ECLI:NL:RBNNE:2022:2376

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
184469
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor medische behandeling van minderjarigen in het kader van diagnostisch onderzoek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 11 juli 2022 een beschikking gegeven over vervangende toestemming voor medische behandeling van minderjarigen. Het verzoek is ingediend door het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, hierna te noemen de GI, voor het uitvoeren van diagnostisch onderzoek bij vijf minderjarigen, waarvan de oudste twaalf jaar is. De ouders van de kinderen hebben het ouderlijk gezag, maar de vader heeft toestemming geweigerd voor de medische behandeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen onder toezicht zijn gesteld en dat er signalen zijn van opgelopen trauma's bij de minderjarigen, wat de noodzaak voor de behandeling onderstreept. De kinderrechter overweegt dat, hoewel de toestemming van de ouders vereist is, in dit geval vervangende toestemming kan worden verleend omdat de kinderen jonger zijn dan twaalf jaar en de behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor hun gezondheid af te wenden. De kinderrechter heeft ook overwogen dat voor de oudste minderjarige, die twaalf jaar is, niet kan worden vastgesteld of zij in staat is tot een redelijke waardering van haar belangen, maar dat het in haar belang is dat de behandeling snel kan starten. De kinderrechter verleent daarom vervangende toestemming voor het diagnostisch onderzoek, maar wijst het verzoek om toestemming voor toekomstige behandelingen af, omdat deze niet voldoende concreet zijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/184469 / JE RK 22-416
Datum uitspraak: 11 juli 2022
Beschikking van de kinderrechter over vervangende toestemming medische behandeling
in de zaak van
het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
gevestigd te Leeuwarden, hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige 1],
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige 2],
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige 3],
[minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige 4],
[minderjarige 5], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige 5],
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats],
[de vader]
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats].

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 9 juni 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde dag.
1.2.
Op 28 juni 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de zitting met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord is:
- [vertegenwoordiger van de GI], namens de GI.
1.3.
[minderjarige 1], de moeder en de vader zijn opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.2.
Bij beschikking van 28 april 2022 zijn de kinderen onder toezicht gesteld tot 28 april 2023.
2.3.
De vader heeft toestemming geweigerd voor de medische behandeling van de kinderen.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt vervangende toestemming te verlenen voor de medische behandeling van de kinderen. Deze medische behandeling betreft het opstarten van diagnostisch onderzoek bij [hulpverleningsinstantie] en de daaruit voortvloeiende behandelingen. De GI vindt het met name van belang dat de hulpverlening voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zo snel mogelijk wordt opgestart. Voor [minderjarige 1] is het nodig dat er diagnostisch onderzoek wordt uitgevoerd en er behandeling wordt opgestart in de vorm van traumaverwerking. Op dit moment is er een vermoeden van een posttraumatische stressstoornis. [minderjarige 1] denkt vaak dat zij ernstig ziek is en zij zit erg met haar gevoelens in de knoop. Ook bij [minderjarige 2] zijn er signalen van een opgelopen trauma. Hij heeft regelmatig woedeaanvallen en het is van belang dat [hulpverleningsinstantie] uitzoekt waar zijn gedrag vandaan komt. De GI acht het daarnaast ook voor de andere kinderen van belang dat [hulpverleningsinstantie] diagnostisch onderzoek gaat uitvoeren. [minderjarige 3] is bijvoorbeeld snel verdrietig en huilt veel, terwijl [minderjarige 4] en [minderjarige 5] 's nachts niet meer zindelijk zijn en eerder wel. Ook wordt [minderjarige 5] regelmatig in paniek wakker 's nachts.
3.2.
De betrokken jeugdzorgwerker heeft geprobeerd om de vader ertoe te bewegen om zijn toestemming te geven en een samenwerking op te starten, echter houdt de vader de deur voor de hulpverlening dicht. Uit het contact dat de jeugdzorgwerker met de vader heeft gehad, komt naar voren dat de vader niet bereid is om aan een vorm van hulpverlening mee te werken.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 1:265h, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter vervangende toestemming verlenen voor de medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar, indien behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden en de ouder die het gezag uitoefent zijn toestemming daarvoor weigert. Op grond van het tweede lid van voornoemd artikel is het eerste lid van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een medische behandeling van een minderjarige van twaalf jaar of ouder die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake.
4.2.
De kinderrechter overweegt dat voor een uitleg van het begrip medische behandeling aansluiting dient te worden gezocht bij de begripsomschrijving zoals deze staat opgenomen in de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO), en daarmee in artikel 7:446 en verder. Artikel 7:446 BW bepaalt, voor zover hier van belang, dat onder handelingen op het gebied van de geneeskunst wordt verstaan alle verrichtingen – het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen – ertoe strekkende een persoon van een ziekte te genezen, een persoon voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen.
4.3.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling op de zitting is naar het oordeel van de kinderrechter gebleken dat de beoogde behandeling van de kinderen onder de hiervoor genoemde begripsomschrijving valt en zodoende kan worden aangemerkt als een medische behandeling. De beoogde behandeling is er immers op gericht om zicht te krijgen op opgelopen trauma's en de algehele ontwikkeling van de kinderen, zodat duidelijk wordt welke hulpverlening voor de kinderen geïndiceerd is. Daarnaast heeft de GI desgevraagd ter zitting toegelicht dat alle kinderen verschillende signalen laten zien, waardoor er een vermoeden bestaat dat zij te kampen hebben met een opgelopen trauma. De kinderrechter is daarmee van oordeel dat de medische behandeling van de kinderen noodzakelijk is om ernstig gevaar voor hun (psychische) gezondheid af te wenden.
4.4.
Nu [de minderjarigen 2, 3, 4 en 5] jonger zijn dan twaalf, zal de kinderrechter vervangende toestemming verlenen, die de toestemming van de vader vervangt, voor het uitvoeren van diagnostisch onderzoek bij [hulpverleningsinstantie].
4.5.
Ten aanzien van [minderjarige 1] ziet de kinderrechter zich echter voor een dilemma gesteld. Uit artikel 1:265h van het Burgerlijk Wetboek komt naar voren dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen de minderjarige die jonger is dan twaalf en een ouder kind. Dit onderscheid hangt samen met de rechtspositie van de minderjarige in verband met zijn medische behandeling zoals geregeld in de WGBO. Hoewel uit artikel 7:450 BW volgt dat voor de behandeling van een minderjarige van twaalf tot zestien jaar tevens de toestemming van de ouder(s) met gezag is vereist, kan deze verrichting ook zonder deze toestemming worden uitgevoerd wanneer deze noodzakelijk is om ernstig nadeel voor de patiënt te voorkomen en indien de patiënt de behandeling ook na de weigering van de ouder(s) weloverwogen blijft wensen. Dit brengt met zich dat [hulpverleningsinstantie] zonder de toestemming van de vader zou kunnen starten met het uitvoeren van diagnostisch onderzoek, wanneer [minderjarige 1] deze behandeling weloverwogen wenst aan te gaan. Gelet op het feit dat [minderjarige 1] niet op de zitting is verschenen en ook in het verzoekschrift niet de mening van [minderjarige 1] is opgenomen, kan de kinderrechter niet vaststellen of zij de beoogde behandeling wenst en of zij voldoende in staat kan worden geacht om tot een redelijke waardering van haar belangen te komen. Ondanks het feit dat de kinderrechter daarmee niet kan toetsen of aan de criteria uit artikel 1:265h tweede lid BW wordt voldaan, acht de kinderrechter het in het belang van [minderjarige 1] dat haar behandeling (diagnostiek) zo snel mogelijk kan starten. De kinderrechter overweegt voorts dat, gelet op het verleden en haar opvoedingssituatie, niet van [minderjarige 1] verwacht moet worden dat zij zelf hierin een knoop doorhakt, laat staat dat tevens (nog) niet vastgesteld is of eventuele loyaliteitsproblemen of traumagerelateerde problematiek hieraan in de weg staan. De kinderrechter zal daarom ook vervangende toestemming verlenen ten aanzien van de behandeling van [minderjarige 1].
Ten aanzien van de aanvullende behandelingen
4.6.
De GI heeft voorts verzocht om vervangende toestemming te verlenen voor de behandelinterventies die uit het diagnostisch onderzoek bij de kinderen zullen voortkomen. De kinderrechter overweegt dat het voor het verlenen van vervangende toestemming op grond van artikel 1:265h BW is vereist dat de beoogde medische behandeling voldoende concreet en specifiek is. Het verlenen van vervangende toestemming voor toekomstige behandelingen, waarvan op dit moment onduidelijk is waaruit deze precies zullen bestaan, geeft als het ware een carte blanche aan de GI en valt niet onder de reikwijdte van dit artikel. De kinderrechter zal daarom dit deel van het verzoek van de GI afwijzen

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent vervangende toestemming voor de medische behandeling van [de minderjarigen 1, 2, 3, 4 en 5], inhoudende: het uitvoeren van diagnostisch onderzoek bij [hulpverleningsinstantie];
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af
Deze beschikking is gegeven door mr. S.T. Kooistra, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Boon als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.