wellicht aanspraak kan maken op schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen dan wel wanprestatie door ABN AMRO Bank N.V., zulks in verband met de handelwijze en besluitvorming van de bank rondom de verkoop van de onderneming van Apotheek Musselkanaal B.V. aan Apothekersgroep Groningen V.o.F.;
3. dat de gefailleerde vennootschap in de visie van [eiser] c.s. wellicht aanspraak kan maken op schadevergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking of onrechtmatig handelen door Apothekersgroep Groningen V.o.F. en haar (voormalige) vennoten, zulks in verband met de verkrijging van activa en activiteiten van Apotheek Musselkanaal B.V. door Apothekersgroep Groningen V.o.F.;
4. dat de Curator het instellen van een vordering tegen ABN AMRO Bank N.V. en/of Apothekersgroep Groningen V.o.F. en haar (voormalige) vennoten niet in het belang van de faillissementsboedel c.q. de gezamenlijke crediteuren acht;
(…)
KOMEN OVEREEN ALS VOLGT:
1.
De Curator draagt bij deze haar hierboven in de considerans omschreven vorderingen op ABN AMRO Bank N.V. en op Apothekersgroep Groningen V.o.F. en haar (voormalige) vennoten over aan [eiser] , welke overdracht [eiser] bij deze aanvaardt (…)”

3.De gewijzigde vordering en het standpunt van [eiser]

3.1.
Na de wijziging van eis vordert [eiser] de veroordeling van Apothekersgroep Groningen c.s. tot betaling van een bedrag van € 206.942,30 welk bedrag volgens hem dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW primair met als ingangsdatum 1 mei 2014 en subsidiair 24 juni 2019 en meer subsidiair de datum van de dagvaarding (12 juni 2020), met veroordeling van Apothekersgroep Groningen c.s. in de kosten van deze procedure waaronder het nasalaris.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag - samengevat - dat de buitengerechtelijke ontbinding door Apothekersgroep Groningen c.s. op 27 juni 2014 tot gevolg heeft dat er op partijen een ongedaanmakingsverplichting rust. Wanneer de aard van de verplichting evenwel uitsluit dat zij ongedaan kan worden gemaakt, treedt daarvoor een vergoeding in de plaats. [eiser] vordert dat Apothekersgroep Groningen c.s. op grond van artikel 6:269 jo. 6:272 lid 1 BW de waarde van de destijds door Apotheek Musselkanaal aan Apothekersgroep Groningen c.s. geleverde prestatie betaalt. Met betrekking tot de bedrijfsauto stelt [eiser] dat Apothekersgroep Groningen c.s. de lasten die [eiser] in de periode van 1 mei 2014 tot 4 januari 2016 daarvoor heeft moeten voldoen, dient te vergoeden. [eiser] begroot deze kosten op € 6.540,00. De overige inventaris van de apotheek is gedurende dezelfde periode als de auto door Apothekersgroep Groningen c.s. gebruikt. De waarde van de inventaris bedroeg op 1 mei 2014 € 62.000,00. Volgens [eiser] dient Apothekersgroep Groningen c.s. de afschrijving ad € 26.655,56 te voldoen. Met betrekking tot de misgelopen managementfees stelt [eiser] dat Apothekersgroep Groningen c.s., nadat zij de koopovereenkomst op 27 juni 2014 met succes had ontbonden, de apotheek terstond aan [eiser] had moeten terugleveren. In dat geval had [eiser] aanspraak kunnen maken op een managementfee. Apothekersgroep Groningen c.s. heeft evenwel nagelaten aan haar ongedaanmakingsverplichting te voldoen hetgeen volgens [eiser] als onrechtmatig jegens hem dient te worden gekwalificeerd. Door dit onrechtmatig handelen, is [eiser] een managementfee misgelopen van € 150.000,00 welk bedrag als schadevergoeding door Apothekersgroep Groningen c.s. aan hem dient te worden voldaan. Tot slot stelt [eiser] aanspraak te kunnen maken op een vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.

4.Het verweer van Apothekersgroep Groningen c.s.

4.1.
Apothekersgroep Groningen c.s. concludeert tot het niet-ontvankelijk verklaren van [eiser] in zijn vorderingen dan wel dat deze vorderingen worden afgewezen waarbij [eiser] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, uitvoerbaar bij voorraad.
4.2.
Als verweer voert Apothekersgroep Groningen c.s. primair aan dat [eiser] geen vorderingsrecht heeft. [eiser] stoelt zijn vordering op artikel 6:272 BW. Een dergelijke vordering heeft [eiser] door de cessie evenwel niet verkregen. Ook op andere gronden komt hem een dergelijke vordering niet toe, aldus Apothekersgroep Groningen c.s. Alleen de failliete Apotheek Musselkanaal had een dergelijke vordering in kunnen stellen. Voorts voert Apothekersgroep Groningen c.s. aan dat het hof in zijn arrest van 14 november 2017 een vergoeding van de waarde op grond van artikel 6:272 BW heeft afgewezen. In dit oordeel zijn volgens Apothekersgroep Groningen c.s. ook de roerende zaken begrepen. In het licht van het gehele feitencomplex zoals dat tussen partijen bestond na ontbinding, heeft het hof met gezag van gewijsde afwijzend geoordeeld. Volgens
4.3.
Subsidiair voert Apothekersgroep Groningen c.s. aan dat de door [eiser] gestelde (schade)posten onvoldoende zijn onderbouwd. Voor zover enig bedrag toewijsbaar is, beroept Apothekersgroep Groningen c.s. c.s. zich uitdrukkelijk op verrekening met haar vordering op Apotheek Musselkanaal met betrekking tot hetgeen is betaald aan [naam 1] (€ 78.348,87). Met betrekking tot de gestelde onrechtmatige daad voert Apothekersgroep Groningen c.s. aan dat Apotheek Musselkanaal geen medewerking heeft verleend aan ongedaanmaking zodat het tot 4 januari 2016 heeft moeten duren voordat de (on)roerende zaken weer aan Apotheek Musselkanaal ter beschikking konden worden gesteld. Apothekersgroep Groningen c.s. kon en mocht de zorg voor patiënten en belangen van het personeel niet in de verdrukking laten komen. Door schuldeisersverzuim aan de zijde van Apotheek Musselkanaal is het tijdsverloop tot 4 januari 2016 en zijn gevolgen, voor rekening en risico van Apotheek Musselkanaal. Apothekersgroep Groningen c.s. heeft geen enkele norm geschonden.

5.Het oordeel van de rechtbank

De eiswijziging is toelaatbaar

5.1.
Tegen de eiswijziging van [eiser] is als zodanig geen bezwaar gemaakt, en ook ambtshalve ziet de rechtbank daartegen geen processuele bezwaren. Voor de beoordeling zal daarom worden uitgegaan van de gewijzigde eis.
De vordering van [eiser] is door de curator aan hem gecedeerd
5.2.
Als eerste ligt ter beoordeling voor of [eiser] op grond van de akte van cessie tussen hem en de curator in dezen een vorderingsrecht heeft. De rechtbank sluit ter beoordeling van dit punt aan bij de uitspraak van de Hoge Raad van 22 november 2019 [1] . In dat arrest stond de vraag centraal of een vordering, die niet was opgenomen in de pandakte, stil was verpand. De Hoge Raad overweegt in dat kader dat bij uitleg van de pandakte het aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Een van die uitleg te onderscheiden en zelfstandig te beoordelen vraag is, zo gaat de Hoge Raad verder, of is voldaan aan het uit artikel 3:84 lid 2 in verbinding met artikel 3:98 BW voortvloeiende vereiste dat de pandakte ten tijde van de verpanding de te verpanden vordering in voldoende mate bepaalt. Aan dit bepaaldheidsvereiste is volgens vaste rechtspraak voldaan als de pandakte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat.
5.3.
Deze maatstaf leent zich naar het oordeel van de rechtbank ook voor toepassing op (de geldigheid en uitleg van) een akte van cessie. Naar het oordeel van de rechtbank is in de akte van cessie van 15 mei 2019 voldoende bepaald dat ook de onderhavige vordering van [eiser] door de curator aan hem is gecedeerd. Hiertoe wordt het volgende overwogen. Weliswaar is in de akte van cessie opgenomen dat de vorderingen van Apotheek Musselkanaal voortvloeiende uit onrechtvaardigde verrijking dan wel onrechtmatig handelen door Apothekergroep Groningen c.s. zijn gecedeerd, maar daarbij is ook de slotzin van belang. Hieruit begrijpt de rechtbank dat de curator en [eiser] beoogd hebben om vorderingsrechten "in verband met de verkrijging van activa en activiteiten van Apotheek Musselkanaal Apothekersgroep Groningen V.o.F." aan [eiser] over te dragen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat door de curator in de akte is opgenomen dat zij zelf geen vorderingen jegens Apothekergroep Groningen c.s. zal instellen. De rechtbank oordeelt dan ook dat [eiser] op grond van de akte van cessie tussen hem en de curator in dezen een vorderingsrecht heeft.
Het hof heeft niet met gezag van gewijsde over onderhavige vordering geoordeeld
5.4.
Ook het verweer van Apothekergroep Groningen c.s. dat het hof met gezag van gewijsde al een oordeel heeft gegeven over onderhavige vordering gegrond op artikel 6:272 BW volgt de rechtbank niet. In het arrest van 14 november 2019 heeft het hof in r.o. 3.28 (zoals onder r.o. 2.19 is opgenomen) in algemene termen overwogen dat niet valt in te zien dat een vordering tot betaling van goodwill kan worden gebaseerd op artikel 6:272 BW (het hof schrijft 2:272 BW maar de rechtbank begrijpt dat wordt bedoeld 6:272 BW). In die overweging (noch elders in het arrest) heeft het hof echter vastgesteld dat de apotheek is teruggeleverd aan [eiser] en door Apothekersgroep Groningen c.s. is ontruimd. Hiermee heeft het hof kennelijk geen rekening gehouden. In de bewuste overweging ligt veeleer impliciet besloten dat er nog een onderneming teruggeleverd moet worden. Dat betekent dat het hof, naar het oordeel van de rechtbank, geen inhoudelijk oordeel heeft gegeven over deze specifieke rechtsverhouding en de daaruit voorvloeiende vordering van [eiser] . Tegen die achtergrond is daarover dan ook niet met gezag van gewijsde beslist. Dit betekent dat de vordering van [eiser] thans integraal ter beoordeling voorligt.
De door [eiser] gevorderde waardevergoeding
5.5.
[eiser] vordert op grond van artikel 6:269 jo. 6:272 lid 1 BW de waarde van de door Apotheek Musselkanaal aan Apothekersgroep Groningen c.s. geleverde prestatie. Volgens [eiser] is, gelet op de aard van de geleverde prestatie door Apotheek Musselkanaal, ongedaanmaking niet mogelijk om welke reden de waarde daarvan door Apothekersgroep Groningen c.s. moet worden vergoed. [eiser] stelt dat een vergoeding betaald moet worden voor de waardevermindering van de inventaris van de apotheek, de doorgelopen kosten voor de bedrijfsauto, de bij de levering aanwezige kasgelden en vooruitbetaalde posten voor het jaar 2014. De rechtbank gaat hierna op deze afzonderlijke posten in.
De inventaris
5.6.
Bij de koop van de apotheek en de levering daarvan op 1 mei 2014 is de volledige inventaris door Apotheek Musselkanaal aan Apothekersgroep Groningen c.s. geleverd. Naar aanleiding van de buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst, heeft Apothekersgroep Groningen c.s. door middel van het op 4 januari 2016 terugleveren van de apotheek en bijbehorende inventaris aan haar ongedaanmakingsverplichting (ex artikel 6:271 BW) voldaan. [eiser] stelt evenwel dat er door het gebruik van de inventaris en het tijdsverloop een waardevermindering is ontstaan. De rechtbank volgt [eiser] daar niet in om de volgende reden. Op grond van artikel 7:10 lid 3 BW blijft het risico voor de zaak, als de koper op goede gronden de ontbinding van de koopovereenkomst heeft ingeroepen zoals thans aan de orde is, rusten bij de verkoper. Volgens lid 4 van laatstgenoemd artikel geldt dat ook voor het tenietgaan van de zaak of de achteruitgang daarvan door toedoen van de koper. De koper moet echter wel van het ogenblik af dat hij redelijkerwijs rekening moet houden met het feit dat hij de zaak zal moeten teruggeven, als een zorgvuldig schuldenaar voor het behoud ervan zorgen. Door [eiser] is immers niets naar voren gebracht op grond waarvan geconcludeerd zou moeten worden dat Apothekersgroep Groningen c.s. niet als een zorgvuldig schuldenaar voor het behoud van de inventaris heeft gezorgd. Dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen.
De bedrijfsauto
5.7.
Voor de bedrijfsauto heeft hetzelfde te gelden als voor de inventaris. Deze auto is, blijkens het door de deurwaarder opgemaakte proces-verbaal van constatering, op 4 januari 2016 teruggegeven. Daarmee heeft Apothekersgroep Groningen c.s. aan haar ongedaanmakingsverplichting (ex artikel 6:271 BW) voldaan. Gesteld noch gebleken is dat Apothekersgroep Groningen c.s. niet als een zorgvuldig schuldenaar voor het behoud van de auto heeft gezorgd. Dat zij gebruik heeft gemaakt van de auto, zonder dat de lasten tussen 1 mei 2014 en 4 januari 2016 voor haar rekening zijn gekomen, is een omstandigheid die voor rekening en risico komt van de verkoper, in dit geval Apotheek Musselkanaal. Ook op dit punt komt [eiser] daarom geen vordering toe.
Het kasgeld
5.8.
Vaststaat dat bij de levering van de apotheek een contant geldbedrag van € 834,00 in de kassa aanwezig was. Blijkens het door de deurwaarder opgemaakte procesverbaal van constatering was de kas op 4 januari 2016 leeg. Dit geld dient, gelet op het bepaalde in artikel 6:271 BW, in beginsel aan Apotheek Musselkanaal teruggegeven te worden.
5.9.
Apothekersgroep Groningen c.s. beroept zich echter, bij toewijzing van de vordering, op verrekening. Dit beroep slaagt. [eiser] heeft niet weersproken dat Apothekersgroep Groningen c.s. een bedrag van € 78.348,87 aan [naam 1] heeft betaald ter zake van de op 1 mei 2014 aanwezige voorraad medicijnen die door [naam 1] onder eigendomsvoorbehoud aan Apotheek Musselkanaal was geleverd. [eiser] heeft ook niet weersproken dat dit bedrag door Apotheek Musselkanaal aan [naam 1] verschuldigd was. Tot slot is door [eiser] niet weersproken dat Apothekersgroep Groningen c.s. door cessie gerechtigde is geworden van de vordering van [naam 1] op Apotheek Musselkanaal.
5.10.
De conclusie is dat ook dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
Vooruitbetaalde posten
5.11.
Apothekersgroep Groningen c.s. heeft niet weersproken dat de contracten die Apotheek Musselkanaal met derden had afgesloten door haar zijn overgenomen. Deze contracten zijn (en konden) als zodanig niet door haar teruggeleverd in het kader van de ongedaanmakingsverplichting.
5.12.
De kosten die door [eiser] zijn vooruitbetaald voor de periode dat Apothekersgroep Groningen c.s. de apotheek exploiteerde, maken op grond van artikel 3.2 van de koopovereenkomst deel uit van de koop en verkoop van de activa van Apotheek Musselkanaal. Apothekersgroep Groningen c.s. heeft niet weersproken dat deze kosten nimmer zijn vergoed of verrekend. Van ongedaanmaking is op dit punt geen sprake geweest zodat de waarde van de vooruitbetaling door [eiser] dient te worden vergoed. Apothekersgroep Groningen c.s. heeft vanaf 1 mei 2014 voordeel gehad van de vooruitbetaling zodat 2/3e deel van de waarde dient te worden vergoed (€ 13.281,18).
5.13.
Met betrekking tot dit punt beroept Apothekersgroep Groningen c.s. zich, als de vordering toewijsbaar is, ook op verrekening. Onder verwijzing naar r.o. 5.10 wordt ook hier het beroep op verrekening gehonoreerd, zodat [eiser] ter zake niets meer te vorderen heeft.
De managementfee
5.14.
Na wijziging van eis, stelt [eiser] dat Apothekersgroep Groningen c.s. een bedrag van € 150.000,00 aan hem dient te voldoen omdat zij onrechtmatig jegens [eiser] zou hebben gehandeld. Daartoe stelt [eiser] dat Apothekersgroep Groningen c.s. nagelaten heeft de feitelijke ongedaanmaking van de koopovereenkomst terstond na de buitengerechtelijke ontbinding uit te voeren en dat de sleutels niet terstond zijn teruggegeven. Ook al is [eiser] geen partij bij de koopovereenkomst, dit handelen kwalificeert volgens [eiser] als onrechtmatig jegens hem.
5.15.
De rechtbank oordeelt dat [eiser] niet heeft gesteld en evenmin heeft onderbouwd dat Apothekersgroep Groningen c.s., gelet op het feitencomplex dat hij daaraan ten grondslag legt, onrechtmatig jegens Apotheek Musselkanaal heeft gehandeld. Evenmin is gebleken dat er sprake is van wanprestatie in de verhouding tussen Apothekersgroep Groningen c.s. en Apotheek Musselkanaal. Zoals door [eiser] ook al zelf naar voren is gebracht, is van een rechtstreekse verbintenis tussen hem en Apothekersgroep Groningen c.s. geen sprake geweest. Om een onrechtmatige daad van Apothekersgroep Groningen c.s. aan [eiser] vast te kunnen stellen, zijn er dan ook bijkomende omstandigheden vereist om het enkele niet terstond terugleveren van de apotheek onrechtmatig te doen zijn. Door [eiser] is in dat kader niets naar voren gebracht. Dit houdt in dat ook de vordering ter zake van de managementfee zal worden afgewezen.
De slotsom
5.16.
Omdat alle vorderingen in hoofdsom zullen worden afgewezen, delen ook de nevenvorderingen van [eiser] dit lot.
De proceskostenveroordeling
5.17.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Apothekersgroep Groningen c.s. worden vastgesteld op:
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat
7.473,00(3,0 punten × tarief € 2.491,00)
Totaal € 11.604,00.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Apothekersgroep Groningen c.s. tot op heden vastgesteld op € 11.604,00,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Sanna en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2022. [2]

Voetnoten

2.type: 593/eh