ECLI:NL:RBNNE:2022:2295

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
6 juli 2022
Zaaknummer
LEE 21/2339 en LEE 21/2340
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag waardedalingsvergoeding na aardbeving voor woningseigenaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, eigenaren van een woning, en het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG). De eisers hadden een aanvraag ingediend voor een waardedalingsvergoeding als gevolg van de aardbeving op 16 augustus 2012, maar deze aanvraag werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eisers pas na de aardbeving eigenaar van de woning waren geworden, namelijk op 14 oktober 2014, en dat er sindsdien geen significante bevingen met een grondsnelheid van minimaal 2,9 mm/s hadden plaatsgevonden. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het IMG hadden moeten dwingen om van het beleid af te wijken.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen. De eisers stelden dat zij bij de aankoop van de woning niet op de hoogte waren van de aardbevingsrisico's en dat dit geen rol speelde bij hun beslissing om de woning te kopen. De rechtbank merkte op dat de waardedaling van de woning niet alleen afhankelijk is van fysieke schade, maar ook van het algemene imago-effect van de aardbevingen. De rechtbank concludeerde dat de waardedaling niet was aangetoond en dat er geen grond was voor vergoeding.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eisers ongegrond en wees de aanvraag voor de waardedalingsvergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van eigenaarschap op de peildatum en de toepassing van de methode van Atlas voor gemeenten bij het bepalen van waardedaling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 21/2339 en 21/2340

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2022 in de zaak tussen

[namen] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. F.K. de Jong- van Wijk),
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder

(gemachtigden: mr. M.J.W. Timmer en mr. L.A. Jager).

Procesverloop

In de besluiten van 10 januari 2021 (primair besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers om vergoeding van waardedaling als gevolg van mijnbouw afgewezen.
In de besluiten van 10 juni 2021 (bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 25 november 2021 een verweerschrift ingediend.
Eisers hebben op 29 november 2021 schriftelijk gereageerd op het verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2021 op zitting behandeld. Eiser [naam] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
De waardedaling die in geding is, betreft de woning met het [adres] , [postcode] (de woning). Eisers zijn sinds 14 oktober 2014 eigenaar van de woning.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eisers op 16 augustus 2012, ten tijde van de aardbeving bij Huizinge, nog geen eigenaar van de woning waren en omdat er tussen het moment dat eisers eigenaar zijn geworden en 1 januari 2019 geen beving met een grondsnelheid ter plaatse van de woning van minimaal 2,9 mm/s heeft plaatsgevonden.
3.1.
Bij zijn besluitvorming bepaalt verweerder volgens de methode van Atlas voor gemeenten (Atlas) de bevingsgeschiedenis, waarbij de magnitude van een beving omgerekend wordt naar grondsnelheid op een bepaalde locatie. Met de methode van Atlas wordt de waardedaling berekend per zespositiepostcodegebied. De waardedaling wordt enerzijds gebaseerd op een ‘algemeen’ imago-effect en anderzijds op het aantal significante bevingen. Een significante beving betreft een beving met een minimale grondsnelheid van 2,9 mm/s die zich heeft voorgedaan in het betreffende postcodegebied tussen 16 augustus 2012 en 1 januari 2019.
3.2.
De keuzes die ten grondslag liggen aan de methode van Atlas zijn door de meervoudige kamer van deze rechtbank in de uitspraak van 1 november 2021, voldoende ruimhartig en aanvaardbaar geacht. [1]
4. Ter zitting heeft de rechtbank met eisers besproken tegen welke onderdelen van de bestreden besluiten de beroepen zich richten. Hieruit is naar voren gekomen dat eisers zich, anders dan uit de gronden van beroep naar voren kwam, inhoudelijk niet verzetten tegen het hanteren door verweerder van de methode van Atlas en de verwerking van die methode in de procedure en werkwijze van verweerder. Wel stellen zij dat een individuele benadering geboden is die door maatwerk recht doet aan specifiek hun situatie. Ten onrechte, aldus eisers, heeft verweerder in de bestreden besluiten niet voor een dergelijke individuele benadering gekozen.
5. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5.1
De rechtbank overweegt dat verweerder in dit geval overeenkomstig de procedure en werkwijze heeft besloten. Eisers waren op 16 augustus 2012 nog een eigenaren van de woning. Nadien heeft zich ter plaatse van de woning geen beving met een minimale grondsnelheid van 2,9 mm/s voorgedaan. De zwaarste bevingen met effect op de woning (beving bij Scharmer op 30 december 2014 en de beving bij Zeerijp van 8 januari 2018) leidden op de locatie van de woning tot trillingssnelheden van respectievelijk 1,07 en 0,96 mm/s. De rechtbank verwijst naar het overzicht op pagina 12 van het verweerschrift.
5.2
Uit de omvang van het geschil, zie onder 4, volgt dat beoordeeld moet worden of zich bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voordoen die nopen tot afwijking van de procedure en werkwijze van verweerder. Artikel 4:84 van de Awb is van toepassing omdat de procedure en werkwijze, zie de bovengenoemde uitspraak van 1 november 2021, als beleid aangemerkt dient te worden.
6.1
Eisers hebben naar voren gebracht dat bij de aankoop van de woning geen sprake was van schade. Zij wisten niet dat het huis in het aardbevingsgebied lag, zodat dit aspect geen rol speelde bij de aankoop in 2014 – laat staan dat ter sprake is gekomen dat de verkoper, als eigenaar ten tijde van de aardbeving van Huizinge, recht zou kunnen hebben op vergoeding van imagoschade, aldus eiser Swarts.
6.2
Verweerder voert aan dat uit het door Atlas uitgevoerde onderzoek, zie het rapport ‘Zeven bewogen jaren’, blijkt dat het algemene imago-effect inhoudt dat de beving van Huizinge van 16 augustus 2012 direct heeft geleid tot een algemene waardedaling.
6.3
De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder. Uit genoemd onderzoek komt duidelijk naar voren dat de huizenprijzen in het effectgebied kort na genoemde beving een daling laten zien. Deze algemene waardedaling wordt vervolgens meegenomen in de onderhandelingen voor een woningtransactie. De algemene markttendens heeft op die manier ook invloed gehad op de prijs die overeengekomen is bij de verkoop/koop van de woning per 14 oktober 2014. Of eisers zich hiervan wel of niet bewust waren, brengt hierin geen verandering.
6.4
In dit verband merkt de rechtbank op dat de vorige eigenaren in beginsel aanspraak kunnen maken op de vergoeding van waardevermindering door het algemene imago-effect. Het is dus niet zo dat ten aanzien van deze woning compensatie niet aan de orde is, maar dit is afhankelijk van het eigenaarschap op 16 augustus 2012.
7.1
Eisers wijzen op de fysieke schade aan de woning die inmiddels is opgetreden.
7.2.
Verweerder stelt dat fysieke schade aan de woning, op zichzelf niet betekent dat op die locatie ook waardedaling is opgetreden. De waardedalingsvergoeding is ter compensatie van de schade die ontstaat doordat een gemiddelde koper minder over heeft voor een woning in het risicogebied. Met het bestaan van fysieke schade hoeft geen rekening te worden gehouden, omdat uit het onderzoek van Atlas naar voren is gekomen dat schade aan een woning op zichzelf geen verlagend effect heeft op de waarde.
7.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder overtuigend onderbouwd dat fysieke schade niet zonder meer een lagere huizenprijs tot gevolg heeft. Uit het onderzoek dat verweerder heeft laten verrichten, blijkt dat de waarde van een woning met herstelde fysieke schade niet lager is dan die van een woning die geen fysieke schade heeft geleden.
7.4
Uit het voortgaande onderzoek is voorts evenmin gebleken dat fysieke schade die is opgetreden ná de peildatum van 1 januari 2019, wel tot waardedaling heeft geleid. Ook hiervoor geldt dat, zodra herstel van de schade heeft plaatsgevonden, geen sprake is van een effect op de huisprijs.
7.5
Dit betekent dat er geen sprake is van waardedaling, zodat er geen grond is voor vergoeding.
8. Gelet op het voorgaande doen zich geen bijzondere omstandigheden voor op grond waarvan verweerder van het beleid had behoren af te wijken. Hetgeen eisers hebben aangevoerd over de WOZ-waarde van de woning laat de rechtbank onbesproken omdat dit pas van belang zou zijn als er een vergoeding diende te worden verstrekt.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2022.
rechter
De griffier is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Hierin legt u uit waarom u het er niet mee eens bent. U moet het hoger beroep indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage
Procedure en werkwijze van het Instituut Mijnbouwschade Groningen
Artikel 3.2. Methode tot begroting waardedaling
1. Het Instituut begroot de omvang van de waardedaling van een woning met toepassing van de methode die is beschreven in het onderzoek van Atlas voor gemeenten (J. Poort e.a., ‘Zeven bewogen jaren’, Atlas voor gemeenten, oktober 2019).
2. Bij de toepassing van de methode uit het eerste lid, volgt het Instituut de adviezen van de Adviescommissie waardedaling woningen aardbevingsgebied Groningen, met inachtneming van hetgeen overigens in dit hoofdstuk is bepaald.
Artikel 3.3. Peildatum
1. Het Instituut hanteert voor het bepalen van de omvang van de waardedaling 1 januari 2019 als peildatum.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1, hanteert het Instituut voor het bepalen van de omvang van de waardedaling de datum van notariële levering van de eigendom van een woning indien die levering heeft plaatsgevonden na 16 augustus 2012 maar voor de peildatum.
Artikel 3.4. Omvang van de waardedaling
1. De waardedaling wordt bepaald aan de hand van een vergelijking van de waarde van de woning op de peildatum met de waarde die de woning zou hebben gehad zonder het effect van bodembeweging door mijnbouwactiviteiten op de peildatum.
2. Het Instituut gaat voor de waarde van de woning met het effect van bodembeweging uit van de WOZ-waarde zoals die is vastgesteld voor de peildatum. (…)
(…)
5. Het Instituut hanteert voor het bepalen van het percentage van de waardedaling van een woning het percentage dat volgt uit de methode van Atlas voor gemeenten, waarbij wordt uitgegaan van het model met bevingen van 2,9 mm/s of meer, te vermeerderen met eenmaal de standaardfout in verband met eventuele individuele verschillen of onzekerheden.
6. Het Instituut houdt bij het bepalen van de waardedaling van de woning die toekomt aan de aanvrager, rekening met de zakenrechtelijke positie van de aanvrager ten opzichte van de woning, waaronder de periode waarin de eigenaar die woning in eigendom had en de waardedaling die gedurende deze periode is opgetreden, het gedeelte van de eigendom dat aan de aanvrager toebehoort en of de aanvrager de eigendom van de woning heeft.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Voetnoten

1.Rechtbank Noord-Nederland 1 november 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:4668.