3.14.Omdat ook wat verder is aangevoerd er niet toe kan leiden dat de besluiten niet in stand kunnen blijven, is het beroep ongegrond.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Dijkstra, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage
Toepasselijk wettelijk kader
Wegenverkeerswet 1994 (WvW)
Artikel 130, eerste lid van de WVW 1994 luidt als volgt:
1. Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
Artikel 131, eerste lid van de WVW 1994 luidt als volgt:
1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen, respectievelijk tot:
a. oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid, of
b. een onderzoek naar de rijvaardigheid of de geschiktheid.
Het besluit wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de mededeling, genomen.
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Bijlage 1, deel B (Geschiktheid), onder I (Lichamelijke geschiktheid) luidt als volgt:
a. bewusteloosheid of stoornis in het bewustzijn;
b. wegraking / black-out;
c. hevige duizeligheid;
d. evenwichtsstoornis;
e. coördinatiestoornis, ongecontroleerde bewegingen;
f. stoornis in het gebruik van één of meer ledematen;
g. duidelijk verminderd gezichtsvermogen;
h. betrokkene verklaart geneesmiddelen te hebben ingenomen die, al dan niet in combinatie met alcohol, de rijvaardigheid beïnvloeden;
i. lichamelijk gebrek of functieverlies terwijl op het rijbewijs niet is vermeld dat betrokkene slechts:
– een motorrijtuig mag besturen dat aan bijzondere eisen voldoet die zijn gericht op dat gebrek of functieverlies;
– een motorrijtuig mag besturen onder gebruikmaking van kunst- of hulpstukken;
j. uit een medische verklaring blijkt van sterke aanwijzingen voor een verhoogd risico op een situatie als bedoeld onder a tot en met i
Regeling eisen geschiktheid 2000
Paragraaf 7.6.3 (TIA en beroerte), onder a (groep 1) van de Bijlage behorende bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 luidt als volgt:
7.6.3.TIA en beroerte
a.groep 1: Personen met TIA of een beroerte, die niet het gevolg is van een misvorming van de hersenvaten, zijn gedurende twee weken na het ontstaan van de uitvalsverschijnselen ongeschikt voor rijbewijzen van groep 1.
Bestaat er na twee weken geen met de geschiktheid interfererende lichamelijke of geestelijke functiestoornis, dan kunnen zij op basis van de door de keurend arts ingevulde beroertevragenlijst geschikt worden verklaard voor rijbewijzen van groep 1 zonder termijnbeperking. Voorwaarde is dat zij adequaat worden behandeld met de geëigende therapie.
Bestaat er na twee weken een vermoeden van een met de geschiktheid interfererende lichamelijke of geestelijke functiestoornis, dan blijven zij ongeschikt voor rijbewijzen van groep 1 tot drie maanden na het ontstaan van de uitvalsverschijnselen. Na die termijn is een specialistisch rapport vereist, opgesteld door een neuroloog of een revalidatiearts.
Voor de beoordeling van de geschiktheid is tevens een rijtest met een deskundige op het gebied van de praktische geschiktheid van het CBR vereist. Het CBR heeft voor de rijtest een uitvoerig protocol. Bij met de geschiktheid interfererende lichamelijke of geestelijke functiestoornis en een positieve rijtest is de maximale geschiktheidstermijn vijf jaar.