Op 24 juni 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoekster had op 2 mei 2022 een verzoek tot wraking ingediend tegen de rechters mr. H.J. Idzenga en mr. C.W. Couperus-van Kooten, die betrokken waren bij een eerdere procedure met zaaknummer C/18/21372 KG RK 22-16. Dit verzoek volgde op een eerdere wraking die op 18 maart 2022 was ingediend tegen kinderrechter mr. S.T. Kooistra, welke door de wrakingskamer op 29 maart 2022 ongegrond was verklaard. Tijdens de zitting van 17 juni 2022 was verzoekster aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, maar de gewraakte rechters waren niet verschenen.
De wrakingskamer overwoog dat het wrakingsverzoek niet voldeed aan de formele vereisten, aangezien het verzoek was ingediend nadat de behandeling van de zaak door de rechters was geëindigd met een einduitspraak. De wrakingskamer stelde vast dat er op het moment van indienen van het verzoek geen behandelende rechters meer waren in de zin van het wrakingsprotocol en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk moest worden verklaard.
De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd geen rechtsmiddel tegen de uitspraak open gesteld. De gewraakte rechters werden niet in hun functie vervangen, en verzoekster werd in haar verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van de tijdigheid en de formele vereisten bij het indienen van wrakingsverzoeken.