ECLI:NL:RBNNE:2022:2693

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
18/265832-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van poging tot zware mishandeling, vernieling en dwang met bijzondere voorwaarden

Op 21 juli 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2008, die werd beschuldigd van medeplegen van poging tot zware mishandeling, vernieling en dwang. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De zaak betreft een incident op 29 september 2021 in Burgum, waar de verdachte samen met medeverdachten het slachtoffer heeft opgewacht en mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en haar medeverdachten met voorbedachte rade handelden en dat hun gedragingen gericht waren op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging van diefstal met geweld, omdat niet bewezen kon worden dat er een oogmerk was om de telefoon wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de ouders van de verdachte hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schadevergoeding. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en de noodzaak van behandeling en begeleiding.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/265832-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 juli 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 juli 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.M.J.C. van Lee, advocaat te Donkerbroek. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 september 2021 te Burgum, gemeente Tytsjerksteradiel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (-zakelijk weergegeven -) die [slachtoffer] op te wachten en/of in te sluiten/de vrije doorgang te beletten en/of in een hoek te drijven en/of
(meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en)) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan en/of tegen het hoofd en/of in het kruis, althans (/en/of (elders) op en/of tegen) het lichaam, te schoppen en/of met een stok in/tussen/tegen de billen, althans het lichaam, te prikken/slaan;
2.
hij op of omstreeks 29 september 2021 te Burgum, gemeente Tytsjerksteradiel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk (en met voorbedachten rade) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (die [slachtoffer]) meermalen en/of met kracht en/of met geschoeide voet in het kruis en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 september 2021 te Burgum, gemeente Tytsjerksteradiel openlijk, te weten, op/aan/bij (de) Elingsloane, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer] en/of zijn fiets en/of (school)tas (met inhoud) door (- zakelijk weergegeven -) die [slachtoffer] van zijn fiets af te trappen/trekken en/of mee te voeren en/of in te sluiten/de vrije doorgang te beletten en/of in een hoek te drijven en/of (meermalen en/of met kracht) op en/of tegen hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam (waaronder het kruis) te slaan en/of te schoppen en/of met een schaar, althans een scherp/puntig voorwerp, in de
achterband van de fiets te prikken/steken en/of tegen de kettingkast te schoppen en/of het ventiel los te draaien en/of d(i)e (school)tas leeg te gooien en/of in de bosjes te hangen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 september 2021 te Burgum, gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (met voorbedachten rade)
[slachtoffer] heeft mishandeld door hem meermalen en/of met kracht op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam (waaronder het kruis) te slaan en/of te schoppen en/of met een stok in/op het lichaam (de billen) te prikken/slaan;
3.
hij op of omstreeks 29 september 2021 te Burgum, gemeente Tytsjerksteradiel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon en/of een fiets en/of kleding (een t-shirt) en/of een (school)tas (met inhoud (waaronder een Ipad)), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op of omstreeks 29 september 2021 te Burgum, gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer],
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, (/[slachtoffer]) wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten zich uit te kleden/van zijn kleding te ontdoen (op zijn onderbroek na) en/of aan (een) schoen(en) te likken en/of te dulden dat met een stok in/of tussen zijn billen wordt geprikt, door (- zakelijk weergegeven -) hem op te wachten en/of mee te voeren en/of in te sluiten/de vrije doorgang te beletten en/of in een hoek te drijven en/of (telkens) bloot te stellen aan fysiek geweld ((door)(/) hem (telkens) (meermalen en/of met
kracht) te slaan en/of te schoppen) en/of (daarmee) een zeer onveilige en/of (be)dreigende situatie voor hem te doen ontstaan/scheppen;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1., 2. primair, 3. en 4. ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de vier feiten die zijn ten laste in haar optiek één feitencomplex opleveren, te weten openlijk geweld, zoals ten laste gelegd onder feit
2. subsidiair. De raadsvrouw is van mening dat verdachte dan ook dient te worden vrijgesproken van het onder 1., 2. primair en 4. ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 1. heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het oogmerk om de telefoon toe te eigenen ontbreekt. Het ging niet om het afnemen van de telefoon en het geweld was daar ook niet op gericht. Bovendien is het wegmaken van de telefoon afzonderlijk ten laste gelegd onder feit 3. Ten aanzien van feit 3. heeft de raadsvrouw verder geen opmerkingen.
Ten aanzien van feit 2. primair is de raadsvrouw van mening dat het geweld niet zodanig was dat het had kunnen leiden tot zwaar lichamelijk letsel. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat haar schop tegen het hoofd van aangever niet raak was.
Verder is aangever niet constant in zijn verklaring over het schoppen tegen zijn hoofd, nu hij hier pas in zijn tweede verklaring iets over zegt en in de letselverklaring geen hoofdpijn wordt genoemd. Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat hoewel van trappen in het kruis algemeen bekend is dat dit zeer pijnlijk is, het zeer uitzonderlijk is dat dit zou kunnen leiden tot zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van feit 4. heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte hier geen bijdrage aan heeft geleverd en zich niet kan herinneren dat dat zou zijn gebeurd.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsoverweging
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte en haar medeverdachten wilden verhaal halen op [slachtoffer], omdat een medeverdachte de dag daarvoor door een vriend van [slachtoffer] zou zijn geduwd en geschopt op het station van Hurdegaryp. Zij spreken af om [slachtoffer] op te wachten op zijn route van school naar huis om hem te gaan “klappen” en te slaan. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zeggen bovendien in een WhatsApp-groep met de naam “ik ga [slachtoffer] dood maken” dat ze [slachtoffer] dood willen slaan. Deze WhatsApp-groep is door verdachte aangemaakt.
Op 29 september 2021 gaat de groep, bestaande uit verdachte en de medeverdachten
[medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], de broer van verdachte, en [medeverdachte 4] [slachtoffer] op staan wachten bij een fietstunneltje bij Hurdegaryp.
[medeverdachte 1] heeft vooraf navraag gedaan hoe laat [slachtoffer] uit school komt. Als [slachtoffer] aan komt fietsen wordt hij door [medeverdachte 3] van zijn fiets getrapt. Hierdoor komt [slachtoffer] ten val en gaat het voorlicht van zijn fiets kapot. [slachtoffer] moet vervolgens van de groep met hen mee fietsen. Ze gaan naar een stille plek aan de Elingsloane te Burgum. [slachtoffer] wordt daar door de groep in een hoek gedreven. De groep staat dan in een halve cirkel om [slachtoffer] heen. Vervolgens wordt [slachtoffer] door de groep mishandeld. [medeverdachte 3] geeft [slachtoffer] met kracht meerdere vuistslagen in het gezicht. Hij slaat [slachtoffer] meermalen op zijn wang en hij slaat [slachtoffer] met beide handen op zijn oren. [slachtoffer] voelt pijn door de vuistslagen en de klappen tegen zijn hoofd. Als gevolg van het slaan tegen zijn oren hoort [slachtoffer] een piep in zijn oren en krijgt hij enorme hoofdpijn. Op de vraag van [medeverdachte 3] “wie nu”, stapt [medeverdachte 1] naar voren. Hij geeft [slachtoffer] met kracht een vuistslag op het borstbeen, waardoor [slachtoffer] pijn voelt en gaat hyperventileren. [medeverdachte 1] slaat [slachtoffer] ook op de wang, tegen zijn hoofd en geeft hem een vuistslag tegen zijn schouder. [medeverdachte 2] geeft [slachtoffer] vuistslagen in zijn maag en een klap in zijn gezicht. [slachtoffer] moet zich van [medeverdachte 3] uitkleden. [slachtoffer] voelt zich gedwongen om zich uit te kleden, op zijn onderbroek na, omdat hij anders klappen op zijn kaak zou krijgen. Als [slachtoffer] zich heeft uitgekleed moet hij op de grond gaan zitten, met zijn benen wijd en zijn handen op de rug. [slachtoffer] wordt dan meerdere keren, met kracht, in zijn kruis geschopt door verdachte, [medeverdachte 2], en [medeverdachte 3]. Als gevolg van het trappen in zijn kruis voelt [slachtoffer] enorme pijn in zijn testikels en onderbuik. Ook trapt verdachte met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer]. Verdachte haalt verder de spullen uit de schooltas van [slachtoffer] en gooit de inhoud op de grond. Met een schaar uit [slachtoffer] zijn schooltas knipt verdachte gaten in het shirt van [slachtoffer]. [medeverdachte 2] breekt een stok af en geeft deze aan [medeverdachte 1], waarna [medeverdachte 1] met de stok tussen de billen van [slachtoffer] prikt. Ook moet [slachtoffer] meerdere keren de schoen van [medeverdachte 3] likken. [slachtoffer] doet dit, omdat hij bang is dat hij anders nog meer klappen krijgt. Voordat de groep weggaat vraagt [medeverdachte 1] aan [slachtoffer] “wat ga je thuis vertellen?” [medeverdachte 3] zegt dat [slachtoffer] 10 minuten moet wachten, voordat hij weg mag gaan. [slachtoffer] zoekt zijn spullen bij elkaar. Zijn telefoon is door de groep meegenomen en zijn fiets is vernield. De beide banden zijn leeg en lek, de ketting lag van de tandwielen af en de kettingkast was afgebroken. Ook zat het voor- en achterlicht niet meer op de fiets, zaten er gaten in het zadel en mist er een handvat van het stuur.
Vrijspraak feit 1.
De rechtbank acht de onder 1. ten laste gelegde diefstal met geweld niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Uit het dossier kan worden afgeleid dat de telefoon van aangever is afgepakt met als doel de telefoon uit te zetten om te voorkomen dat de locatie van aangever getraceerd kon worden. Vastgesteld kan worden dat de telefoon is uitgezet, meegenomen en vernield.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachten op het moment van wegneming van de telefoon geen oogmerk hadden om zich die telefoon wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1. ten laste gelegde.
feit 2. primair
De rechtbank acht, net als de officier van justitie, de onder 2. primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Verdachte heeft, samen met haar medeverdachten, aangever met voorbedachte raad gepoogd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Zij wilden met aangever afrekenen en hebben daar vooraf afspraken over gemaakt. Aangever is door de verdachten met kracht tegen zijn hoofd geschopt, meerdere malen tegen het hoofd gestompt en geslagen en met kracht in het kruis geschopt. Het hoofd en het kruis zijn kwetsbare en vitale onderdelen van het lichaam. Het is goed mogelijk dat het schoppen en stompen en slaan tegen het hoofd en het schoppen in het kruis kan leiden tot ernstig letsel, waardoor medisch ingrijpen noodzakelijk is en blijvend letsel kan ontstaan. De gedragingen van verdachte en haar medeverdachten kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm dan ook worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan dat verdachte en haar medeverdachten de kans op het desbetreffende gevolg bewust hebben aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat tussen verdachte en haar medeverdachten sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering en een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het plegen van het ten laste gelegde feit. De rechtbank acht daarom het ten laste gelegde medeplegen van een poging tot zware mishandeling bewezen.
feit 3
De rechtbank acht, net als de officier van justitie en de raadsvrouw, het onder 3. ten laste gelegde medeplegen van vernieling en/of wegmaken van de mobiele telefoon, fiets, kleding en schooltas met inhoud wettig en overtuigend te bewijzen.
feit 4
De rechtbank acht, net als de officier van justitie, het onder 4. ten laste gelegde medeplegen van een ander door geweld, bedreiging met geweld gericht tegen [slachtoffer], wederrechtelijk dwingen iets te doen en te dulden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Verdachte en haar medeverdachten hebben [slachtoffer] opgewacht en gedwongen mee te gaan naar een afgelegen plek, waar hij door de groep in een hoek gedreven werd. Vervolgens is er geweld tegen [slachtoffer] gebruikt en gedreigd met geweld en is [slachtoffer] gedwongen om zich uit te kleden, aan een schoen te likken en te dulden dat met een stok tussen zijn billen werd geprikt, waardoor er een zeer onveilige en bedreigende situatie voor [slachtoffer] is ontstaan. Verdachten zijn gezamenlijk vertrokken. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de handelingen waaruit de dwang heeft bestaan en de gebeurtenissen waartoe de aangever is gedwongen onderdeel uitmaken van het gehele feitencomplex waarin verdachte een aanzienlijk aandeel heeft gehad, en dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte van die specifieke gebeurtenissen niets heeft meegekregen. Door haar eigen handelen (zoals het schoppen in het kruis van aangever nadat hij was gedwongen zich uit te kleden) en het gezamenlijk met de medeverdachten verlaten van de plaats waar het bewezenverklaarde zich heeft afgespeeld, heeft zij zich bij het handelen van haar medeverdachten aangesloten en wel zodanig dat van een nauwe en bewuste samenwerking kan worden gesproken. Naar het oordeel van de rechtbank is er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om te komen tot een bewezenverklaring van het onder 4. ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2. primair, 3. en 4. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2. primair zij op 29 september 2021 te Burgum, gemeente Tytsjerksteradiel tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] (meermalen) met kracht en met geschoeide voet in het kruis en tegen het hoofd en (elders) op het lichaam hebben geschopt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
zij op 29 september 2021 te Burgum, gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon en een fiets en kleding (een t-shirt) en een schooltas (met inhoud waaronder een Ipad), die geheel of ten dele aan [slachtoffer] toebehoorden heeft vernield en/of weggemaakt;
4.
zij op 29 september 2021 te Burgum, gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met anderen, een ander, te weten [slachtoffer], door geweld en bedreiging met geweld gericht tegen
[slachtoffer] wederrechtelijk hebben gedwongen iets te doen en te dulden, te weten zich uit te kleden (op zijn onderbroek na) en aan een schoen te likken en te dulden dat met een stok tussen zijn billen wordt geprikt, door hem op te wachten en mee te voeren en in te sluiten en in een hoek te drijven en telkens bloot te stellen aan fysiek geweld (door) hem meermalen en met kracht te slaan en te schoppen en daarmee een zeer onveilige en bedreigende situatie voor hem te doen ontstaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

2. primair: medeplegen van poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachte raad;
3. medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan
een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd en medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegmaken;
4. medeplegen van een ander door geweld en bedreiging met geweld gericht tegen dieander, wederrechtelijk dwingen iets te doen en te dulden.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1., 2. primair, 3. en 4. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming en met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging gevorderd van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van twee jaren, inhoudende een contactverbod met aangever. Per overtreding van dit verbod acht de officier van justitie een week hechtenis op zijn plaats, tot een maximum van zes maanden. De officier van justitie heeft tevens gevorderd voornoemde maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de door de officier van justitie gevorderde taakstraf te matigen. Zij
heeft daartoe aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de jonge leeftijd en kwetsbaarheid van verdachte. Zoals is geadviseerd moet de prioriteit liggen bij diagnostiek, behandeling en schoolgang. Een taakstraf van 80 uren, waarvan de helft voorwaardelijk lijkt de raadsvrouw daarom beter passend. Ten aanzien van de gevorderde maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht heeft de raadsvrouw verzocht deze niet op te nemen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over haar opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, vernieling en dwang. Verdachte en haar medeverdachten hebben het slachtoffer opgewacht om verhaal te halen. Ze hebben het slachtoffer onder dwang meegenomen naar een stille plek. Daar aangekomen is het slachtoffer door verdachte en haar medeverdachten in een hoek gedreven, is hij geschopt en geslagen en zijn de spullen van het slachtoffer vernield en/of weggemaakt. Ook moest het slachtoffer onder dwang van de verdachten zeer vernederende handelingen ondergaan zoals zich tot op zijn onderbroek uitkleden, het meermalen aan een schoen likken en toelaten dat hij met een stok tussen zijn billen werd geprikt. Uiteindelijk zijn verdachte en haar medeverdachten vertrokken, het slachtoffer alleen achterlatend, zonder telefoon en met een kapotte fiets. Verdachte en haar medeverdachten hebben door hun handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat de gebeurtenis nog steeds een hele grote impact op het slachtoffer heeft. Verdachte heeft een belangrijke rol gespeeld in deze gebeurtenis. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank heeft daarnaast het Rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) van 14 juni 2022 in aanmerking genomen. Hieruit blijkt dat het algemeen recidive risico hoog is. Er zijn zorgen over de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van verdachte. Verdachte is cognitief een slimme meid, maar doordat zij een heftige gebeurtenis op school heeft meegemaakt lukt het haar niet om de reguliere schoolgang op te pakken. Inmiddels is verdachte gestart bij [instelling]. Hier volgt zij een behandeling, die moeizaam verloopt. Ook gaat verdachte bij [instelling] naar school. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis is de jeugdreclassering betrokken. De Raad is van mening dat deze begeleiding voor langere tijd noodzakelijk is. Verdachte heeft nog een lange weg te gaan, waarin zij ondersteuning nodig zal blijven houden vanuit de jeugdreclassering, met name om de hulpverlening te waarborgen. De prioriteit ligt bij diagnostiek, behandeling en de schoolgang. Omdat de Raad van mening is dat verdachte een directe consequentie dient te ervaren wordt geadviseerd om aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. Daarnaast wordt oplegging van een voorwaardelijke werkstraf geadviseerd, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering, het volgen van onderwijs en/of dagbesteding en meewerken aan diagnostiek en behandeling vanuit de GGZ.
Ter zitting heeft de Raad aangegeven dat verdachte speciale hulp nodig heeft. Zij heeft weinig vertrouwen in mensen om haar heen. Met de jeugdreclassering is inmiddels dat vertrouwen opgebouwd. Dit heeft meerwaarde en verdachte maakt kleine stapjes. De Raad acht het met name belangrijk dat verdachte onderwijs gaat volgen, contact heeft met leeftijdsgenootjes en dat de behandeling van de grond komt.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de ter zitting gegeven toelichting van de jeugdreclassering. De jeugdreclassering heeft aangegeven dat er in het begin met name veel is geïnvesteerd in het contact met verdachte. Verdachte volgt momenteel onderwijs bij [instelling] in combinatie met een behandeling. Dat verloopt inmiddels positief.
Tot slot heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte zeer jong is (destijds twaalf, inmiddels dertien jaar oud) en dat zij op de rechtbank een zeer kwetsbare indruk heeft gemaakt. Bij de strafoplegging staat voorop dat de noodzakelijk geachte behandeling en begeleiding van verdachte niet moet worden gehinderd door een werkstraf die de draagkracht van verdachte te boven gaat.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de strafbare feiten en de rol die verdachte daarin gespeeld heeft, een taakstraf van 120 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk, passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen. De rechtbank acht het van belang dat wordt ingezet op behandeling van verdachte, om risico op herhaling te voorkomen.
In tegenstelling tot de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om de maatregel van artikel 38v Wetboek van Strafrecht op te leggen en de dadelijk uitvoerbaarheid van de maatregel te bevelen. Uit het dossier en ter terechtzitting is onvoldoende gebleken dat sprake is van een omstandigheid als omschreven in artikel 38v vierde lid Wetboek van Strafrecht, te weten dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens het slachtoffer. Niet is gebleken dat verdachte na de schorsing van de voorlopige hechtenis door de rechter-commissaris d.d.
5 oktober 2021 zich niet heeft gehouden aan het contactverbod met het slachtoffer. Er is geen sprake van acuut gevaar en verdachte zou door oplegging van de maatregel onnodig in haar vrijheid worden beperkt. Bovendien kan in de toekomst herhaling worden voorkomen door het opleggen van een voorwaardelijke straf.
De rechtbank acht het noodzakelijk aan het voorwaardelijk deel van de taakstraf, naast de door de Raad geadviseerde voorwaarden, ook de bijzondere voorwaarde te koppelen van een contactverbod met [slachtoffer], tenzij contact noodzakelijk is in het kader van perspectief herstelbemiddeling na voorafgaande toestemming van de jeugdreclassering.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 838,37 ter vergoeding van materiële schade en € 2.000 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en geheel kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot de materiële schade verzocht de kosten voor aanschaf van beveiligingscamera’s af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is van een te ver verwijderd verband om te kunnen spreken van rechtstreekse schade. Deze situatie zou anders zijn geweest als de feiten bij de benadeelde partij thuis plaats hadden gevonden.
Oordeel van de rechtbank
De materiële schade
De rechtbank zal de materiële schade toewijzen, met uitzondering van de kosten voor de aanschaf van beveiligingscamera’s. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. De kosten van beveiligingsmaatregelen kunnen in sommige gevallen worden aangemerkt als rechtstreekse schade, indien de kosten van beveiligingsmaatregelen zijn gericht op het verminderen van gevoelens van onveiligheid ten gevolge van het misdrijf. De rechtbank is, net als de raadsvrouw, van oordeel dat in onderhavige zaak geen sprake is van rechtstreekse schade, nu het gaat om een eenmalig incident en niet is gebleken dat de benadeelde partij door de verdachten thuis is opgezocht. Bovendien was aan verdachte en haar medeverdachten een contactverbod opgelegd.
De rechtbank zal de benadeelde partij in dit gedeelte van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
De overige gestelde materiële schade van € 403,98 komt voor toewijzing in aanmerking. Dat deel van de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom voor een bedrag van € 403,98 worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2021
De immateriële schade
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade van € 2.000,00 gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2. primair, 3. en 4.
bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2021.
De aansprakelijkheid ouders verdachte
Nu verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde feit de leeftijd van veertien jaren nog niet had bereikt, wordt de vordering op grond van artikel 51g lid 4 van het Wetboek van Strafvordering geacht te zijn gericht tegen haar ouders, voor zover zij met het gezag over verdachte zijn belast. De ouder met het gezag, haar moeder, is daarom aansprakelijk voor betaling van het toegewezen bedrag.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat haar moeder naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. De rechtbank zal daarom bepalen dat de moeder van verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien de medeverdachte(n) deze al heeft/hebben betaald, en andersom.
De rechtbank zal de moeder van verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 284, 302, 303 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2. primair, 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 uren.

Bepaalt dat van deze werkstraf
een gedeelte, groot 80 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, schuldig heeft gemaakt aan de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij[instelling] op het adres [straatnaam] te Leeuwarden (telefoonnummer [telefoonnummer]) en dat zij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
dat veroordeelde gedurende de proeftijd zal meewerken aan het volgen van onderwijs/het hebben van een passende dagbesteding, zulks ter bepaling van de jeugdreclassering;
dat veroordeelde gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de jeugdreclassering dat nodig acht, zal meewerken aan diagnostiek en behandeling vanuit de GGZ of een soortgelijke instelling, zulks ter bepaling van de jeugdreclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling zullen worden gegeven;
dat veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met aangever [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, tenzij in het kader van perspectief herstelbemiddeling en na voorafgaande toestemming van de jeugdreclassering.
Draagt [instelling] op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, met uitzondering van de onder 4. genoemde bijzondere voorwaarde waarop de politie toezicht houdt.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de werkstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van de feiten 2. primair, 3. en 4.:
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt de ouder van verdachte, mevrouw [naam], hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, zij in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 september 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. N.A. Vlietstra en mr. K. Bunk, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juli 2022.