In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het Instituut Mijnbouwschade Groningen over de hoogte van de schadevergoeding voor mijnbouwschade. Eiser had in eerdere besluiten een schadevergoeding van € 2.884,01 ontvangen, welke later werd verhoogd naar € 6.049,61 na een gedeeltelijke gegrondverklaring van zijn bezwaar. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarin de hoogte van de schadevergoeding ter discussie stond. Tijdens de zitting op 24 februari 2022 zijn zowel eiser als vertegenwoordigers van verweerder verschenen, en zijn deskundigen ingeschakeld om de schade te taxeren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de scheefstand van de muur niet in het bestreden besluit was beoordeeld, wat heeft geleid tot een onzorgvuldige besluitvorming. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit op dit punt gebrekkig was gemotiveerd en heeft het vernietigd. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de bevindingen in deze uitspraak. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de deskundigenadviezen van Verdoorn en andere deskundigen voldoende onderbouwing boden voor de conclusies over de schadeoorzaken, en dat het wettelijk bewijsvermoeden niet was weerlegd voor de meeste schadeposten. Eiser heeft recht op vergoeding van proceskosten en het griffierecht, dat door verweerder moet worden vergoed.