De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en 2 wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de hoogte van de op te leggen taakstraf te matigen, te weten tot 60 uren. De landelijke oriëntatiepunten zien op de situatie van het telen terwijl veroordeling volgt voor het opzettelijk aanwezig hebben. De rol van verdachte sluit aan bij medeplichtigheid, hetgeen een derde strafvermindering oplevert. Voorts is evident dat door anderen misbruik is gemaakt van verdachte gelet op zijn financiële situatie.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 464 hennepplanten in zijn woning. Dat is een forse hoeveelheid verdovende middelen, kennelijk bestemd voor de (ontoelaatbare) handel daarin. Het is een feit van algemene bekendheid dat softdrugs schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Bovendien zijn met de handel in softdrugs aanzienlijke financiële belangen gemoeid en worden grote winsten behaald. Daarbij komt dat deze niet zelden hand in hand gaan met geweld, bedreigingen en ripdeals. Aan dergelijke feiten medewerking verlenen, op welke manier dan ook, is laakbaar en kan verdachte worden verweten. Voorts levert een kwekerij waarbij de elektrische installatie ondeskundig is aangelegd (brand)gevaar op voor de omgeving. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 14 maart 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder, anders dan door een strafbeschikking, wegens een strafbaar feit is veroordeeld.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft, omdat een reclasseringsrapport ontbreekt, geen onafhankelijke visie op de persoon van verdachte gekregen. Daarom zal de rechtbank uitgaan van hetgeen verdachte over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verklaard bij de politie en ter terechtzitting.
Verdachte heeft ingestemd met het in zijn woning telen van hennep vanwege zijn moeilijke financiële situatie. Verdachte heeft momenteel geen inkomen uit werk of een uitkering. Hij leeft van geldleningen van zijn partner, haar kinderen en zijn familie. Ook heeft hij na het aantreffen van de hennepkwekerij bij een bank een lening van € 25.000,00 verkregen.
Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachtes financiële situatie op dit moment nog niet is verbeterd.
LOVS
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechters ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (verder: LOVS) ontwikkeld. Voort het telen van hennep (tussen de 100 en 500 hennepplanten) is het landelijke oriëntatiepunt een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand.
Op te leggen straf
Ondanks dat het landelijke oriëntatiepunt van het LOVS uitgaat van telen en de rechtbank komt tot de (enkele) bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten ziet de rechtbank geen redenen om af te wijken van het oriëntatiepunt.
Uit de wet (artikel 11, tweede lid, van de Opiumwet) volgt geen aanknopingspunt in verschil in strafwaardigheid van handelen nu voor zowel het opzettelijk telen als het opzettelijke aanwezig hebben van hennep eenzelfde strafmaximum is vastgesteld. Daarbij komt dat de hennepkwekerij professioneel is ingericht waarbij er in twee van de drie kweekruimtes sprake was van CO₂-verrijking om de hennepopbrengst (met twintig procent meeropbrengst) te optimaliseren.
De rechtbank is (ook overigens) van oordeel dat een voorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zouden worden. De rechtbank acht het van belang dat wordt voorkomen dat verdachte zich opnieuw, vanwege zijn financiële situatie, schuldig maakt aan een dergelijk strafbaar feit.
De rechtbank ziet in de ernst van het bewezen verklaarde eveneens aanleiding om een taakstraf op te leggen conform het hiervoor genoemde oriëntatiepunt.