In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, eigenaar van een woning, en het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) over de afwijzing van een aanvraag voor een waardedalingsvergoeding. De eiser, die sinds 22 februari 2013 eigenaar is van de woning, stelde dat zijn woning geen waardedaling had ondervonden door aardbevingen, maar betwistte de uitkomst van de schadebegroting die door IMG was uitgevoerd. IMG had in eerdere besluiten, waaronder een primair besluit van 11 december 2020 en een bestreden besluit van 2 juni 2021, de aanvraag van eiser afgewezen, omdat er volgens hen geen significante bevingen waren geweest die de grenswaarde van 2,9 mm/s overschreden.
De rechtbank oordeelde dat IMG in zijn besluitvorming niet voldoende had onderbouwd welke bevingen in de berekening waren meegenomen, wat leidde tot een motiveringsgebrek. Hoewel de rechtbank het bestreden besluit vernietigde, werden de rechtsgevolgen in stand gelaten omdat IMG het gebrek in het verweerschrift had hersteld. De rechtbank oordeelde dat eiser recht had op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door IMG moesten worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering in bestuursrechtelijke besluitvorming en de noodzaak voor bestuursorganen om transparant te zijn over de gegevens die aan hun besluiten ten grondslag liggen.