ECLI:NL:RBNNE:2022:2495

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
LEE 21/3633
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. dr. S. Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming in faunaschade; onzorgvuldige voorbereiding en vergewisplicht

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland de beroepen van eiseres, een maatschap uit Jirnsum, tegen de besluiten van het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân over tegemoetkoming in faunaschade. De rechtbank behandelt de beroepen gezamenlijk vanwege de samenhang tussen de zaken. De besluiten van 15 oktober 2020, waarbij de aanvragen zijn toegewezen, zijn door verweerder in de bestreden besluiten van 7 oktober 2021 gehandhaafd. Eiseres stelt dat de besluiten onzorgvuldig zijn voorbereid en dat de taxateur niet volgens de geldende protocollen heeft gehandeld. De rechtbank constateert dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht en dat de taxatierapporten gebrekkig zijn. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en stelt zelf de hoogte van de tegemoetkoming vast op € 4.704,16 voor de aanvraag binnen het foerageergebied en € 1.420,67 voor de aanvraag buiten het foerageergebied. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 21/3633 en 21/3634

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2022 in de zaak tussen

Mts. [naam maatschap] , uit Jirnsum, eiseres

(gemachtigde: mr. J.J. van Heijningen),
en

het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân (verweerder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres over de besluiten op haar aanvragen voor tegemoetkoming in faunaschade.
2. Verweerder heeft deze aanvragen met de besluiten van 15 oktober 2020 toegewezen en de schade bepaald op € 1.995,84 respectievelijk € 2.079,64. Met de bestreden besluiten van 7 oktober 2021 op de bezwaren van eiseres is verweerder bij zijn besluiten over de hoogte van de tegemoetkoming gebleven.
3. De rechtbank behandelt de beroepen van eiseres gezamenlijk vanwege de samenhang tussen de beide zaken. De rechtbank heeft de beroepen op 3 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam vertegenwoordiger maatschap] als vertegenwoordiger van eiseres en de gemachtigde van eiseres. Namens verweerder is zonder kennisgeving niemand verschenen. Verweerder is uitgenodigd bij aangetekende brief, die volgens de administratie van PostNL op 12 mei 2022 door verweerder in ontvangst is genomen.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder de hoogte van de tegemoetkoming in de door eiseres geleden faunaschade correct en op de juiste wijze heeft vastgesteld in de bestreden besluiten. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen gegrond zijn
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres voert, kort samengevat weergegeven, het volgende aan. De bestreden besluiten zijn onzorgvuldig voorbereid en gebaseerd op een ondeugdelijke en onjuiste motivering. De besluiten zijn daarom genomen in strijd met artikel 3:2 gelezen in samenhang met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De taxateur die verweerder heeft ingeschakeld, heeft gehandeld in strijd met de ‘Protocollen en richtlijnen taxaties faunaschade’ zoals deze zijn vastgesteld op 1 april 2019. Eiseres wijst in het bijzonder op punt 3.2 en 3.4 uit het protocol taxaties faunaschade. De reactie van de taxateur op de zienswijze van eiseres voorafgaand aan de primaire besluiten is onjuist en het bestreden besluit bevat (feitelijke) onjuistheden. De stelling dat het taxatierapport van DLV Advies onbruikbaar zou zijn, klopt niet. In de bestreden besluiten komen onduidelijkheden naar voren omtrent de percelen waarop de taxatie zich richt. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de ‘huiskavel’ en de ‘veldkavel’ aan de [locatie]. Eiseres betoogt dat de taxatie van DLV Advies gevolgd moet worden omdat de taxateur die verweerder heeft ingeschakeld, de oppervlakte van de percelen onjuist heeft vastgesteld en daardoor de schade te laag heeft berekend.
7. Verweerder heeft niet gereageerd op de beroepsgronden.
8. De rechtbank overweegt als volgt.
8.1.
Eiseres voert terecht aan dat de taxateur die verweerder heeft ingeschakeld, het taxatieprotocol niet heeft nageleefd: in het dossier bevinden zich geen bezoeksrapporten met de bevindingen van de taxateur per bezoek (paragraaf 3.2) en de vertegenwoordiger van eiseres is niet in de gelegenheid gesteld om bij de eindtaxatie aanwezig te zijn (paragraaf 3.4).
8.2.
De taxatierapporten zijn het resultaat van deze gebrekkige procedure. De gegevens in die rapporten zijn vanwege die gebreken niet controleerbaar. Ook bevatten de rapporten alleen oppervlaktecijfers, maar is niet vastgelegd hoe de taxateur tot die oppervlaktecijfers is gekomen. In een reactie op de zienswijzen van eiseres wordt gesteld dat sprake was van muizenschade, maar uit de rapporten blijkt niet waar dat het geval was en hoe groot die schade was. Het is dus niet duidelijk welke oppervlakte aan muizenschade van de totale oppervlakte is afgetrokken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet voldaan aan zijn vergewisplicht, die is vastgelegd in artikel 3:9 van de Awb. Omdat de rapporten geen afdoende motivering bevatten van de hoogte van de schade en de protocollen niet zijn gevolgd bij de totstandkoming daarvan, kon verweerder voor de motivering van zijn bestreden besluiten niet volstaan met een verwijzing naar die rapporten. De bestreden besluiten zijn daarom genomen in strijd met artikel 3:49 van de Awb. Omdat de bestreden besluiten daarmee eveneens ondeugdelijk zijn gemotiveerd zijn zij tevens genomen in strijd met artikel 7:12 van de Awb.
8.3.
Deze beroepsgrond slaagt.
8.4
Eiseres heeft een taxatierapport laten opstellen door DLV Advies. In de bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat dit rapport niet bruikbaar is. Eiseres heeft dit standpunt in haar beroepschrift gemotiveerd weersproken en verweerder heeft hier niet op gereageerd. Omdat de rechtbank geen reden heeft om te twijfelen aan de juistheid van het taxatierapport van DLV Advies, gaat ze daarom van dat rapport uit. Tijdens de schorsing van de behandeling van het beroep ter zitting heeft eiseres op grond van het taxatierapport van DLV Advies een berekening gemaakt van de totale schade, verminderd met het eigen risico. Verweerder heeft de juistheid van deze berekening niet weersproken. De rechtbank ziet ook overigens geen reden om te twijfelen aan de juistheid van die berekening. De rechtbank zal deze berekening daarom volgen.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepen zijn gegrond omdat de bestreden besluiten zijn genomen in strijd zijn met de artikelen 3:9, 3:49 en 7:12 van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom de bestreden besluiten voor zover daarbij de bezwaren tegen de hoogte van de tegemoetkoming in faunaschade ongegrond zijn verklaard. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing en bepaalt dat de tegemoetkoming in faunaschade schade, conform de bovengenoemde berekening, als volgt wordt vastgesteld. Voor de aanvraag binnen het foerageergebied (nr. TKA 100979, beroep LEE 21/3633) stelt de rechtbank de tegemoetkoming vast op € 4.704,16. Voor de aanvraag buiten het foerageergebied (nr. TKA 103501, beroep LEE 21/3634) stelt de rechtbank de tegemoetkoming vast op € 1.420,67. Het huiskavel is niet bij de aanvraag betrokken en eiseres heeft in haar beroepschrift (onder punt 17.) aangegeven dat zij daar geen bezwaar tegen heeft. De rechtbank kan daarom geen tegemoetkoming in schade op dat kavel toekennen.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bevat een bedrag van € 1.518,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Daarnaast komen op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht de volgende kosten, die door verweerder niet zijn weersproken, voor vergoeding in aanmerking. Reiskosten op basis van de kosten van openbaar vervoer 2e klasse: 2 x € 14,95 enkele reis. Verletkosten: vier uren met een tarief van € 75,- per uur, in totaal € 300,-. Voor het opmaken van een taxatierapport door DLV komt een bedrag van € 250,- voor vergoeding in aanmerking. In totaal stelt de rechtbank de proceskostenvergoeding vast op € 2.097,90.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de besluiten van 7 oktober 2021 voor zover daarbij de bezwaren van eiseres ongegrond zijn verklaard;
- herroept het besluiten van 15 oktober 2020 voor zover daarin de hoogte van de tegemoetkoming in faunaschade is vastgesteld;
- stelt de tegemoetkoming in faunaschade binnen het foerageergebied (nr. TKA 100979, beroep LEE 21/3633) vast op € 4.704,16; stelt de tegemoetkoming in faunaschade buiten het foerageergebied (nr. TKA 103501, beroep LEE 21/3634) vast op € 1.420,67 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van de besluiten;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 360,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.097,90 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. dr. S. Dijkstra, rechter, in aanwezigheid van mr. T.C.A. Hofman-Aupers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.